Dossier Balie Persvrijheid
De Balie Persvrijheid ondersteunt journalisten bij alle vragen die raken aan de persvrijheid. In dit dossier vind je informatie over allerlei onderwerpen. Daarnaast kun je als NVJ-lid ook de hulp inschakelen van de NVJ-juristen.
Twee grondrechten
Journalisten maken beroepshalve gebruik van de vrijheid van meningsuiting, een recht dat zowel is vastgelegd in artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) als in artikel 7 van de Grondwet (vrijheid van drukpers).
Dit houdt onder andere in dat er in beginsel geen censuur vooraf mogelijk is. Wel kan een uiting onrechtmatig zijn als een grondrecht van iemand anders wordt aangetast, namelijk het recht op bescherming van de eer en goede naam en van de privacy (artikel 8 EVRM). Deze twee grondrechten (persvrijheid en privacy) worden tegen elkaar afgewogen. Deze belangenafweging is altijd nodig, waarbij alle omstandigheden van het geval meetellen.
De journalistiek moet misstanden aan de kaak kunnen stellen en zich (in het openbaar) kritisch, informerend, opiniƫrend of waarschuwend kunnen uitlaten. Daartegenover staat het belang van individuele burgers om niet door publicaties in de pers te worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen. Zowel het Europese Hof voor de Rechten van de Mens als de Nederlandse rechter zien de vrijheid van meningsuiting als een essentiƫle bouwsteen voor een democratische samenleving, waarin de pers de vitale rol van publieke waakhond vervult. En dan gaat het natuurlijk niet altijd alleen maar om goed nieuws. De rechter neemt als uitgangspunt dat journalistieke vrijheid verder strekt dan de bescherming van een objectieve en ingetogen wijze van verslaggeving van feiten. Dat betekent dat uitingen in de pers om die reden ook schokkend, verontrustend of beledigend mogen zijn.
Publiek debat
De uitoefening van de vrijheid van meningsuiting kan worden onderworpen aan bepaalde formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties, mits deze bij wet zijn voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van (onder meer) de bescherming van de goede naam of rechten van anderen. In het kader van deze ānoodzakelijkheidstoetsā acht de rechter van groot belang of de publicatie bijdraagt aan het publiek debat. Is dat het geval, dan bestaat er weinig ruimte voor een beperking van de vrijheid van meningsuiting. Wel is er een journalistieke plicht om te goeder trouw, op basis van deugdelijk onderzocht feitenmateriaal, aan betrouwbare en nauwkeurige verslaggeving te doen die in overeenstemming is met de journalistieke ethiek.
Een uiting of publicatie kan onrechtmatig worden geacht indien het recht op privacy geschonden is en de rechter oordeelt dat het recht op vrijheid van meningsuiting daarom dient te wijken. Dit kan leiden tot een verbod op, of aanpassing van, de publicatie of uitzending, tot een rectificatie en in sommige gevallen ook tot een schadevergoeding.
De uiteindelijke beoordeling is echter aan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, de hoogste rechter die over grondrechten oordeelt. De rechtspraak van dit Europese Hof is in de Nederlandse rechtszaal bepalend.
Censuur
Censuur is het vooraf verbieden van het publiceren van informatie of meningen en is daarmee de meest vergaande restrictie die kan worden opgelegd. Een rechter zal echter zelden of nooit een journalistieke uiting van tevoren verbieden. Over het algemeen zal een publicatie pas achteraf worden verboden en dan alleen als de publicatie onrechtmatig is. In Nederland is de vrijheid van meningsuiting vastgelegd in artikel 7 van de Grondwet. Daarin staat dat niemand voorafgaand verlof nodig heeft om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. Dit geldt ook voor radio, televisie en andere media.
Offend, shock and disturb
De Britse krant The Sunday Times publiceerde in 1972 een artikel over een lopende rechtszaak tegen de fabrikanten van een kalmeringsmiddel. Deze rechtszaak was aangespannen door een groep vrouwen die het middel tijdens hun zwangerschap hadden gebruikt, wat had geleid tot afwijkingen bij hun kinderen. De krant publiceerde hierover en kondigde nog een artikel aan. De fabrikanten vroegen de Britse rechter het artikel te verbieden omdat dit nadelige invloed kon hebben op de lopende rechtszaak. De rechter wees het verbod toe. The Sunday Times stapte daarop naar het Europees Hof van de Rechten van de Mens en die oordeelde dat het publicatieverbod niet was toegestaan.
Het arrest uit 1979 is vandaag de dag nog steeds relevant omdat het hof hierin voor het eerst oordeelt dat de uitingsvrijheid er niet alleen is voor welgevallige informatie en ideeĆ«n, maar ook voor inlichtingen en denkbeelden die ergeren, shockeren en verwarring zaaien (āoffend, shock and disturbā). Zowel in Europese als in Nederlandse rechtspraak wordt dit uitgangspunt nog steeds aangehaald. Want, aldus het hof, zonder pluriformiteit, tolerantie en een āopen mindā is er geen sprake van een democratische samenleving. Deze uitgangspunten zijn juist voor de pers van groot belang omdat die schokkende informatie en ideeĆ«n kan (en soms moet) verspreiden.
Publiek debat
Bij de beoordeling van de rechtmatigheid van een publicatie is mede van belang of de publicatie bijdraagt aan het publieke debat omtrent een maatschappelijk relevante kwestie. Uit de rechtspraak blijkt dat publicaties over onderwerpen van publiek belang een zware bescherming verdienen. Dat zijn publicaties over bijvoorbeeld het blootleggen van ernstige misstanden, berichtgeving over overheden, politici en andere maatschappelijk relevante of actuele zaken. Simpel gezegd: nieuws.
Publicaties over het functioneren van een politicus behoren altijd tot het publieke debat, maar berichtgeving over hun privƩleven vrijwel nooit, tenzij de onthulde feiten het werk als politicus raken.
Belangenverstrengeling
Het tijdschrift Quote publiceerde in 2019 een artikel met de titel āGeldeiser legt beslag op bedrijf VVD-senatorā. Het artikel gaat over de mogelijke belangenverstrengeling van het Eerste Kamerlid Anne-Wil Duthler van de VVD. Zij zou onvoldoende onderscheid maken tussen haar verschillende functies als senator, ondernemer en advocaat. Duthler vond dat het artikel inbreuk maakte op haar persoonlijke levenssfeer en eiste bij de rechter een rectificatie en schadevergoeding. Die kreeg ze niet. Het artikel maakte volgens de rechter weliswaar inbreuk op haar privacy, maar het was niet onrechtmatig. Daarbij speelde een rol dat het Eerste Kamerlid als publiek figuur meer kritiek te dulden heeft dan iemand zonder publieke functie. Haar handelen (ook buiten Het Binnenhof) kan immers invloed hebben op haar functioneren als volksvertegenwoordiger. Bovendien leverde het artikel een bijdrage aan het actuele maatschappelijk debat over de integriteit van Kamerleden.
Seksueel getinte gesprekken
In een uitzending van PowNews uit 2014 was te zien hoe Onno Hoes als toenmalig burgemeester van Maastricht in een cafƩ met een jonge man seksueel getinte gesprekken voerde. De beelden waren met een verborgen camera opgenomen. Het gerechtshof oordeelde dat dit was toegestaan omdat de burgemeester zijn privƩleven tot onderwerp van publieke aandacht en politieke beoordeling had gemaakt. De burgemeester had eerder al toegegeven dat zijn privƩgedrag (zoenen met een man in een hotellobby en zijn Grindr-profiel) ongepast was gezien zijn functie en dat dit zijn ambt schaadde. Dat leidt er volgens het hof toe dat de ontmoetingen van de burgemeester met de jonge man tot onderdeel van het publieke debat mochten worden gemaakt. Hoewel het maken en uitzenden van deze heimelijke opnamen op indringende wijze inbreuk maakte op het privƩleven van Hoes, weegt de journalistieke vrijheid van meningsuiting in een politieke kwestie als deze zwaarder, zo oordeelde het hof.
Onderzoeksplicht
Waar precies de grens ligt tussen gefundeerde berichtgeving en ongefundeerde aantijgingen is niet altijd makkelijk vast te stellen. Op grond van de jurisprudentie is het moeilijk in het algemeen aan te geven welke grondslag voor een bepaalde aantijging voldoende is. Van een journalist wordt in ieder geval verwacht dat hij zorgvuldig onderzoek doet naar de feiten. Daarbij hoeft echter geen overtuigend bewijs geleverd te worden. Anders dan in het strafrecht hoeven de feiten niet vast te staan. Dat wat de journalist publiceert, moet aannemelijk worden gemaakt. Die beoordeling wordt gedaan aan de hand van het op het moment van publicatie beschikbare feitenmateriaal. Mocht er later andere informatie boven water komen, dan betekent dat niet dat de oorspronkelijke publicatie onrechtmatig wordt.
De onderzoeksplicht geldt ook voor uitlatingen van informatiebronnen, tenzij het informatie betreft die door een officiƫle instantie wordt verstrekt, zoals politie of een ministerie. Daarnaast speelt ook de ernst van de beschuldiging een rol. Hoe ernstiger de beschuldiging, hoe zorgvuldiger het journalistieke onderzoek dient te zijn. Gaat het echter om zeer actuele misstanden waarover op zeer korte termijn moet worden gepubliceerd (pressing social need), dan is er minder ruimte voor zelfstandig diepgaand onderzoek. Dat is dan doorgaans ook niet vereist, zo blijkt uit de rechtspraak.
Soms is onderzoek naar de betrouwbaarheid van de bron nodig. Is de informant een gezaghebbend persoon of is de bron afkomstig van een gezaghebbend orgaan, dan kan dat ertoe leiden dat een journalist mag afgaan op wat deze bron zegt. Wanneer het niet mogelijk is om nader onderzoek te doen, kan het betrachten van afstand ten aanzien van de (betrouwbaarheid van de) verkregen informatie ertoe bijdragen dat de uiting niet onrechtmatig is.
Het EHRM heeft sinds 1999 meerdere malen uitspraak gedaan over informatie die afkomstig is van de overheid. Feiten en beschuldigingen die in een officieel overheidsrapport staan, hoeft een journalist niet zelf nog een keer te onderzoeken, want dat zou een te vergaande inperking van de persvrijheid zijn. De pers mag vertrouwen op de juistheid van de inhoud van rapporten van de overheid, ook als de bevindingen die daarin staan na publicatie niet juist blijken te zijn.
Wijze van nieuwsgaring
Ook de wijze van nieuwsgaring valt onder de vrijheid van meningsuiting. In 2012 deed het Europese Hof hierover een uitspraak. In die uitspraak ging het om een verzoek van de Zwitserse omroep SRG aan een gevangenis om een gedetineerde, die veroordeeld was voor moord maar beweerde onschuldig te zijn, op camera te mogen interviewen. Dat mocht niet van de Zwitserse rechter, maar de Europese rechter haalde daar een streep doorheen. Het hof oordeelde dat niet alleen de inhoud van een perspublicatie onder de bescherming van artikel 10 EVRM valt, maar ook de vorm: het is niet aan de rechter of de overheid om te bepalen welke techniek of wijze van verslaggeving een journalist moet toepassen. Die beslissingsbevoegdheid is aan de pers voorbehouden. De wijze van nieuwsgaring valt dus ook onder de bescherming van de uitingsvrijheid.
Bronbescherming
Bronbescherming is een hoeksteen van de persvrijheid en onmisbaar voor het verkrijgen van informatie. Zonder deze bescherming zouden bronnen mogelijk geen informatie aan de pers durven geven (het chilling effect). Publicaties over misstanden zijn vaak alleen mogelijk als (geheime) informatie gelekt is door een bron die een groot belang heeft om anoniem te blijven.
Pas in 2018 is bronbescherming voor journalisten wettelijk verankerd in de Wet bronbescherming in strafzaken. Heel lang was alleen de jurisprudentie van het Europese Hof van de Rechten van de Mens (EHRM) uitgangspunt, nu is er dus een wet die de bronbescherming regelt. Het gaat dan specifiek om artikel 218a Sv, dat niet alleen geldt voor journalisten en publicisten maar voor iedereen die een bijdrage levert aan het publieke debat. Je hoeft je bron niet te noemen als je in een strafzaak opgeroepen wordt als getuige. Dit verschoningsrecht is niet absoluut: het geldt niet als bij onverkorte toepassing ervan ā het niet noemen van de bron ā aan een zwaarder wegend maatschappelijk belang een onevenredig grote schade zou worden toegebracht. De rechter moet dus een belangenafweging maken.
Toestemming rechter-commissaris
Daarnaast geldt de algemene verplichting om aangifte te doen bij kennis van zware strafbare feiten, zoals misdrijven tegen de staat, terroristische misdrijven, moord en doodslag, mensenroof, verkrachting en wederrechtelijke vrijheidsberoving. Dit geldt dus ook voor journalisten.
In de Wet bronbescherming is ook opgenomen dat voor het toepassen van dwangmiddelen (inbeslagname, huiszoeking) eerst toestemming van de rechter-commissaris nodig is. Dit is uitgewerkt in de āAanwijzing strafvorderlijk optreden tegen journalistenā. Bij de inzet van dwangmiddelen moet volgens het EHRM altijd onderzocht worden of het doel dat men met deze inzet wil bereiken, niet ook op een andere manier kan worden gerealiseerd. De inzet van dwangmiddelen gaat volgens het EHRM verder dan een bevel tot bekendmaking van de bron, zodat voor de rechtvaardiging van deze inzet extra argumenten nodig zijn.
Voorbeelden van rechtszaken
1. Gijzeling Koen Voskuil (2007)
In 2000 werd Mink K. schuldig bevonden aan wapenhandel. De wapens waren volgens de Amsterdamse politie bij toeval gevonden toen de politie een pand binnenging wegens een lekkage. Koen Voskuil schreef hierover een artikel in dagblad Sp!ts, waarin hij een politieagent citeert die over de wateroverlast zegt: āDat hebben we er maar van gemaakt. Soms heb je net even een doorbraak nodig in je onderzoek.ā Toen Voskuil weigerde zijn bron te onthullen, werd hij gedurende achttien dagen gegijzeld. De identiteit van de bron was noodzakelijk om er enerzijds voor te zorgen dat de verdachten in de wapenzaak een eerlijk proces kregen en anderzijds omwille van de integriteit van de politie.
Het Europese Hof stelde hierover: āSinds 1985 heeft het hof herhaaldelijk de taak van de pers als informatieleverancier en āopenbare waakhondā genoemd. Bescherming van journalistieke bronnen is een van de basisvoorwaarden voor persvrijheid, zoals in verschillende internationale instrumenten wordt erkend en weergegeven. Zonder een dergelijke bescherming kunnen bronnen worden afgeschrikt de pers te helpen bij het informeren van het publiek over zaken van algemeen belang. Daardoor kan de vitale rol als publieke waakhond van de pers worden ondermijnd en kan het vermogen van de pers om accurate en betrouwbare informatie te verschaffen negatief worden beĆÆnvloed. Gelet op het belang van de bescherming van journalistieke bronnen voor de persvrijheid in een democratische samenleving en de mogelijk afschrikwekkende werking die een bevel tot het onthullen van een bron heeft op de uitoefening van die vrijheid, kan een dergelijke maatregel niet verenigbaar zijn met artikel 10 van het Verdrag, tenzij dit wordt gerechtvaardigd door an overriding requirement in the public interest.ā
De argumenten voor de gijzeling van Voskuil werden door het Europese Hof van tafel geveegd. Ook gaf het Europese Hof aan dat het ontzet was over hoe ver de Nederlandse autoriteiten bereid waren te gaan om de identiteit van de bron te weten te komen.
2. Arrestatie hoofdredacteur Autoweek (2010)
Het blad Autoweek had in 2002 fotoās gemaakt van een illegale straatrace, onder toezegging van bescherming van de anonimiteit van de deelnemende autoās en bestuurders. Het OM eiste afgifte van de CD-ROM met de fotoās vanwege een zaak āvan leven of doodā. Toen Autoweek dat weigerde werd de hoofdredacteur gearresteerd en dreigde de politie alle redacties van moederbedrijf Sanoma te doorzoeken. Uiteindelijk gaf Autoweek de fotoās onder protest af. Pas later bleek dat het OM na wilde gaan of een van de autoās van de straatrace dezelfde was die daarna bij een ramkraak was gebruikt.
Acht jaar later oordeelde het Europese Hof dat deze inbeslagname een ongeoorloofde inbreuk had gemaakt op de journalistieke bronbescherming. Deze beperking van de uitingsvrijheid had niet de door artikel 10 EVRM vereiste wettelijke basis, aangezien (in 2002) de officier van justitie zonder rechterlijke toets kon besluiten tot inbeslagname van journalistiek materiaal. De Nederlandse staat werd veroordeeld tot betaling van een kostenvergoeding van 35.000 euro aan Sanoma. Inmiddels is de Nederlandse wet aangepast en mag inbeslagname van journalistiek materiaal alleen plaatsvinden met voorafgaande toestemming van de rechter-commissaris.
3. Gijzeling Joost de Haas en Bart Mos (2012)
In 2006 publiceerden Telegraaf-journalisten Joost de Haas en Bart Mos een verhaal met als kop: āAIVD-geheimen bij de drugsmaffiaā. Criminelen rond Mink K. zouden staatsgeheimen in bezit hebben. De Nederlandse staat zocht het lek van deze staatsgeheimen en luisterde daarom de twee journalisten af, gijzelde hen vervolgens toen ze hun bronnen niet wilden noemen en dwong De Telegraaf de geheime documenten af te geven. Het Europees Hof oordeelde zes jaar later dat het inzetten van dwangmiddelen (afluisteren en inbeslagname) niet vooraf door een onafhankelijke rechter getoetst was, waardoor willekeur op de loer lag. Tevens, zo oordeelde het Europese Hof, mag slechts inbreuk gemaakt worden op het journalistiek brongeheim als een ander publiek belang zwaarder weegt. Het vinden van het lek was dit niet en daarmee stond vast dat de staat zowel het recht van vrije meningsuiting als het recht op privacy geschonden had.
4. Verschoningsrecht van Cecilie Becker (2017)
Ook als de bron al bekend is mag de journalist zich op bronbescherming beroepen. De Noorse journalist Cecilie Becker schreef in 2007 een artikel over financiĆ«le problemen bij de Noorse Oliemaatschappij DNO. De beurskoers van de oliemaatschappij stortte in, āmister Xā bekende dat hij de bron was en werd vervolgd voor het manipuleren van aandelenkoersen. Becker werd opgeroepen om te getuigen, maar weigerde met een beroep op het verschoningsrecht. Het Europees Hof vond het bevel van de Noorse rechter om Becker te laten getuigen disproportioneel en niet noodzakelijk in een democratische samenleving, en dus in strijd met artikel 10 EVRM.
5. Gijzeling Robert Bas (2019)
Een jaar nadat de Wet bronbescherming was aangenomen, werd NOS-journalist Robert Bas door de rechter-commissaris gegijzeld. De rechter-commissaris wilde meer weten over een zogeheten vergismoord, waarover Robert Bas met een bron telefonisch contact had gehad. De gijzeling leidde tot een demonstratie van collega-journalisten bij de rechtbank. Een dag later werd de gijzeling door de rechtbank opgeheven. Daarbij werd overwogen dat de bronbescherming niet alleen ging om de naam van de bron, maar ook over de omstandigheden waaronder de informatie werd verkregen en om de ongepubliceerde inhoud van de informatie. De rechtbank overwoog nog: āTe beperkte uitleg van wat onder bronbescherming valt heeft, zoals het EHRM herhaalde malen benadrukt heeft, een afschrikwekkende werking op het delen van informatie door bronnen die anoniem willen blijven en is aldus een gevaar voor de vrije nieuwsgaring.ā
Hoor en wederhoor
EĆ©n van de belangrijkste uitgangspunten in de journalistiek is die van hoor en wederhoor. De Raad voor de Journalistiek zegt hierover in de Leidraad het volgende: āJournalisten passen wederhoor toe bij personen die door een publicatie worden gediskwalificeerd, ook wanneer die personen hierin slechts zijdelings een rol spelen. Wie beschuldigd wordt, krijgt voldoende gelegenheid om, bij voorkeur in dezelfde publicatie, te reageren op de aantijgingen. Wederhoor ontslaat journalisten overigens niet van hun opdracht zo waarheidsgetrouw mogelijk te berichten.ā
Het beginsel van hoor en wederhoor is niet absoluut: indien de journalist zich beperkt tot een weergave van hetgeen in het openbaar werd gezegd of in een openbaar gemaakt stuk te vinden is, zal hoor en wederhoor niet noodzakelijk zijn. Het ontbreken van de mogelijkheid tot weerwoord leidt ook niet noodzakelijkerwijs tot een onrechtmatige publicatie. En anderzijds heft het enkele feit dat de beschuldigde heeft kunnen reageren een eventuele onrechtmatigheid ook niet op. De aard van de beschuldigingen is van belang, de mogelijke invloed hiervan op de goede naam van de betrokkene en de vraag in hoeverre de beschuldigingen steun vinden in het ten tijde van de publicatie beschikbare feitenmateriaal.
Voorbeelden van rechtszaken
1. Hondenkennel (2004)
Het tv-programma Radar had in 2004 een programma over hondenhandelaren gemaakt. De betreffende hondenkennel werd genoemd in de ātop-5 malafide hondenhandelarenā. De rechter vond dat het programma de hondenkennel onnodig in diskrediet had gebracht, onvoldoende onderzoek had gedaan en ten onrechte geen wederhoor had gepleegd. De toenmalige omroep TROS kon zich niet achter de Dierenbescherming verschuilen, die ook een lijstje had met de ātop 5 hondenhandelaren met de meeste klachtenā. De omroep moest de inkomstenderving van de hondenkennel vergoeden. Die werd in een aparte procedure vastgesteld op ruim ā¬ 325.000,-.
2. Ryanair (2013)
Het KRO-programma Brandpunt Reporter besteedde in 2013 onder de titel āMayday, Maydayā meerdere keren aandacht aan luchtvaartmaatschappij Ryanair. Anonieme piloten meldden dat zij gedwongen werden zoveel mogelijk geld te besparen door met minder brandstof te vliegen dan zij zouden willen. Ze vertelden dat ze ook bij ziekte of vermoeidheid moesten vliegen. Hierover is tot aan de Hoge Raad geprocedeerd. Steeds oordeelde de rechter dat de programmamakers uitvoerig en gedegen onderzoek hadden gedaan. Het hof overwoog in 2015 dat āeen recht op wederhoor van Ryanair niet absoluut isā en oordeelde dat er voorafgaand aan de uitzendingen wel degelijk voldoende gelegenheid voor wederhoor is geboden door de KRO. Over de wijze waarop dit weerwoord vervolgens in de uitzendingen was verwerkt, oordeelde het hof: āOf en hoe KRO het weerwoord heeft verwerkt in de uitzendingen is vervolgens in beginsel aan haar beoordeling en journalistieke vrijheid overgelaten, waarbij zij niet verplicht was dat weerwoord integraal of kritiekloos over te nemen. Dat Ryanair over die weergave of de uiteindelijke uitzending niet tevreden is, doet aan voormeld oordeel dus niet af.ā In 2016 verwierp ook de Hoge Raad de klachten van Ryanair.
3. Monster van Leersum (2017)Ā Ā Ā
Het tv-programma EenVandaag maakte in 2017 een reportage met als titel āHet monster van Leersum spreektā. Het āmonsterā had jarenlang ruzie met zijn buren en kreeg drie maanden cel wegens het terroriseren van die buren. Ook moest hij hen drie ton aan dwangsommen betalen. In de reportage komt hij uitgebreid aan het woord. De buurman vond de berichtgeving te eenzijdig en hij stapte naar de rechter, onder meer omdat volgens hem geen wederhoor was gepleegd. In oktober 2017 oordeelde de rechter in kort geding dat de uitzending offline moest en er gedurende zeven dagen een rectificatie geplaatst moest worden. Omroep AVROTROS had aangegeven dat de eiser al vele jaren herhaaldelijk en ook recent nog uitgebreid in de media was geweest om zijn kant toe te lichten en dat wederhoor daarom niet nodig was. De rechtbank stelde dat er inderdaad geen absoluut recht op wederhoor bestaat, maar dat EenVandaag door wederhoor weg te laten zichzelf wel verplichtte de situatie betrouwbaar in beeld te brengen. Dat was niet voldoende gebeurd. De vordering tot schadevergoeding werd afgewezen.
Twee maanden later oordeelde het hof in hoger beroep dat de uitzending met een kleine aanpassing weer online mocht omdat de indruk werd gewekt dat de buurman het conflict over zichzelf had afgeroepen. Na die aanpassing was dat niet meer het geval. Ook het hof was van mening dat wederhoor nodig was geweest, mede omdat het hier niet om een publieke figuur ging en dat slechts een kleine bijdrage aan het publieke debat geleverd werd. Maar het hof vond de gehele verwijdering van de uitzending niet noodzakelijk en niet proportioneel.
4. ANBO (2017)Ā
Op 1 november 2017 besteedden zowel Omroep Max als onderzoeksplatform Follow the Money (FTM) aandacht aan de ouderenbond ANBO. Omroep Max schreef in een persbericht: āWaar zijn de ANBO-miljoenen?ā en Follow the Money publiceerde een artikel met als kop āAutoritaire ANBO-bons jaagt ouderen wegā. In april 2018 publiceerde FTM nog twee artikelen over de ANBO, die vervolgens in kort geding verwijdering en rectificatie vorderde van zowel de uitzending van Omroep Max als van de artikelen van FTM.
EĆ©n van de klachten van de ANBO was dat Omroep Max onvoldoende wederhoor heeft gepleegd. De rechter zei daarover: āZij heeft de directeur uitgenodigd om in de uitzending op te treden, maar dit heeft zij geweigerd, terwijl dit bij uitstek de gelegenheid was geweest om een tegengeluid te laten horen. Ook staat vast dat de betrokken journalisten de ANBO op 25 oktober 2017 een uitgebreide vragenlijst hebben toegezonden, maar dat de ANBO daarop niet inhoudelijk is ingegaan. Dat die vragenlijst in de ogen van de ANBO suggestief was, maakt niet dat in dit geval onvoldoende mogelijkheid tot wederhoor is geboden.
De ANBO heeft daarnaast een journalist van Omroep Max Ć©Ć©n dag voor de uitzending bij haar op kantoor uitgenodigd om stukken in te zien, maar stelde daarbij de voorwaarde dat hij daaruit niet mocht publiceren. Deze houding is door Omroep Max en de journalist terecht als defensief gekwalificeerd. Daarnaast getuigt de houding van de ANBO ā zoals Omroep Max heeft aangevoerd ā van weinig zelfinzicht en realiteitszin. Als grote landelijke organisatie dient zij transparant te zijn en verantwoording naar haar leden en de buitenwereld af te leggen.ā
Het artikel van FTM bevatte geen feitelijke onjuistheden en de uitlatingen die de ANBO suggestief vond waren weliswaar kritisch, maar daarvoor was voldoende aanleiding. Beide gedaagden hadden aldus voldoende gelegenheid tot wederhoor geboden.
Man en paard noemen
Journalisten berichten waarheidsgetrouw, controleerbaar en zo volledig mogelijk. Dit uitgangspunt wordt als eerste genoemd in de Leidraad voor de Journalistiek. Maar het is ook de taak van een journalist om misstanden aan de kaak te stellen. Hierbij mag hij zich kritisch, opiniƫrend of waarschuwend uitlaten. Maar is het altijd toegestaan om in een artikel man en paard te noemen?
Tegenover de vrijheid van journalisten staat het belang van individuele burgers om niet door publicaties in de pers te worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen. Deze twee grondrechten, persvrijheid en privacy, moeten steeds tegen elkaar worden afgewogen, waarbij alle omstandigheden van het geval meetellen. Het is niet altijd makkelijk in te schatten hoe dit in een concreet geval uitpakt. Ook rechters zijn het niet altijd met elkaar eens.
Hoogleraar B.
Een mooi voorbeeld van twee verschillende uitkomsten van deze belangenafweging is terug te vinden in de zaak van hoogleraar B. Eind 2018 werd bekend dat dat een hoogleraar van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit van Amsterdam ontslag had genomen. Aanleiding was een onderzoek naar grensoverschrijdend gedrag. Twee redacteuren van NRC doken op de zaak. Na uitvoerig onderzoek vroegen ze de hoogleraar om wederhoor en legden hun conceptartikel aan hem voor. De hoogleraar wilde absoluut niet dat zijn naam in de krant zou verschijnen. Zijn reactie liet dan ook niet lang op zich wachten: hij sleepte de krant voor de rechter. Inzet van het kort geding: een verbod op vermelding van zijn naam, van de faculteit waaraan hij was verbonden en van publicatie van zijn foto. De voorzieningenrechter stelde de hoogleraar in mei 2019 grotendeels in het gelijk. Een verrassende uitspraak die ervoor zorgde dat hij in de eerste publicatie alleen als āhoogleraar B.ā werd aangeduid. De rechter liet onder meer meewegen dat de gevallen hoogleraar zijn baan al had verloren en het voor het publieke debat niet nodig zou zijn om zijn naam te noemen. Publicatie van zijn naam zou te veel schade aan zijn privĆ©leven berokkenen. Ook vond de rechter het aannemelijk dat de hoogleraar door de grote impact van sociale media ātot in lengte der jarenā aan de schandpaal zou worden genageld. Opmerkelijk genoeg woog de rechter ook de status van NRC als kwaliteitskrant mee. De in deze krant vermelde zaken zouden door een groot publiek voor āwaarā worden gehouden.
NRC ging met succes in hoger beroep. Het hof in Arnhem vernietigde op 17 december 2019 de eerdere uitspraak. Na dezelfde belangenafweging kwamen de rechters tot een compleet ander oordeel: het recht op vrijheid van meningsuiting van NRC woog in dit geval zwaarder dan het recht op privacy van de hoogleraar. Dat kwam onder meer omdat het artikel een bijdrage leverde aan een actueel publiek debat (het #MeToo-debat), de hoogleraar een publiek figuur is waarover de pers kritischer mag zijn en sprake was van een ernstige misstand (langdurig seksueel grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van (ondergeschikte) collegaās). Uiteraard was het ook van groot belang dat het artikel voldoende steun vond in de feiten, dat NRC deugdelijk onderzoek had gedaan en dat het artikel voldeed aan de journalistieke normen.
Deze laatste uitkomst ligt meer in de lijn van de jurisprudentie. Een journalist probeert altijd een zo volledig mogelijk verhaal te vertellen. Het noemen van namen is daarbij vaak onvermijdelijk Ć©n noodzakelijk. Als sprake is van een misstand waarbij een publiek figuur is betrokken, de beschuldigingen voldoende zijn onderbouwd Ć©n de journalist zijn werk ook nog eens zorgvuldig heeft gedaan, zal de balans meestal uitslaan in het voordeel van de persvrijheid.Ā
Gefingeerde namen
Ben je geen publiek figuur, dan zal de weegschaal sneller uitslaan naar de andere kant. Er is twee jaar geprocedeerd over de vraag of de namen van (oud-)medewerkers van de Rabobank mochten worden genoemd in een kritisch boek over de afdeling Bijzonder Beheer van deze bank. Uiteindelijk kwam deze vraag zelfs bij de Hoge Raad terecht. Het hoogste rechtsorgaan kwam tot het oordeel dat publicatie ook met gefingeerde namen had gekund. Het noemen van de namen was in dit concrete geval dus niet toegestaan. Dit kwam onder meer doordat de medewerkers geen bekendheid genoten, geen leidinggevende functie hadden en zelf ook niet de publiciteit hadden gezocht. Het boek was bovendien gewijd aan de afdeling Bijzonder Beheer en niet aan de (oud-)medewerkers persoonlijk. Het belang van het noemen van namen was slechts gelegen in de verteltechniek en niet in een algemeen belang. Het feit dat de oud-medewerkers geen ernstige gevolgen ondervonden door vermelding van de namen, vond de Hoge Raad niet doorslaggevend. Ook zonder die gevolgen konden de medewerkers aanspraak maken op bescherming van hun persoonlijke levenssfeer.
Interviews
Vrijheid voor de pers is vooral in het belang van het publiek, dat goed geĆÆnformeerd dient te worden. Een journalist zal dan ook niet snel persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor het verspreiden van informatie. Het gaat immers om de boodschap die verspreid wordt, niet om de boodschapper. Dat is uiteraard anders als de journalist de op hem rustende plichten en verantwoordelijkheden, zoals zorgvuldige berichtgeving, in de wind slaat.
De Deense journalist Jens Olaf Jersild had in 1994 in een tv-programma een aantal skinheads aan het woord gelaten die racistische beledigingen hadden geuit. Jersild werd door de Deense rechter veroordeeld wegens medeplichtigheid aan die beledigingen en kreeg een boete opgelegd. Het Europese Hof was het daar niet mee eens. De veroordeling was in strijd met het in artikel 10 EVRM neergelegde recht op vrije meningsuiting. Het hof oordeelde dat nieuwsverslaggeving die is gebaseerd op interviews, een van de belangrijkste middelen van de pers is om haar vitale rol als publieke waakhond te vervullen. Als een journalist wordt veroordeeld voor de uitingen van een ander, wordt de bijdrage van de pers aan de discussie over zaken van publiek belang geschaad. De neutrale boodschapper mag dus niet worden gestraft.
Journalist Eddy Schaafsma werd in 1995 door het gerechtshof in Leeuwarden vrijgesproken van smaad voor het interview met schrijver Graa Boomsma in het Nieuwsblad van het Noorden. In dat interview had Boomsma IndiĆ«-veteranen vergeleken met SSāers. Schaafsma was niet verantwoordelijk voor die uitspraken, hij deed ā in de woorden van het hof ā gewoon zijn werk als journalist.
Aansprakelijkheid bij onrechtmatige publicatie
Soms kan sprake zijn van een onrechtmatige publicatie. Wie is in dat geval aansprakelijk voor de gevolgen: is dat de uitgever of omroep? Of is dat de maker van de uitzending of de schrijver van het stuk? Of misschien allebei? Het hangt er onder andere vanaf wat de benadeelde van de publicatie of uitzending precies wil: als de benadeelde een rectificatie wil, dan kan doorgaans uitsluitend de uitgever of omroep daarvoor zorgen. Zij zullen hierop worden aangesproken, want ze zijn het makkelijkst op te sporen. Ook is het vrij zeker dat zij een eventuele schadevergoeding kunnen betalen en van de betrokken journalist is dat maar de vraag.
De benadeelde kan ervoor kiezen om de uitgever of omroep aan te spreken, de journalist of allebei. Als de rechter van mening is dat een publicatie onrechtmatig is, zijn alle betrokkenen in principe hoofdelijk aansprakelijk. Dat houdt in dat iedere aangesproken partij in beginsel het hele schadebedrag moet betalen. Maar dan geldt wel dat betaling van de Ć©Ć©n de ander hiervan ābevrijdtā. De benadeelde partij kan slechts Ć©Ć©n keer de schadevergoeding krijgen, niet twee of drie keer.
Soms wordt ook de hoofdredacteur aangesproken. Hoewel hij volgens het redactiestatuut verantwoordelijk is voor de inhoud van de uitgave, zal het slechts zelden voorkomen dat hij zelfstandig aansprakelijk gehouden wordt.
Regresrecht
Gaat het om de interne aansprakelijkheid, dan geldt dat de uitgever of omroep en journalist regresrecht op elkaar hebben. Dat betekent dat de een (als een van hen betaald heeft) de ander kan aanspreken voor ā in elk geval een deel van de ā schadevergoeding en de kosten van een rectificatie. Daarbij maakt het verschil of de journalist freelancer is of werknemer. Werknemers zijn ten opzichte van hun werkgever slechts aansprakelijk voor fouten als sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid. Dat is niet snel het geval; je moet het als werknemer wel erg bont maken, wil de werkgever met succes een betaalde schadevergoeding op je kunnen verhalen.
Als je freelancer bent, is dat in principe anders. Hoewel het toe te juichen valt dat uitgevers en omroepen voor hun freelancers gaan staan en eventuele schadevergoedingen voor hen betalen, zijn zij hiertoe juridisch niet verplicht. De onderlinge verdeling hangt af van de mate van schuld van elk van de partijen. Normaal gesproken geldt een verdeling van 50/50. Indien je als freelancer onvoldoende je bronnen hebt gecheckt, bestaat echter de kans dat je voor meer dan 50 procent aansprakelijk bent. Mocht je echter de opdrachtgever gewaarschuwd hebben dat het een risicovol artikel was (en die besluit toch te publiceren), dan is de opdrachtgever voor meer dan 50 procent aansprakelijk. Het beste is dan ook om vooraf afspraken te maken over de verdeling van de aansprakelijkheid, zeker bij risicovolle producties. Denk daarbij niet alleen aan een verdeling van de aansprakelijkheid voor een eventuele schadevergoeding, maar maak ook afspraken over de inzet en betaling van rechtsbijstand.
Als een hoofdredacteur aansprakelijk wordt gehouden, dan geldt dat een hoofdredacteur die werknemer is en vrijwel altijd regresrecht op zijn werkgever heeft (dat wil zeggen dat hij de schadevergoeding terug kan vorderen). Een freelance hoofdredacteur doet er verstandig aan om vooraf afspraken over aansprakelijkheid te maken.
Rechtszaken
1. Injectienaalden (2016)
Het tv-programma EenVandaag besteedde in twee uitzendingen aandacht aan fouten bij injectienaalden van het bedrijf Terumo. De rechter oordeelde dat het programma te veel op de beweringen van twee klokkenluiders was afgegaan en te weinig onderzoek had gedaan. Zowel EenVandaag als twee journalisten van het programma werden hoofdelijk aansprakelijk geacht voor de schade die was ontstaan. Die werd geschat op ā¬ 4,5 miljoen aan misgelopen omzet en diende in een aparte procedure vastgesteld te worden (ānader op te maken bij staatā). Ook moest de omroep de uitzendingen rectificeren. De rechter was van mening dat beide journalisten, die in dienst waren bij AVROTROS, zich via een radio-interview en een blog verbonden hadden aan de conclusies van de uitzendingen en daarom aansprakelijk waren.
In hoger beroep werden alle bezwaren van Terumo verworpen, onder andere omdat Terumo zelf besloot niet te reageren in de tweede uitzending, EenVandaag vooraf inzage had gegeven in belangrijke mailwisselingen en omdat het hof vrije berichtgeving over volksgezondheid en productie en controle van medische materialen en hulpmiddelen van groot belang achtte.
2. Patricia Paay (2018)
In 2018 plaatste website GeenStijl een link naar een plasseks-filmpje met zangeres Patricia Paay. De rechter oordeelde dat de verspreiding van blootvideoās en -fotoās die in de privĆ©sfeer zijn gemaakt altijd onrechtmatig is, ervan uitgaande dat de personen in het filmpje niet met verspreiding hebben ingestemd. Dat het hier om een hyperlink ging, maakte volgens de rechter niet uit, want het effect was voor Paay hetzelfde: grove schending van haar privacy door tussenkomst van GeenStijl. Paay vorderde ā¬ 450.000,- aan schadevergoeding (ā¬ 250.000,- aan smartengeld, ā¬ 200.000,- aan gemiste inkomsten).
De redactieleden van GeenStijl werden op persoonlijke titel aansprakelijk gehouden voor het plaatsen van de embedded link naar het beeldmateriaal. Dit onder andere omdat zij onvoldoende hadden betwist dat zij de belangen van Paay willens en wetens hadden genegeerd. De rechter veroordeelde GeenStijl en de redactieleden hoofdelijk tot betaling van een immateriĆ«le schadevergoeding van ā¬ 30.000,-.
3. Postbode van de penoze (2018)
Misdaadjournalist John van den Heuvel had advocaat Stijn Franken in publicaties in Metro en De Telegraaf betiteld als āpostbode van de penozeā. De toenmalige advocaat van Willem Holleeder zou voor hem brieven uit de gevangenis hebben gesmokkeld. De rechtbank oordeelde dat er te weinig bewijs was voor deze beschuldigingen en dat ten onrechte onvoldoende wederhoor was gepleegd, namelijk een telefoongesprek van slechts twee minuten. Dit leidde tot een rectificatie en een immateriĆ«le schadevergoeding van ā¬ 10.000,-.
Zowel uitgever TMG als John van den Heuvel werden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van deze schadevergoeding. De vordering tegen de hoofredacteur van De Telegraaf, Paul Jansen, werd afgewezen. De rechter stelde hierover: āDe vordering, voor zover gericht tegen gedaagde 3 als hoofdredacteur van De Telegraaf, zal echter worden afgewezen. Een hoofdredacteur is niet zonder meer persoonlijk aansprakelijk voor elke onrechtmatige publicatie die in zijn krant verschijnt; in zoverre geldt ook niet een vorm van kwalitatieve aansprakelijkheid. In dit licht is onvoldoende toegelicht waarin de door gedaagde 3 gepleegde onrechtmatigheid zou zijn gelegen.ā
Persvrijheid: tips & trucs
Journalisten bepalen zelf over wie of wat ze berichten. Hierbij worden ze geacht het belang dat met een publicatie gediend is af te wegen tegen de belangen die eventueel door een publicatie worden geschaad. Het valt echter nooit helemaal uit te sluiten dat een artikel of een boek leidt tot juridisch gedonder. Welke stappen kun je als journalist ondernemen om dit te voorkomen? Wat zijn de belangrijkste valkuilen?
Het belangrijkste wapen is dat je je werk goed hebt gedaan Zorg dat je feiten kloppen. Hierdoor word je minder kwetsbaar en kun je eventuele klachten makkelijker pareren.
Zorg dat je je beroepsethiek kent met betrekking tot regels rondom privacy, hoor- en wederhoor, gebruik van bronnen en andere zaken. Bij twijfel: vraag om advies.
Geef ruimte voor wederhoor en geef een partij tijd tussen inzage en weerwoord.
Levert een partij een ellenlang weerwoord? Vat dan de essentie samen en ruim elders, bijvoorbeeld op je website, plek in voor de volledige reactie.
The devil is in the detail. Je kunt de misstand nog zo goed in kaart brengen, maar is het laatste stukje niet helemaal gedekt, dan is dat voer voor advocaten.
Verzamel bewijsmateriaal. Bewaar aantekeningen en neem je gesprekken altijd op.
Zorg voor een journalistiek ervaren tegenlezer of eindredacteur als je zelf publiceert. Dat maakt je minder kwetsbaar bij gevoelige producties.
Bewaar je zorgvuldigheid niet alleen in je onderzoeksverhaal zelf, maar ook in alle spin-offs daarna via andere (sociale media-)kanalen.
Maak je gebruik van anonieme bronnen, ondersteun deze dan altijd met aanvullende bewijzen, zoals schriftelijke documenten.
Publieke waakhond
De media vervullen een noodzakelijke rol in de democratische samenleving: zij zijn de publieke waakhond die onder andere als functie heeft om de overheid en het bedrijfsleven rekenschap af te laten leggen aan het publiek.
Het publiek heeft het recht om geĆÆnformeerd te worden over zaken van algemeen belang en de media hebben de taak deze informatie te verstrekken. Die berichtgeving betreft alles wat maatschappelijk relevant is en gaat dus zowel over politici en overheid, bedrijven en organisaties, maar ook over showbizz, sport en publieke figuren. De pers kan deze taak alleen goed uitoefenen als de vrijheid van meningsuiting gewaarborgd wordt, als journalisten een beroep op bronbescherming kunnen doen en zij onafhankelijk kunnen werken. Bij de beoordeling van de rechtmatigheid van een publicatie is mede van belang of de publicatie bijdraagt aan het publieke debat omtrent een maatschappelijk relevante kwestie.
Beperkingen op de vrijheid van meningsuiting of de vrijheid van nieuwsgaring hebben een zogenaamd chilling effect op de functie van de pers als publieke waakhond en worden daarom door de rechter slechts met terughoudendheid opgelegd. Elke restrictie op het verspreiden van informatie zorgt er namelijk voor dat de waakhondfunctie minder goed kan worden uitgeoefend.Ā
Juridisch toetsingskader
Een gemeenteraadslid uit Nijmegen had in 1983 in een brief aan de raadscommissie de financiƫle integriteit van een bestuurder van een kinderbeschermingsinstelling in twijfel getrokken. Die brief had zij ook aan De Gelderlander gestuurd, dat er een artikel over in de krant zette. De bestuurder vorderde bij de rechter dat het raadslid een rectificatie in de krant zou plaatsen. De zaak belandde uiteindelijk bij de Hoge Raad. Voor het eerste oordeelde ons hoogste rechtscollege hoe beschuldigingen in de media moeten worden beoordeeld.
De Hoge Raad stelde voorop dat het hier gaat om twee hoogwaardige grondrechten: enerzijds het belang van de pers op vrije meningsuiting, anderzijds het belang van het recht op privacy. Bij deze belangenafweging dienen alle omstandigheden van het geval in ogenschouw te worden genomen. De Hoge Raad (die de zaak terugverwees, dus geen definitief oordeel gaf) noemt een aantal omstandigheden die in latere rechtspraak zijn herhaald en aangevuld. Het gaat dan om:
De mate waarin de vermeldingen steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal;
Is de uiting onderdeel van een publiek debat;
De ernst van de misstand die de publicatie aan de kaak beoogt te stellen;
Of het feiten of waardeoordelen (meningen) betreft;
Of meningen worden weergegeven als feiten;
De maatschappelijke positie van de betrokken persoon;
De aard van de aantasting van de eer en goede naam;
De ernst van de gevolgen voor de betrokken persoon;
De aard en toonzetting van de publicatie;
Het gezag dat het medium heeft waarop de uitlatingen zijn gepubliceerd;
Of wederhoor is toegepast.
Publieke figuren
Publieke figuren moeten zich meer laten welgevallen dan de gemiddelde burger. Daarbij gaat het om personen die politieke of maatschappelijke verantwoordelijkheid dragen, bekende Nederlanders en anderen die zich in het publieke debat mengen. Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) heeft meerdere malen uitgesproken dat het in een democratische samenleving essentiĆ«le recht van het publiek om geĆÆnformeerd te worden, zich onder omstandigheden kan uitstrekken tot aspecten van het privĆ©leven van publieke figuren. Maar artikelen die zich uitsluitend richten op iemands privĆ©leven, hoe bekend die persoon ook is, dragen niet bij aan het publieke debat. De privacy van de betrokkene zal dan snel zwaarder wegen dan de persvrijheid.
Prinses Caroline van Monaco heeft meerdere keren geprocedeerd tegen publicaties in de roddelpers, wat de Von Hannover-arresten heeft opgeleverd (dat is haar officiƫle naam). Daaruit blijkt dat ƩƩn van de meewegende factoren is of het onderwerp van de publicatie in de publieke belangstelling staat. Entertainmentonderwerpen vallen dus gewoon onder de bescherming van de vrije meningsuiting.
Ook als je zelf de publiciteit hebt opgezocht of als je zelf je reputatieverlies hebt veroorzaakt, heb je minder recht op bescherming van de privacy. Dit was het geval bij een Duitse acteur die een politiecommissaris in de tv-serie Tatort speelde en gearresteerd werd wegens bezit en gebruik van cocaĆÆne. Omdat de acteur zelf geregeld details over zijn privĆ©leven prijsgaf, werd de berichtgeving hierover toegestaan.
Vrijheid van nieuwsgaring
Eerst verzamelen journalisten informatie, daarna onderzoeken ze de informatie en publiceren erover. Dat eerste stadium, het verzamelen van informatie, noemen we nieuwsgaring en is essentieel voor de persvrijheid. Het proces van nieuwsgaring geniet daarom dezelfde bescherming als de publicatie zoals die voortvloeit uit artikel 10 EVRM en artikel 7 van de Grondwet.
Obstakels die gecreĆ«erd worden om de toegang tot informatie te verhinderen, hebben tot gevolg dat journalisten die informatie niet krijgen en dus ook niet adequaat kunnen onderzoeken. Hierdoor kunnen journalisten hun vitale rol van publieke waakhond niet (goed) uitoefenen. De pers kan dan geen accurate en betrouwbare informatie verschaffen; de persvrijheid wordt aangetast. Zeker bij maatschappelijke misstanden, waarbij het belangrijk is dat het publiek adequaat wordt geĆÆnformeerd, is dit zeer ernstig. En juist bij (eventuele) misstanden is de neiging er om informatie niet of moeilijk beschikbaar te maken voor journalisten.
Journalisten kunnen bij hun journalistieke onderzoek op verschillende manieren worden gehinderd. Hen kan bijvoorbeeld de toegang worden geweigerd tot gevangenissen, gemeenteraadsvergaderingen of het terrein van private partijen. Uit de rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens weten we dat het doen van verslag op locaties die niet toegankelijk zijn voor het publiek, volgens het hof bijdraagt aan de functie van de pers als publieke waakhond. Juist de aanwezigheid van de pers op dergelijke locaties, bijvoorbeeld een gevangenis of een opvangcentrum voor vluchtelingen, zorgt ervoor dat de overheid ter verantwoording kan worden geroepen voor haar handelen. Zeker bij onderwerpen van publiek belang is het uiterst relevant dat het publiek wordt geĆÆnformeerd over het optreden van de overheid op plekken die niet direct publiek toegankelijk zijn.
Vrijheid van nieuwsgaring en strafrecht
De vrijheid van nieuwsgaring is niet onbeperkt, hij wordt begrensd door onder meer de strafwet en de civielrechtelijke zorgvuldigheidsnorm. Het strafrecht zelf maakt geen onderscheid tussen journalisten en āgewoneā burgersā. Een journalist die een verkeersovertreding begaat, zal gewoon de bijbehorende boete moeten betalen.
Slechts in uitzonderlijke gevallen kan een journalist zich beroepen op de vrijheid van nieuwsgaring en zo een strafrechtelijke veroordeling ontlopen. In 1999 oordeelde het EHRM dat journalisten zich bij de nieuwsgaring in beginsel aan de normen en regels van de strafwet moeten houden. In 2007 oordeelde hetzelfde hof dat nieuwsgaring geen rechtvaardigingsgrond is om de strafwet te overtreden. Toch kan een strafrechtelijke veroordeling onder bepaalde omstandigheden op gespannen voet staan met het recht op vrije nieuwsgaring. Om een misstand aan te kunnen tonen, is het soms nodig de wet te overtreden.
Op of over de grens?
Onderzoeksjournalist Alberto Stegeman zoekt met enige regelmaat de strafrechtelijke grens op om misstanden aan het licht te kunnen brengen. Dit levert vaak belangrijke jurisprudentie op. De Hoge Raad heeft zich maar liefst twee keer moeten buigen over de vraag of hij vervolgd en veroordeeld moest worden, omdat hij een KLM-personeelspasje had vervalst. Hij deed dit om het bedrijventerrein van Schiphol-Oost te kunnen betreden, waar het regeringsvliegtuig in een hangar stond gestald. Stegeman wilde aantonen dat de beveiliging niet op orde was en beging hierbij meerdere strafbare feiten. Het kopiƫren van het pasje was er ƩƩn van. Na jaren procederen oordeelde de rechter uiteindelijk dat dit niet mocht. De rechter vond dat er een minder vergaande manier was om het beveiligingslek aan te tonen, daarvoor had Stegeman niet de strafwet hoeven overtreden. Stegeman werd veroordeeld tot duizend euro boete.
Geen andere weg
De maatstaf die uit de zaken rondom onderzoeksjournalist Alberto Stegeman naar voren komt, is deze: de journalist moet kunnen aantonen dat er geen ander middel is om de misstand bloot te leggen dan door zelf een strafbaar feit te begaan. De lat ligt hoog; er moet daadwerkelijk geen andere weg openstaan. Als die drempel gehaald wordt, zijn er vervolgens andere omstandigheden die meewegen bij de beoordeling of daadwerkelijk tot vervolging en veroordeling wordt overgegaan. Het gaat dan om de ernst van het strafbare feit. Zo mag je geenĀ zwaar, illegaal vuurwerk bezitten en vervoeren, want dat is zeer gevaarlijk voor de omgeving. Uiteraard mag een journalist bij het plegen van een strafbaar feit nooit verder gaan dan noodzakelijk is voor het doel van de publicatie. Het gedrag van de journalist speelt ook een rol. Handelt de journalist in overeenstemming met de beroepsethiek? En natuurlijk legt de ernst van de misstand die wordt blootgelegd gewicht in de schaal. Voor het blootleggen van zeer ernstige misstanden zal een overtreding van de strafwet eerder gerechtvaardigd zijn dan voor de onthulling van een akkefietje.Ā
Inzet dwangmiddelen
Onder dwangmiddelen wordt onder andere verstaan: inbeslagname, vordering tot afgifte van gegevens, huiszoeking (formeel: doorzoeking), telefoons aftappen en computers doorzoeken. Een inbreuk op bronbescherming kan alleen gerechtvaardigd worden indien aan een zwaarder wegend maatschappelijk belang een onevenredig grote schade zou worden toegebracht. Dit is uitgewerkt in de āAanwijzing strafvorderlijk optreden met betrekking tot journalisten 2024ā van 1 juni 2020. Bij de inzet van dwangmiddelen tegen journalisten moet volgens het EHRM altijd onderzocht worden of het doel niet ook op een andere manier kan worden gerealiseerd. De inzet van dwangmiddelen gaat volgens het EHRM verder dan een bevel tot bekendmaking van de bron, zodat voor de rechtvaardiging van deze inzet extra argumenten nodig zijn.
Proportionaliteit en subsidiariteit
Er dient eerst gekeken te worden of voldaan is aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit; weegt het belang van opsporing en waarheidsvinding zwaarder dan de journalistieke belangen en de vrije nieuwsgaring? En: waarom niet kan worden volstaan met een lichter middel? In de praktijk kan slechts sprake zijn van het toepassen van strafvorderlijke dwangmiddelen als dit het enig denkbare effectieve middel is om een zeer ernstig delict op te sporen en te voorkomen (proportionaliteit). Het moet gaan om misdrijven waarbij het leven, veiligheid of de gezondheid van mensen ernstig kan worden geschaad of in gevaar wordt gebracht. Over het algemeen zijn dwangmiddelen pas aan de orde bij onderzoek naar ernstige feiten waarop een gevangenisstraf van twaalf jaar of meer staat.
Het beginsel van subsidiariteit brengt met zich mee dat moet worden getoetst of er geen andere manier is om aan de informatie te komen. Ook geldt dat indien toch tot inbeslagneming of een ander dwangmiddel wordt overgegaan, dit zodanig moet gebeuren dat de journalist zo min mogelijk in de vrijheid van nieuwsgaring wordt belemmerd. Bij inbeslagneming moet de journalist bijvoorbeeld de gelegenheid krijgen het materiaal te kopiƫren. Ook moet het originele materiaal zo spoedig mogelijk worden teruggegeven.
Inbeslagneming materiaal
Er zijn situaties waarbij bronbescherming niet in het geding is, bijvoorbeeld bij in het openbaar gemaakte beelden. Bij beelden van rellen willen politie en justitie nogal eens gebruik maken van dit materiaal. Daarbij gaat het meestal om een vordering tot inbeslagneming van het ruwe materiaal,Ā aangezien het materiaal dat al is uitgezonden voor iedereen toegankelijk is. Ook dit geldt echter als een inbreuk op de vrijheid van nieuwsgaring, want de pers wordt een verlengstuk van de politie. Hierdoor neemt het risico op bedreigingen van journalisten toe en wordt de vrije pers belemmerd. Een dergelijke inbreuk dient aan artikel 10 EVRM getoetst te worden: is de beperking bij wet voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk? Nu de politie steeds vaker zelf beelden maakt, voldoet inbeslagneming van journalistiek beeldmateriaal zelden aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Doorzoeking
Bij doorzoeking of huiszoeking is bronbescherming per definitie in het geding en deze dwangmiddelen zijn ook een stuk ingrijpender dan inbeslagneming. Vanzelfsprekend is toestemming van de rechter-commissaris nodig. Dit middel zal niet snel kunnen worden ingezet.
Opnemen communicatie
Opnemen van vertrouwelijke communicatie is een vergaand dwangmiddel waarbij een bron achterhaald kan worden zonder dat de journalist in staat is zijn bron af te schermen. Er zal dan ook niet snel sprake zijn van een situatie waarbij toepassing van dit middel geoorloofd is. Dit geldt ook bij de telefoontap of het binnendringen van computers. Soms komt een journalist als ābijvangstā in beeld, bijvoorbeeld wanneer een verdachte die wordt afgeluisterd met een journalist belt. In dat geval wordt de journalist hiervan op de hoogte gesteld zodra het onderzoek dit toelaat.
In het jaar dat de Wet bronbescherming journalisten in werking trad (2018), werd bekend dat het Openbaar Ministerie in de drie jaar daarvoor liefst vijftien keer dwangmiddelen tegen journalisten had ingezet. Dit bleek nadat NRC met een beroep op de Wob de gegevens had opgevraagd. De Wet bronbescherming voorzag dan ook duidelijk in een behoefte. In de wet is vastgelegd dat uiterste terughoudendheid bij inzet van dwangmiddelen moet worden betracht. Het OM heeft meerdere malen excuses moeten aanbieden wegens het ten onrechte afluisteren van journalisten.
AIVD
De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) kan afluisteren, gesprekken aftappen, communicatie onderscheppen en berichten lezen. Dat is een vergaande inbreuk op de privacy. Die inbreuk moet passen binnen het onderzoek (doelgerichtheid) en moet noodzakelijk zijn, omdat er een dreiging voor de nationale veiligheid is (noodzakelijkheid). De inbreuk moet daarnaast in verhouding tot het doel staan (proportionaliteit) en er moet vaststaan dat er geen ander, minder zwaar middel voorhanden is om de benodigde informatie te krijgen (subsidiariteit).
Voor een dergelijk handelen is altijd toestemming van de minister nodig, maar bij afluisteren van journalisten en advocaten gelden strengere regels. Door het aftappen zou immers de bron van de journalist achterhaald kunnen worden.
De AIVD moet de aanvraag om een journalist af te luisteren voorleggen aan de rechtbank Den Haag. Daarvoor moet eerst de minister om toestemming gevraagd worden en moetĀ de ToetsingscommissieĀ Inzet Bevoegdheden (TIB)Ā de aanvraag getoetst hebben.
De rechtbank bepaalt of de dreiging voor de nationale veiligheid zo ernstig is dat het gerechtvaardigd is dat de AIVD deze bijzondere bevoegdheid mag inzetten. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn bij een terroristische dreiging, de dreiging van een cyberaanval of het lekken van staatsgeheimen. De toestemming van de rechter is in dit geval voor vier weken geldig en zal daarna vervallen.
Belastingfraude minister
In Luxemburg had de rechter een bevel tot huiszoeking gegeven bij journalist Rob Roemen, zowel bij hem thuis als op de redactie. Er werd ook huiszoeking bij zijn advocaat gedaan. Roemen had een artikel gepubliceerd waarin mogelijke belastingfraude van een minister aan de orde werd gesteld, gebaseerd op informatie van een belastingambtenaar. De huiszoekingen waren erop gericht uit te vinden welke ambtenaar gelekt had. Het doel was dan ook om de bron te achterhalen. Het EHRM stelde dat huiszoekingen veel ingrijpender zijn dan een bevel de bron te noemen ā er is immers toegang tot alle documenten ā zodat voor de rechtvaardiging hiervan extra argumenten nodig zijn. Het hof constateerde dat artikel 10 EVRM geschonden was, nu niet was aangetoond dat er geen andere mogelijkheid was om de belastingambtenaar op te sporen.Ā
Anonieme bronnen
Het gebruik van anonieme bronnen is voor een journalist soms noodzakelijk, maar kan tot vervelende situaties leiden wanneer er discussie over de publicatie ontstaat. Want hoe bewijs je dat wat je hebt geschreven juist is? Moet je dat eigenlijk wel bewijzen?
Het gebruik van anonieme bronnen is zeker niet verboden, maar het uitgangspunt moet zijn dat bronnen worden vermeld, zo schrijft de Leidraad van de Raad voor de Journalistiek voor. Wenst iemand anoniem te blijven, dan heb je als journalist de plicht de identiteit van je bron te beschermen (zie de passage over bronbescherming). Maak je gebruik van een anonieme bron, dan moet je onderzoek te doen naar de geloofwaardigheid van de bron. Verder is het aan te bevelen zoveel mogelijk feiten te verzamelen die de verklaring van de anonieme bron ondersteunen. Een journalist hoeft niet wettig en overtuigend bewijs te leveren van hetgeen hij heeft geschreven, maar moet dat wel aannemelijk maken. In een procedure moet de journalist zoveel mogelijk feiten en omstandigheden aandragen op grond waarvan de rechter de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van de anonieme bron kan toetsten.
Kindersekstoerisme
Onderzoeksjournalist Sanne Terlingen schreef in 2012 en 2013 twee artikelen over kindersekstoerisme in Ghana met de titel āParadijs voor pedoāsā. De verhalen werden gepubliceerd in het magazine OneWorld. In het eerste artikel werd een anonieme bron opgevoerd die aan Terlingen vertelde dat zij door een Nederlandse hoteleigenaar in Ghana jarenlang was misbruikt. Een andere anonieme bron vertelde dat de Nederlander ook twee andere meisjes had misbruikt. Het artikel vermeldde verder dat de Nederlander door de Ghanese politie was gearresteerd voor kindermisbruik, maar Ć©Ć©n dag later alweer op vrije voeten kwam na betaling van een grote som geld ā terwijl het in Ghana verboden is om verdachten van kindermisbruik op borgtocht vrij te laten. In het vervolgartikel in 2013 deed Terlingen verslag van wat haar en haar anonieme bronnen was overgekomen na publicatie van het eerste artikel. De Nederlander zou haar en haar bronnen hebben bedreigd.
Tegen publicatie van dit laatste artikel spande de hoteleigenaar een rechtszaak aan.
In de zaak stond de vraag centraal of de door Terlingen genoemde beschuldigingen van kindermisbruik en corruptie voldoende steun vonden in het feitenmateriaal, waaronder dus de anonieme bronnen. Ja, was het antwoord van zowel rechtbank als gerechtshof. De verklaringen van de anonieme bronnen, die naar het oordeel van de rechter begrijpelijkerwijs anoniem wilden blijven, kon Terlingen namelijk met andere stukken ondersteunen. Zij was in het bezit van een kopie van het bevel tot vervolging van de Nederlander van het Ghanese OM. Die wilde hem vervolgen voor kindermisbruik van Ć©Ć©n van anonieme bronnen van Terlingen. Uit het feitenmateriaal bleek verder dat de Nederlander inderdaad in Ghana is aangehouden voor kindermisbruik en vervolgens op borgtocht is vrijgelaten. De beschuldiging van corruptie ā de Nederlander zou een Ghanese rechercheur hebben omgekocht ā werd onderbouwd door verwijzing naar een artikel van een Ghanese journalist en werd aan Terlingen bevestigd door de advocaat van haar anonieme bron. Dat was voldoende voor het publiceren van deze beschuldiging, zo oordeelde het gerechtshof, omdat Terlingen uitdrukkelijk naar deze betrouwbare bronnen heeft verwezen. Dat bronnen anoniem verklaren, betekent op zichzelf niet dat hun verklaringen niet gebruikt mogen worden. Door de onderbouwing van hun verklaringen door andere bronnen mocht Terlingen deze anonieme bronnen voor haar artikel gebruiken.
Ook in de artikelen van NRC over corruptie bij het bedrijf SchipholTaxi stonden anonieme bronnen centraal. De krant had drie artikelen gewijd aan corruptie bij het bedrijf; chauffeurs zouden steekpenningen moeten betalen voor een standplaats op Schiphol. De journalisten van NRC hadden grondig onderzoek gedaan: gedurende vijf maanden werden 63 chauffeurs ondervraagd, ze gingen steekproefsgewijs te werk om ervoor te zorgen dat ze niet alleen chauffeurs uit dezelfde groep zouden spreken, de verklaringen werden onderling getoetst en onderbouwd met ander feitenmateriaal zoals notaās, e-mails en bankafschriften. De rechter oordeelde dat de journalisten gezien de omvang en zorgvuldigheid van hun onderzoek, de betrouwbaarheid van hun bronnen voldoende hadden vastgesteld. De journalisten mochten op basis van dit feitenmateriaal terecht overgaan tot publicatie van de beschuldiging van corruptie, zo oordeelde de rechter. Van belang hierbij was dat vijf anonieme bronnen naar aanleiding van de rechtszaak verklaringen hadden afgelegd bij een gerechtsdeurwaarder. Ook van belang vond de rechter dat de directeur van het betreffende bedrijf, die alle beschuldigingen ontkende, gĆ©Ć©n diepgravend onderzoek heeft laten doen nadat deze werd geconfronteerd met de corruptie. Gezien de ernst van de beschuldigingen had dat volgens de rechter wel van hem mogen worden verwacht.
Verborgen camera
Het heimelijk opnemen van beeld en geluid is niet snel geoorloofd. Uitsluitend in gevallen waarin een maatschappelijke misstand aan de kaak wordt gesteld en deze misstand op geen enkele andere wijze kan worden aangetoond, is het gebruik toegestaan. Een āja, mits noodzakelijk dusā, maar ook dan zal een afweging plaats moeten vinden tussen het belang van nieuwsgaring en de privacy van de betrokkenen. Ondanks dat sprake kan zijn van een gerechtvaardigd doel (maatschappelijke misstand, debat van publiek belang) moet steeds zorgvuldig worden omgegaan met de persoonlijke levenssfeer van degene die wordt gefilmd. Dat kan bijvoorbeeld door gezichten te blurren en stemmen onherkenbaar te maken. Als er geen aanwijzingen zijn voor een misstand, dan zal de rechter deze methode al snel als ontoelaatbaar betitelen.
Het uitgangspunt blijft het āopen vizierā, dat wil zeggen dat je jezelf als journalist bekend maakt en duidelijk bent over je journalistieke bedoelingen, zo staat het ook in de Leidraad voor de Journalistiek. Rechters verwijzen regelmatig naar de Leidraad.
Rechtszaken
1. Telemarketing (2008)
Het consumentenprogramma Radar besteedde in 2008 aandacht aan de telemarketingpraktijken van het bedrijf Pretium. Voor de opnames maakte de redactie gebruik van een verborgen camera. Pretium probeerde de uitzending te verbieden, maar kort daarna werd het programma alsnog uitgezonden, met inbegrip van de met een verborgen camera gemaakte gedeeltes. Deze beelden waren wel bewerkt, zodat de gefilmde personen niet herkenbaar waren. Pretium wilde rectificatie en verwijdering van het programma van de website. Tot aan de Hoge Raad is hierover geprocedeerd. De Hoge Raad oordeelde uiteindelijk dat wat naar journalistieke maatstaven toelaatbaar is, voor de rechter bij zijn belangenafweging niet doorslaggevend hoeft te zijn, maar wel iets is waar rekening mee zal worden gehouden. In 2017 werd de kwestie definitief in het voordeel van Radar en de omroep TROS beslist, waarbij veel gewicht werd toegekend aan art. 10 EVRM: het recht op vrije meningsuiting en vrije nieuwsgaring in relatie tot de beginselen van subsidiariteit (is het lichtste middel ingezet?) en proportionaliteitĀ (staat het middel in verhouding tot het doel?).
2. Undercover in Nederland (sinds 2005)
Bekend om het werken met een verborgen of draaiende camera (de zogenaamde overvaljournalistiek) is Alberto Stegeman, die sinds 2005 het programma Undercover in Nederland maakt voor SBS 6. Meerdere malen heeft hij het gelijk aan zijn kant gekregen in rechtszaken waarin zijn werkwijze ter discussie werd gesteld. Zo was het hof in Amsterdam van mening dat de zeggingskracht van de opnamen groot en functioneel was voor het aan de kaak stellen van de gesignaleerde ernstige maatschappelijke misstand (onder meer misleiding bij de koop van paarden en slechte behandeling van de dieren). Het privacybelang van de gefilmde persoon werd van ondergeschikt belang geacht, al moest SBS de stem wƩl onherkenbaar maken.
Een andere zaak was die waarin Undercover in Nederland wilde aantonen dat in Nederland illegale polygame huwelijken worden gesloten en religieuze functionarissen als imams daaraan meewerken.Ā Het programma filmde een imam met een verborgen camera. De rechtbank oordeelde dat de aangeduide misstand op deze manier aan de kaak mocht worden gesteld, waarbij werd overwogen dat de imam een publieke figuur was. Daarbij bleef de opname binnen de toelaatbare grenzen. De inbreuk op de privacy bleef beperkt tot datgene wat met de positie van de man in de moskee en zijn handelen als imam verband hield.
3. Meelopen met de FIOD (2019)
Voor de documentaire Nederland Fraudeland van KRO-NCRV en geproduceerd door Selfmade Films liet het Openbaar Ministerie de makers maandenlang achter de schermen meekijken in een lopend en vertrouwelijk strafrechtelijk onderzoek. De verdachten werden gefilmd zonder dat zij dit wisten. De rechter oordeelde dat voorop staat dat iedereen vrij is een documentaire te maken over de FIOD en belastingfraude, een onderwerp dat in de publieke belangstelling staat. Dat zij daarbij gebruik maakten van een concrete casus is een journalistieke keuze die aan hen is. Eisers waren in dit verband wellicht gefilmd zonder hun medeweten, maar op zichzelf maakt dit de handelwijze van gedaagden niet op voorhand onrechtmatig. De rechter achtte van belang dat de eisers werden verdacht van grootschalige belastingfraude, die zij hadden bekend en waarvoor zij een transactie met de Belastingdienst hadden getroffen. Daarover was ook in het verleden al gepubliceerd. De makers voerden terecht aan dat verdachten als voormalig eigenaar en medeaandeelhouder van een grote restaurantketen met duizenden werknemers, door hun positie en hun handelwijze de publieke arena hadden betreden en dat hen daarom minder privacybescherming toekomt dan een willekeurig ander persoon.
Uit rechtspraak van het EHRM van de laatste jaren blijkt onder andere dat het uitmaakt of de opgenomen en uitgezonden beelden gemaakt zijn in een publieke ruimte. In dat geval is gebruik van een verborgen camera eerder geoorloofd dan op particulier terrein of in een privƩwoning. Wel ziet het Europese Hof het gebruik van de verborgen camera als een uiterste middel dat slechts met terughoudendheid mag worden ingezet. Steeds wordt getoetst of voldaan is aan de criteria van noodzakelijkheid, subsidiariteit en proportionaliteit.
Columns en cartoons
Columns zorgen met enige regelmaat voor beroering, ophef Ć©n rechtszaken. Maar wat is nu precies een column? Een eenduidige definitie bestaat niet. De Hoge Raad heeft in 2011 in een strafzaak de column als volgt omschreven: een korte, betrekkelijk oppervlakkige en enigszins ironische beschouwing, waarbij overdrijving niet wordt geschuwd en die bovendien provocerend en shockerend kan zijn.
Een column bevat vaak waardeoordelen en niet zozeer objectieve feiten. Mede daarom is in een column meer toegestaan dan in andere publicaties. Met andere woorden: een columnist heeft een grotere vrijheid dan een onderzoeksjournalist. Hij mag simplificeren, uitvergroten, overdrijven en gebruikmaken van scherpe bewoordingen. De Leidraad voor de Journalistiek zegt het als volgt: āColumnisten, cartoonisten en recensenten zijn vrij om hun mening te geven over gebeurtenissen en personen. Daarbij zijn stijlmiddelen als overdrijven en bewust eenzijdig belichten geoorloofd. Verder wordt in de Leidraad benadrukt dat het beginsel van wederhoor niet geldt voor columns.ā
Toch is niet alles geoorloofd in columns. De vrijheid van meningsuiting van de publicist is niet onbegrensd. Zijn woorden mogen niet nodeloos grievend zijn of alleen bedoeld om een persoon te kwetsen. Ook mogen columnisten bij het uiten van hun persoonlijke mening over personen geen kwalificaties bezigen of vergelijkingen treffen waartoe de feiten in redelijkheid geen aanleiding geven. Bepaalde aspecten van een persoon of onderwerp mogen worden uitvergroot, maar moeten wel (enigszins) steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal. Maar waar de grens precies ligt, is lastig aan te geven.
Grens overschreden
In 2011 maakten wijlen misdaadjournalist Peter R. de Vries en zijn echtgenote bezwaar tegen een blog die op de website van De Telegraaf was gepubliceerd. Hun bezwaar richtte zich met name tegen de zinsnede āJe hoeft maar even te googelen of je ziet zijn naakte echtgenote in alles etalerende standjes op internet, waar ze zegt voor alles āinā te zijn en zij tegelijkertijd suggereert minstens tien jaar jonger te zijnā.Ā
De rechter was van mening dat de gewraakte publicatie moest worden gezien als een satirisch bedoelde column. Hij erkende de grote vrijheid van de columnist. Toch was er in dit geval een grens overschreden: āDe vrijheid die aan een columnist toekomt, geeft hem geen vrijbrief en maakt de door hem op de korrel genomen persoon niet vogelvrij,ā aldus de voorzieningenrechter. De echtgenote was ā naar het oordeel van de rechter ā geen publiek figuur en zocht ook op geen enkele wijze de publiciteit, behalve in haar hoedanigheid van beeldend kunstenaar. Zij trad niet over haar privĆ©leven naar buiten. Het enkele feit dat iemand een relatie heeft of gehuwd is met een persoon die publiciteit niet schuwt, maakte van de echtgenote zelf geen publiek persoon. Volgens de voorzieningenrechter was de column onrechtmatig omdat daarin een grievend beeld van de echtgenote werd geschetst, waarvoor geen grondslag was te vinden voor de in de column als feiten aangevoerde beweringen.
Getekende commentaren
Cartoons zijn getekende commentaren met veel ironie en satire. Als het om de juridische beoordeling gaat, zijn ze op een lijn te stellen met columns. Het recht op vrijheid van meningsuiting staat weer tegenover het recht op bescherming van de eer en goede naam. Ook in cartoons is niet alles geoorloofd, maar wel veel. Rechtszaken tegen cartoonisten liggen doorgaans zeer gevoelig en zorgen voor veel publiciteit.
Dat bleek wel uit het geschil tussen cartoonist Ruben L. Oppenheimer en advocaat Theo Hiddema. In het wekelijks in Maastricht verschijnende stadsblad De Ster was een cartoon van Oppenheimer gepubliceerd, gewijd aan Hiddema. Boven de karikaturale afbeelding stond het opschrift: āAangifte tegen louche advocaat.ā In een tekstballon zegt de advocaat: āMaar ik ben gĆ©Ć©n homoā. Hiddema was van mening dat het woord āloucheā boven de karikatuur onrechtmatig was en spande een kort geding aan tegen Oppenheimer. De eerste ronde was voor Hiddema. De voorzieningenrechter oordeelde dat Oppenheimer onrechtmatig had gehandeld en verplichtte Oppenheimer tot rectificeren.Ā Dit onder meer omdat de term āloucheā als feit zou zijn gepresenteerd waarvoor onvoldoende onderbouwing aanwezig was.
In hoger beroep hield dat oordeel geen stand. Het hof vernietigde het vonnis en wees rectificatie en de daaraan verbonden dwangsom af. De vrijheid van meningsuiting woog in deze zaak toch zwaarder dan de bescherming van de eer en goede naam van advocaat Hiddema. De aanduiding ālouche advocaatā is het spottende waardeoordeel van de cartoonist, aldus het hof. Tussen dit oordeel en het beschikbare feitenmateriaal bestond voldoende verband. Het hof benadrukte wel dat dit niet betekende dat zij zelf van oordeel was dat Hiddema een louche advocaat was. In het licht van de aard, context en strekking van de cartoon werd 'louche' geen onnodig grievende aanduiding geacht. Ook het feit dat Hiddema een publieke persoon is, speelde hierbij een rol. Hiddema dient zich meer te laten welgevallen dan de gemiddelde persoon, aangezien hij zelf ook de publiciteit zoekt en hierbij ferme bewoordingen niet schuwt.
Hoogte schadevergoedingen
Als een publicatie onrechtmatig blijkt te zijn, kan de rechter ā in het uiterste geval ā verwijdering van de onrechtmatige publicatie opleggen, een rectificatie voorschrijven en tot een schadevergoeding veroordelen. De schadevergoeding betreft meestal slechts immateriĆ«le schade, namelijk de schade in verband met aantasting van de eer en goede naam. Over het algemeen wordt dit soort schade ā indien de rechter die al toekent ā begroot op bedragen rond de ā¬ 1.000,- tot ā¬ 5.000,-. Uitschieters zoals de ā¬ 30.000,- voor Patricia Paay komen alleen voor bij zeer ernstige privacyschendingen. Soms krijgt een bedrijf als gevolg van een publicatie te maken met omzetdaling. De materiĆ«le schade is dan gederfde winst of omzetderving. Dat kan tot hoge schadebedragen leiden, zoals bij de zogeheten Exota-affaire en bij een uitzending van de TROS over hondenkennels.
Rechtszaken
1. Naakte Karin Bloemen (2003)
Tijdens haar vakantie op Jamaica was cabaretier Karin Bloemen naakt gefotografeerd. Deze fotoās werden gepubliceerd door Weekend. De rechter oordeelde dat de fotoās niet nieuwswaardig waren en alleen dienden om āhet ontblote lichaam tegen haar zin tot een bezienswaardigheid te makenā. Karin Bloemen had ā¬ 30.000,-schadevergoeding geĆ«ist, maar het blad hoefde slechts ā¬ 2.500,- aan immateriĆ«le schade te betalen. Weekend moest wel rectificeren.
2. Rapper met kort lontje (2013)
Het Parool publiceerde in 2013 een artikel met de kop āVan P. rapper met een kort lontjeā, vergezeld van een duidelijk herkenbare portretfoto. Van P. werd op dat moment verdacht van het doodsteken van een jeugdhulpverleenster en het zwaar verwonden van twee anderen. De foto was afkomstig uit een documentaire van anderhalf jaar eerder, waaraan de rapper had meegewerkt. De Hoge Raad oordeelde uiteindelijk dat het feit dat Van P. had meegewerkt aan een documentaire niet rechtvaardigde dat Het Parool zijn portret publiceerde. De krant had een balkje over de ogen kunnen plaatsen. De krant moest een immateriĆ«le schadevergoeding van ā¬ 1.500,- betalen. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens bevestigde de uitspraak.
3. Exota (1970)
In 1970 werd in het VARA-programma De Ombudsman door presentator Marcel van Dam aandacht besteed aan mensen die het slachtoffer waren geworden van exploderende frisdrankflessen. In de tweede uitzending over dit onderwerp riep hij consumenten op om ervaringen te melden, in het bijzonder die met het merk Exota. In de derde uitzending (in 1971) las Van Dam citaten uit de ontvangen brieven voor. Na elk citaat werd een filmpje met een exploderende fles vertoond. Exota werd daarbij twee keer uitdrukkelijk genoemd. Na het laatste citaat meldde Van Dam dat aan TNO was gevraagd om te laten zien wat er gebeurt als een fles ontploft. Door de montage namen veel kijkers aan dat het om een exploderende Exota-fles ging. Het ging echter om een sherryfles, waarbij de explosie werd veroorzaakt door er een kogeltje in te schieten. Na deze uitzending kelderde de verkoop van Exota. Na zeven jaar werd het merk uit de markt genomen.
In 1996 veroordeelde het hof de VARA tot betaling van 2,2 miljoen gulden (circa ā¬ 1 miljoen) aan gederfde winst. Over dit schadebedrag moest ook nog wettelijke rente worden betaald, waardoor de omroep uiteindelijk 7,7 miljoen gulden (ongeveer ā¬ 3,5 miljoen) kwijt was. In 1998, dus 28 jaar na dato, bevestigde de Hoge Raad dit arrest.
Pers en politie
Waar (slecht) nieuws is, is vaak ook politie. Of het nu een brand betreft, rellen bij betogingen of een plaats delict, pers en politie komen elkaar nogal eens tegen. De politie heeft de bevoegdheid om ordemaatregelen te nemen, zoals het afzetten van een bepaalde plek of het geven van een ambtelijk bevel, wat betekent dat iedereen ā ook de pers ā van een bepaalde plek moet wegblijven.
Als er een lint gespannen is, dan is dat erop gericht dat het politieoptreden niet gehinderd wordt door omstanders. Een enkele keer kan ook sprake zijn van een gevaarlijke situatie, bijvoorbeeld als een gebouw dreigt in te storten. Houders van een politieperskaart dienen in principe achter het lint toegelaten te worden, tenzij sprake is van onaanvaardbare veiligheidsrisicoās. Voor een politieperskaart komen alleen degenen in aanmerking die als hoofdberoep journalist hebben en die de politieperskaart voor hun werk nodig hebben.
De kaart is er ook in een grote variant, de zogeheten rellenkaart, die bij calamiteiten om de nek gedragen kan worden. Op de rellenkaart zijn de spelregels afgedrukt: āJournalisten mogen op straat en in openbare ruimtes opnamen maken. Journalisten en politiemensen dienen elkaars rollen over en weer te respecteren. Beide partijen dienen een publiek belang en moeten zich inspannen elkaar het werk niet onnodig moeilijk te maken.ā
Politieperskaart
De houder van een geldige politieperskaart:
Heeft toegang tot door de politie afgezette gebieden of terreinen indienĀ de opsporingsbelangen, de hulpverlening of de veiligheid niet worden geschaad ā een en ander ter beoordeling van de politie.
Mag binnen de afzetting onbelemmerd werken indien hij zich meldt bij de politie ter plaatse.
Dient aanwijzingen op te volgen met betrekking tot veiligheid en opsporing van politie en andere hulpverleners.
Heeft toegang tot het afgebakende persvak (indien dat vak om redenen van opsporing of veiligheid noodzakelijk is).
Is zelf geheel verantwoordelijk voor zijn eigen veiligheid.
Is samen met eindredacties verantwoordelijk voor ethische overwegingen met betrekking tot het filmen en/of fotograferen van bijvoorbeeld slachtoffers.
Helaas komt het nog vaak voor dat journalisten niet achter het lint gelaten worden. In 2018 hielden NVJ en NVF een enquĆŖte onder alle politieperskaarthouders. Hieruit bleek dat ruim 60 procent van hen vaker dan eens per jaar buiten het lint werd gehouden. Bij 70 procent gebeurde dat tussen de Ć©Ć©n tot tien keer per jaar. Bijna een kwart van de respondenten diende een klacht in bij de politie en van die klachten werd bijna een kwart in behandeling genomen.
Aangezien het tegenhouden of wegsturen van journalisten een inbreuk is op de vrijheid van nieuwsgaring (artikel 10 EVRM), dient er altijd nagegaan te worden of er sprake is van een gerechtvaardigde inbreuk. Artikel 10 EVRM bepaalt dat de persvrijheid kan worden beperkt wanneer de (orde)maatregel is voorzien bij wet, en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van (onder meer) de openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, en de bescherming van de goede naam of rechten van anderen. Verder moet de maatregelĀ noodzakelijkĀ zijn en voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Dat betekent dat de maatregel ook werkelijk geschikt moet zijn om het doel waarvoor deze genomen is te bereiken en dat doel moet niet met minder ingrijpende maatregelen kunnen worden bereikt.
Wat journalisten niet helpt, is dat de belangenafweging die in zoān situatie plaats dient te vinden, onder grote druk plaatsvindt en soms ook nog eens door een politieambtenaar die nog nooit van de politieperskaart gehoord heeft.Ā
Persvak
De vraag of de politie aan het lint juist gehandeld heeft, kan dan pas achteraf beantwoord worden, via een klacht bij de politie, de Nationale Ombudsman of de rechter. De ervaring leert dat indien er sprake is van een persvak ā ook al zijn de journalisten van mening dat er onvoldoende zicht is ā de rechter over het algemeen van mening is dat de persvrijheid voldoende gewaarborgd is.Ā
Bij situaties waarbij slachtoffers betrokken zijn, is het niet de taak van de politie om de portretrechten of privacy van die slachtoffers te beschermen. Het is aan de journalist en het publicerende medium om te bepalen of het nieuws belangrijker is dan de privacy. Wel dienen journalisten, net als iedereen, een ambtelijk bevel op te volgen van een politieambtenaar. Ook hier kan pas achteraf getoetst worden of de persvrijheid ten onrechte is aangetast, of dat aan de voorwaarden van artikel 10 EVRM voldaan is.
Al in 1981 werd door het College van procureurs-generaal beleid geformuleerd voor journalisten āin actiesituatiesā. Deze regeling staat nog steeds in de āLeidraad over de positie van de pers bij politieoptredenā uit 2013: āIn beginsel wordt er door de politie van afgezien een journalist aan te houden, die aanwezig is bij een kraakactie, ontruiming, protestactie of demonstratie, indien deze
a. zich als journalist kan legitimeren (bijv. door middel van de landelijke politieperskaart);
b. zich onthoudt van daden die niet geacht kunnen worden samen te hangen met zijn beroepsuitoefening.
Deze beperkte āvrijwaringā van aanhouding betekent niet dat de journalist ook op een later tijdstip zou zijn gevrijwaard van opsporings- en vervolgingsmaatregelen. Evenmin kan hij zich verzetten tegen ordemaatregelen die tegen alle aanwezigen ter plaatse worden getroffen.
De regeling heeft tot doel dat de journalist zijn taak bij acties zo goed mogelijk kan vervullen. Indien immers tegen een journalist vrijheidsbenemende maatregelen worden getroffen zal hij als regel te laat met zijn verslag van de actie komen voor de editie of uitzending van die dag. Een bijzondere regeling voor de journalist vindt zijn rechtvaardiging in het algemene belang dat de pers in onze samenleving vervult.
Politiedoorzoeking
Journalisten moeten hun werk zonder belemmeringen kunnen doen, maar het gaat nog steeds wel eens fout. In 2014 werd de apparatuur van camera- en fotojournalisten Van Dun en Meesters in beslag genomen. Zij maakten opnamen van een politiedoorzoeking op een woonwagenterrein in Zaltbommel. De rechter-commissaris verbood hen opnamen te maken van de werkzaamheden, de mensen en de voertuigen. Van Dun en Meesters bleven doorgaan met hun werk, omdat zij op de openbare weg stonden. Vervolgens werd de apparatuur, inclusief gegevensdragers, in beslag genomen. Na het indienen van een klaagschrift bij de rechtbank werden de geheugenkaarten teruggegeven. Zowel de kantonrechter als het hof (in hoger beroep) wees een schadevergoeding voor beide journalisten af.
Schadevergoeding
In 2015 werd Rob Vorkink aangehouden omdat hij een ongeval op de snelweg filmde. Tevens kreeg hij een boete van ā¬ 250,- omdat hij de verkeersveiligheid in gevaar zou hebben gebracht doordat hij zijn auto in de berm parkeerde en vanuit die berm verslag deed van het ongeluk. Hij liet de zaak voorkomen bij de kantonrechter. Die oordeelde dat het verkeer niet werd afgeleid door een journalist die zijn werk deed en dat hij de boete niet hoefde te betalen. Nadat hij was vrijgesproken vorderde hij schadevergoeding. Die kreeg hij: ā¬ 2.000,-.
Gevecht
In 2017 maakte Chris Keulen fotoās van een gevecht tussen een militair en een activist. Hij ging vrijwillig mee naar het bureau om te getuigen, maar weigerde zijn beelden af te staan, waarna hij twee uur in de cel doorbracht. Justitie bood daarna excuses aan: āHet OM hecht groot belang aan vrije nieuwsgaring. Daarbij hoort dat journalisten in vrijheid hun werk moeten kunnen doen. Het OM constateert dat in de onderhavige zaak, in de hectiek van het moment, de verkeerde afweging is gemaakt door de hiervoor genoemde dwangmiddelen toe te laten passen.ā De zaak tegen de fotograaf werd geseponeerd en de gekopieerde beelden werden vernietigd. Inbeslagname van journalistiek materiaal mag in principe pas na toestemming van de rechter commissaris (zie de passage over dwangmiddelen).