Mag dat zomaar?
Mag AI mijn werk zomaar gebruiken zonder mijn toestemming?
Terwijl ik door een nieuwe AI tool bladerde, viel mijn blik op een tekst die verdacht veel op mijn werk leek. De stijl, de formuleringen, zelfs specifieke zinsneden waren herkenbaar. Mijn hart sloeg over: mijn werk was gebruikt zonder mijn toestemming. Mag dat zomaar?
Antwoord
Nee, in principe mogen AI-systemen niet zomaar gebruik maken van jouw werk zonder jouw expliciete toestemming.
Als maker heb je het recht om te bepalen hoe en door wie jouw werk gebruikt wordt. Wanneer je ontdekt dat jouw werk zonder toestemming is gebruikt, kan dat een schending van jouw auteursrechten vormen. Het maakt hierbij niet uit of jouw werk opzettelijk is gekopieerd of toevallig is gegenereerd door een AI-tool dat veel elementen van jouw schrijfstijl of specifieke zinsneden heeft overgenomen.
De DSM-richtlijn - Europese wetgeving die onder andere gaat over het auteursrecht in de digitale markt - voorziet in een uitzondering op het auteursrecht waar makers van AI-tools zich op kunnen beroepen. Deze richtlijn biedt een juridische basis voor het gebruik van auteursrechtelijk beschermd werk voor tekst- en datamining, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Dit gebruik is echter alleen toegestaan als het materiaal legaal toegankelijk is en de rechthebbenden niet expliciet hebben aangegeven dat het gebruik van hun werk verboden is.
Hoewel er nog veel onduidelijkheid bestaat over de precieze regels en er vooralsnog geen waterdichte methodes bestaan om je werk volledig te beschermen tegen AI-systemen, kun je enkele stappen ondernemen om je rechten te beschermen. Zo kan je bezwaar maken bij bedrijven die jouw werk zonder toestemming (willen) gebruiken. Daarnaast is het mogelijk om een opt-out te hanteren, waarmee je tekst- en datamining door AI-tools probeert te voorkomen. Bij publicatie van je werk kun je bijvoorbeeld het volgende voorbehoud toevoegen:
‘[Jouw naam], alle rechten voorbehouden. Het gebruik van dit werk voor tekst- en datamining (door (AI-systemen) is uitdrukkelijk verboden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming.’
Verder is het belangrijk om de gebruiksvoorwaarden van websites en platformen waar je je werk publiceert, zorgvuldig te controleren. Het kan namelijk voorkomen dat je met het uploaden van je werk instemt met bepalingen die bedrijven het recht geven om jouw werk te gebruiken, mogelijk ook voor AI-training. Het kennen van deze voorwaarden helpt je om te begrijpen wat er met je werk gebeurt nadat het online is geplaatst.
De juridische en ethische vraagstukken rondom het gebruik van auteursrechtelijk beschermd werk door AI blijven complex, maar het is duidelijk dat dit de nieuwe realiteit is. Het is essentieel dat je je goed informeert over je rechten en actief let op het gebruik van je werk in digitale omgevingen. Hoewel de wetgeving zich blijft ontwikkelen, is het belangrijk als auteur om te leren omgaan met deze veranderingen en waar nodig stappen te ondernemen om je rechten te beschermen.
Jeanine Minkema, jurist NVJ
Mag mijn werkgever weigeren om mijn openstaande verlofsaldo uit te betalen?
Ik heb recent mijn baan opgezegd. Bij de eindafrekening merkte ik dat alleen het opgebouwde vakantiegeld en de eindejaarsuitkering waren uitbetaald. Volgens mijn eigen berekening had ik ook nog tien vakantiedagen tegoed. Mijn ex-werkgever weigert zonder onderbouwing het openstaande verlofsaldo uit te betalen. Volgens hem heb ik al mijn dagen opgemaakt met mijn reis naar Italië. Mag dat zomaar?
Antwoord
Nee. Aan het einde van een dienstverband ontstaat er regelmatig discussie over hoeveel dagen er nog moeten worden uitbetaald. Vreemd eigenlijk, want de wet (artikel 7:641 BW) is toch vrij duidelijk op dit punt. Een werknemer heeft bij uitdiensttreding recht op uitbetaling van alle vakantiedagen die niet zijn opgenomen of vervallen. De werkgever is bovendien verplicht om de werknemer een overzicht te verstrekken van deze resterende vakantiedagen. Toch gaat het in de praktijk regelmatig mis. Soms ontbreekt de administratie volledig. Vaker is deze zo onduidelijk dat zowel werknemer als werkgever niet precies weten waar ze aan toe zijn. Twistpunt is vaak de vraag of de daadwerkelijk genoten vakantiedagen op een correcte wijze van het saldo van de werknemer zijn afgeboekt.
Uit de jurisprudentie volgt dat de juridische verantwoordelijkheid voor een kloppende verlofadministratie bij de werkgever ligt. Daar komt nog best veel bij kijken. Zo moet een werkgever steeds goed bijhouden hoeveel vakantiedagen zijn werknemers nog (over) hebben. Bovendien moeten werknemers regelmatig op de hoogte worden gehouden van hun actuele saldo en moet er duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen de wettelijke en de bovenwettelijke vakantiedagen. Bovenwettelijke dagen zijn namelijk vijf jaar geldig. Wettelijke vakantiedagen verjaren een half jaar na het kalenderjaar waarin ze zijn opgebouwd. De wettelijke vakantiedagen van 2024 vervallen dus op 1 juli 2025. Ook op het risico van het vervallen van dagen moet een werkgever zijn medewerkers wijzen.
Als een werknemer bij uitdiensttreding stelt nog recht te hebben uitbetaling van vakantiedagen en de werkgever betwist dit, dan is het aan de werkgever om deze claim gemotiveerd en met stukken onderbouwd te weerspreken. Kan een werkgever dit niet dan zal een rechter de eigen administratie van een werknemer als uitgangspunt kunnen nemen. Laat de administratie van vakantiedagen daarom niet alleen aan de werkgever over. Het is als werknemer verstandig om zelf ook goed te turven wanneer je vrij neemt en hoe lang je tripjes precies duren. Je weet nooit of het nog van pas komt!
Maarten van den Berg, advocaat
Mag mijn werkgever loon inhouden als ik niet meewerk aan mediation?
Na discussie met mijn werkgever over mijn functioneren heb ik mij ziekgemeld. De bedrijfsarts heeft nu mediation geadviseerd in het kader van de re-integratie. Mijn werkgever dreigt mijn loon in te houden als ik niet meewerk. Mag dat zomaar?
Antwoord
Ja, als een dergelijke kwestie wordt voorgelegd aan de kantonrechter zal het oordeel vaak zijn dat een werknemer geen recht heeft op doorbetaling van zijn loon als hij onvoldoende meewerkt aan redelijke voorschriften van de werkgever. En mediation bij een verstoorde arbeidsrelatie of ziekte kan zo’n redelijk voorschrift zijn om te bezien of er een oplossing voor het conflict is waar beide partijen mee akkoord kunnen gaan.
Zo deed zich onlangs een kwestie voor waarin de werkgever, na kritiek op het functioneren van de werknemer, laat weten de arbeidsrelatie te willen beëindigen en dat hij zal worden vrijgesteld van werkzaamheden. Daarop meldt de werknemer zich ziek en wordt het re-integratietraject gestart. In de probleemanalyse die de bedrijfsarts opstelt staat dat er sprake is van een arbeidsconflict en van ziekte door werkgerelateerde klachten. Voor duurzame terugkeer is het oplossen van het conflict de aangewezen weg.
Zowel werkgever als werknemer laten weten open te staan voor mediation. De werknemer wordt echter niet vooraf gekend in de benoeming van de betreffende mediator. Ook blijft voor hem onduidelijk of het uitgangspunt is dat de mediation gericht is op herstel van de relatie en terugkeer in eigen functie, of dat eigenlijk een beëindiging van de arbeidsverhouding door de werkgever wordt beoogd. Hij laat de werkgever weten dat hij wenst dat hier vooraf overleg over wordt gevoerd.
De werkgever vraagt hem daarop de onvoorwaardelijke bevestiging dat hij bereid is tot mediation, omdat hij anders zijn re-integratieverplichtingen niet nakomt. De werknemer reageert hier niet meer op en de werkgever kondigt daarop een loonstop aan. Hierna stapt de werknemer naar de rechter om dit aan te vechten. Hij vangt daar echter bot, want de rechter is van oordeel dat hij onvoldoende meewerkt aan redelijke voorschriften van zijn werkgever die de re-integratie kunnen bevorderen. Daarbij past het de werknemer niet om vooraf de eis te stellen dat de inzet van mediation terugkeer in eigen werk is. Het mediationtraject moet ingezet kunnen worden zonder voorafgaande voorwaarden over het doel en de uitkomst daarvan.
Ondanks dat vrijwilligheid een van de kernwaarden is bij mediation, gaat dit bij arbeidsgerelateerde zaken niet op: rechters wegen mee of al dan niet constructief is meegewerkt aan mediation.
Yolanda Pattiasina, jurist NVJ
Embedden van foto’s – mag dat zomaar?
Als persfotograaf bied ik mijn foto’s aan via mijn eigen website en een fotopersbureau. Hierdoor bereiken mijn foto’s geïnteresseerde afnemers die ze tegen betaling kunnen gebruiken. Onlangs ontdekte ik dat een nieuwsverzamelsite regelmatig mijn foto’s embedt in haar eigen webpagina’s. Dat gebeurt automatisch, zonder hiervoor te betalen. Mag dat zomaar?
Antwoord
Ja, embedden is in principe toegestaan, maar je kunt het tot op zekere hoogte tegengaan.
Bij het embedden van een foto wordt de foto niet gekopieerd naar een eigen webserver, maar zichtbaar gemaakt met een hyperlink naar de originele locatie (bijvoorbeeld de website van de fotograaf). Als de foto op de bronlocatie wordt verwijderd, verdwijnen ook de ingebedde weergaven op de websites van derden.
Tien jaar geleden oordeelde het Europese Hof van Justitie (HvJ EU) in het Svensson-arrest dat embedden zonder toestemming is toegestaan. Een fotograaf die een foto online publiceert, maakt deze foto beschikbaar voor alle internetgebruikers. Als anderen deze foto embedden, bereiken zij juridisch gezien geen nieuw publiek. Daardoor is er geen sprake van auteursrechtinbreuk.
Uit het Svensson-arrest blijkt dat een foto mogelijk niet voor alle internetgebruikers beschikbaar kan zijn gesteld als de fotograaf ‘beperkende maatregelen’ heeft genomen. Als iemand díé foto dan embedt, wordt er wel een nieuw publiek bereikt. Dan is wel sprake van auteursrechtinbreuk. Wat die beperkende maatregelen precies zijn, heeft het HvJ EU in het Svensson-arrest alleen niet toegelicht.
Gelukkig verduidelijkte het Hof in het VG BildKunst-arrest drie jaar geleden, dat onder deze ‘beperkende maatregelen’ ook technische maatregelen vallen die zijn bedoeld om embedden onmogelijk te maken. Het is relatief eenvoudig om dergelijke maatregelen te nemen. Google toont verschillende opties bij de zoekopdracht ‘blokkeren image hotlinking’. Een websiteontwikkelaar kan dit bovendien eenvoudig realiseren. Zo kunnen fotografen gratis gebruik van hun foto’s tegengaan.
Hoewel dergelijke technische maatregelen zeker zijn te omzeilen, is dat niet de bedoeling. Als een fotograaf kan aantonen dat zijn maatregel is omzeild, zal de rechter waarschijnlijk oordelen dat de foto toch niet vrij beschikbaar was voor alle internetgebruikers en dus niet geëmbed had mogen worden. De fotograaf kan dan schadevergoeding vorderen.
Ook persbureaus en eindafnemers kunnen dergelijke maatregelen nemen. Het kan daarom lonen om hen te vragen om embedden onmogelijk maken en dat in de overeenkomst met jou of de algemene voorwaarden te garanderen. Het bewaken van de exclusiviteit van het beeldmateriaal is immers ook in hun belang.
Rutmer Brekhoff, advocaat NVJ
Mag een opdrachtgever je overeenkomst na vier jaar zomaar opzeggen?
Je werkt als freelance bureauredacteur al meer dan vier jaar bij een landelijke krant op de redactie. Je overeenkomst is door de krant opgezegd omdat ze je niet meer nodig hebben. Mag dat zomaar?
Antwoord
Nee, oordeelt de rechter in een recente uitspraak van een freelance corrector bij de Volkskrant. De corrector is namelijk geen freelancer maar een werknemer. Waar gaat het om in deze zaak?
Partijen hebben een overeenkomst van opdracht gesloten op basis waarvan de corrector werkzaamheden verricht op de redactie van de Volkskrant. De corrector moet (taal)fouten uit teksten halen die door de eindredacteur op het bureau van de corrector worden gelegd en daarna weer worden opgehaald om verder te worden verwerkt. De corrector krijgt hier € 23,93 per uur voor. Dit bedrag wordt uitbetaald nadat hij een factuur heeft ingediend bij de Volkskrant. De werkzaamheden worden verricht in een pool met drie andere correctoren, de diensten zijn verdeeld over zes avonddiensten en vijf middagdiensten. Na twaalf jaar zegt de Volkskrant de overeenkomst op omdat ze geen corrector meer nodig hebben.
De corrector stapt naar de kantonrechter en vraagt vernietiging van de opzegging en doorbetaling van het salaris omdat hij eigenlijk op basis van een arbeidsovereenkomst werkt. De Volkskrant beweert dat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst, maar van een opdrachtovereenkomst en dat de opzegging dus rechtsgeldig is. De kantonrechter geeft de corrector gelijk.
De rechter hecht vooral waarde aan het feit dat de corrector al twaalf jaar voor de Volkskrant werkt, de werktijden door de krant worden bepaald vanwege de deadline, de corrector een centrale rol inneemt op de eindredactie en daardoor in de organisatie is ingebed, op de interne mailinglist voorkomt en gebruik maakt van de kantoorartikelen van de krant. Verder is relevant dat de Volkskrant de wijze van beloning en betaling bepaalt en het uurloon slechts € 23,93 bedraagt. De kantonrechter oordeelt daarom dat sprake is van een arbeidsovereenkomst.
Deze uitspraak onderstreept het belang van een grondige analyse van de feitelijke omstandigheden bij het bepalen van de aard van de werkrelatie. Hoewel partijen in een contract misschien expliciet aangeven dat ze een overeenkomst van opdracht willen aangaan, zal de rechter toch kijken naar de werkelijke uitvoering van de overeenkomst. Als de praktijk meer overeenkomsten vertoont met een arbeidsovereenkomst, kan de rechter dit als zodanig kwalificeren. En dat betekent ontslagbescherming.
Wil jij weten hoe jouw overeenkomst moet worden gekwalificeerd? Neem dan contact op met de advocaten en juristen van de NVJ via dit contactformulier.
Mira Herens, advocaat NVJ
Een officiële waarschuwing zonder wederhoor, mag dat?
Na terugkeer van mijn vakantie lag er een aangetekende brief van mijn werkgever op de deurmat. Tot mijn schrik bevatte die brief een officiële waarschuwing. Dit omdat ik zonder toestemming verlof zou hebben opgenomen. Ik ben hier echter nooit direct op aangesproken en er is niet naar mijn kant van het verhaal gevraagd. Mag dat zomaar?
Antwoord
Nee, onder deze omstandigheden is een formele terechtwijzing niet geoorloofd.
Een officiële waarschuwing (ook wel berisping) is een waarschuwing die een werkgever een werknemer kan geven op het moment dat de werkgever iets constateert dat niet door de beugel kan. Zo’n vermaning wordt vervolgens op papier gezet en opgenomen in het personeelsdossier van de werknemer. Een waarschuwing heeft op zichzelf meestal geen directe consequenties behalve dan dat er een negatieve aantekening in het personeelsdossier terecht komt. Zo wordt er een negatief dossier opgebouwd. De aantekening kan de werkgever op een later moment gebruiken ten nadele van de werknemer. Bijvoorbeeld bij schorsing of ontslag.
De wet zelf bevat geen specifieke regels over de waarschuwing. Of een waarschuwing terecht is gegeven moet dan ook worden getoetst aan de algemene regels in het arbeidsrecht. In het bijzonder aan artikel 7:611 BW, dat de werkgever en de werknemer verplicht zich als goed werkgever respectievelijk goed werknemer te gedragen. Sommige cao’s (bijvoorbeeld in artikel 5 van de cao voor het Omroeppersoneel) en bedrijfsreglementen bevatten wel regels over zogenaamd plichtsverzuim. Een schriftelijke berisping is dan een van de sancties die kan worden opgelegd.
Het versturen van een officiële reprimande is niet altijd toegestaan. Vóórdat een werkgever zo’n zware stap zet, moet hij zorgvuldig onderzoek doen én hoor en wederhoor toepassen. Doet de werkgever dit niet, dan kan de werknemer de berisping uit zijn personeelsdossier laten schrappen.
Een berisping kan grote gevolgen hebben. Het is daarom onverstandig om zo’n brief onbeantwoord te laten. Reageer altijd schriftelijk en geef gemotiveerd en op een zakelijke manier aan met welke punten je het wel en niet eens bent. Vraag bovendien aan je werkgever of je reactie aan het personeelsdossier kan worden toegevoegd.
Soms is een waarschuwing zo onterecht dat je van je werkgever kan verlangen om de brief uit je dossier te halen. Als je door je werkgever op je vingers wordt getikt, neem dan altijd eerst contact op met een van de juristen van de NVJ. Dit kan door ons een mail te sturen.
Maarten van den Berg, advocaat NVJ
Mag ik zomaar worden overgeplaatst?
Ik werk als redacteur economie bij een dagblad en nu word ik tegen mijn zin overgeplaatst naar de eindredactie. Ik heb daar helemaal geen zin in, maar mijn chef zegt dat ik dit gewoon moet gaan doen. Mag dat zomaar?
Antwoord
Nee, niet zomaar. In principe moeten werkgever en werknemer het eens zijn over de functiewijziging. Daarbij is wel van belang hoe die functie in de arbeidsovereenkomst is omschreven. Als daar staat dat je ‘redacteur economie’ bent, heb je een veel sterkere positie dan wanneer er ‘algemeen redacteur’ staat.
Echter, in de cao Uitgeverijbedrijf is geregeld dat als het bedrijfsbelang dat vereist, er bij uitzondering andere dan de overeengekomen werkzaamheden aan de journalist kunnen worden opgelegd (artikel 2.8 lid c). Daarbij kan je denken aan een kortdurende vervanging van een zieke collega.
Ook kan er een eenzijdig wijzigingsbeding in je arbeidsovereenkomst zijn opgenomen. Dan mag de werkgever de functie eenzijdig wijzigen, maar dan moet de werkgever wel een zodanig zwaarwichtig belang hebben dat de belangen van de werknemer daarvoor redelijkerwijs moeten wijken. Dat is niet zo snel het geval. De vraag is dus waarom die functiewijziging nodig is en of er voldoende rekening gehouden is met de belangen van de werknemer.
Mocht er geen eenzijdig wijzigingsbeding zijn, dan nog moet de werknemer soms akkoord gaan met een wijzigingsvoorstel. Dat blijkt uit diverse rechterlijke uitspraken, waarvan het arrest Stoof/Mammoet het bekendste is. Uitgangspunt is goed werkgeverschap en goed werknemerschap. Er moet sprake zijn van gewijzigde omstandigheden zodat de werkgever een goede reden heeft voor het doen van een wijzigingsvoorstel. Ook moet het voorstel zodanig redelijk zijn dat aanvaarding daarvan in redelijkheid van de werknemer kan worden gevergd. Daarbij gelden alle omstandigheden van het geval. Een voorstel wordt bijvoorbeeld al redelijker als je de functie slechts tijdelijk hoeft te doen, als er een terugkeergarantie naar je eigen functie is opgenomen, als je collega’s ook regelmatig de sjaak zijn of als je niet verder hoeft te reizen dan eerst. Dat zijn allemaal zaken waarover je kunt onderhandelen voordat je zou ingaan op het voorstel tot overplaatsing.
Kortom, de reden voor de functiewijziging speelt een grote rol voor de beantwoording van de vraag of je die moet aanvaarden, maar zeker ook de wijze waarop rekening gehouden wordt met je belangen. Simpelweg gedwongen worden tot een andere functie kan niet zomaar.
Petra Oudhoff, jurist NVJ
Een grapje moet toch kunnen?
In mijn journalistieke producties verwerk ik soms humor. Mijn doelgroep kan een goede grap wel waarderen. Nu voelt iemand over wie ik mij grappend heb uitgelaten zich gekwetst. Hij dreigt met een kort geding. Maar humor moet kunnen, toch?
Antwoord
Ja. Artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens beschermt ook humoristische en satirische uitingen. Dat geldt zelfs als deze uitingen ‘schokken, kwetsen of verontrusten’. Maar iemand lichtvaardig beschuldigen mag niet. Voor beschuldigingen moet een feitelijke onderbouwing bestaan. Ook een ‘onnodig grievende’ grap is onrechtmatig.
Soms leidt humor tot een procedure. In 2003 beschreef columnist Luuk Koelman hoe Gretta Duisenberg intiem contact had met Yasser Arafat. Volgens Koelman was dit een metafoor voor de ‘naïeve adoratie’ van Duisenberg voor de voormalige Palestijnse leider. Dat wilde hij bekritiseren. In kort geding vond de voorzieningenrechter de seksuele invalshoek onnodig grievend, maar de bodemrechter oordeelde daarna anders. De tekst was ‘zo evident overdreven en absurd’ dat deze ‘niet anders dan als humoristisch bedoeld’ kon worden beschouwd. Gelet op het karakter van een satirische column was de metafoor niet onnodig grievend en daarom niet onrechtmatig.
Een door LuckyTV-maker Sander van de Pavert gefröbelde afbeelding in de VARAgids was dat wel. De afbeelding toonde Ron Boszhard gekleed als de Bosnisch-Servische oud-generaal Ratko Mladić, met onder meer de tekst ‘Ik wilde graag een keer als oorlogsmisdadiger op de foto’. Ook evident overdreven en absurd zou je zeggen, want wie gelooft dat Boszhard dat echt wilde. Maar de voorzieningenrechter zag dat in 2011 anders. Voor het publiek zou onvoldoende duidelijk zijn dat Boszhard hierbij niet was betrokken en Boszhard hoefde niet te accepteren dat hij met een oorlogsmisdadiger in verband werd gebracht.
Afgelopen maand deed de voorzieningenrechter uitspraak in een zaak over de humor van voetbalcommentator Sierd de Vos. In zijn commentaar bij de Champions League-wedstrijd tussen Ajax en Beşiktaş maakte De Vos een grap dat Beşiktaş voor verdediger Domagoj Vida een ontheffing had aangevraagd. ‘Want’, zei De Vos, ‘hij is namelijk zo lelijk: normaal gesproken mag hij op dit tijdstip niet spelen, omdat er veel kinderen kijken.’
De voorzieningenrechter benadrukte in het vonnis dat uitingen die beledigend, vernederend of misplaatst zijn niet automatisch ook onrechtmatig zijn. Daarvoor moet ‘de grens van het onbetamelijke’ zijn overschreden. Door iemand lelijk te noemen had De Vos dat niet gedaan. Toch kon de voorzieningenrechter het niet laten om te vermelden dat de opmerking naar haar smaak ‘niet grappig ís, maar misplaatst en smakeloos’.
Rutmer Brekhoff, advocaat Juridische Afdeling NVJ
Mag mijn werkgever me na drie tijdelijke contracten inhuren als zzp’er?
Na drie tijdelijke arbeidsovereenkomsten hoopte ik op een vast dienstverband. Het werk beviel me en het salaris was niet verkeerd. Helaas kreeg ik slecht nieuws. Een nieuwe arbeidsovereenkomst zat er niet in. Mijn voormalig werkgever wil me wel nog inhuren als zzp’er. Voorwaarde is dat ik eerst zes maanden moet wachten voordat ik aan de slag kan. Mag dat zomaar?
Antwoord
Ja. Een tijdelijke arbeidsovereenkomst loopt immers van rechtswege af. Het staat een werkgever vervolgens vrij om je een nieuw aanbod te doen. Dit aanbod hoeft natuurlijk geen arbeidsovereenkomst te zijn. Ook op freelance basis kan de samenwerking worden voortgezet.
De voorgestelde ‘pauze’ (tussenperiode) hangt samen met de arbeidsrechtelijke ketenregeling. In artikel 7:668a BW is geregeld hoeveel tijdelijke arbeidsovereenkomsten er mogen worden overeengekomen voordat er een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaat. Een tijdelijk contract gaat automatisch over in een vast contract als een werknemer meer dan drie opvolgende tijdelijke contracten (arbeidsovereenkomsten) heeft gekregen. Of als een werknemer langer dan drie jaar meerdere tijdelijke contracten bij zijn werkgever heeft gehad. Als er meer dan zes maanden tussen de tijdelijke contracten zit, begint de telling opnieuw.
De ketenregeling geldt voor arbeidsovereenkomsten en niet voor overeenkomsten van opdracht (freelance overeenkomsten). Juridisch bezien is er op dit punt dus geen belemmering om na drie arbeidsovereenkomsten als freelancer (zzp’er) voor je ex-werkgever verder te gaan. Arbeidsrechtelijk bezien kan je zonder pauze voor je voormalig werkgever gaan freelancen zonder dat er een vast contract ontstaat.
In de praktijk zien wij echter dat veel werkgevers dit niet durven en toch standaard de tussenperiode van zes maanden aanhouden. Eerder samenwerken is dan niet mogelijk. Werkgevers zijn voorzichtig met freelance opdrachten na een dienstverband. Zeker als de werkzaamheden inhoudelijk niet veel verschillen van de manier waarop de werkzaamheden werden uitgevoerd toen er nog een arbeidsovereenkomst van kracht was. Dit om te voorkomen dat de freelancer (en ex-werknemer) zegt dat hij of zij op basis van het vierde contract nu toch in vaste dienst is. Door een tussenperiode van zes maanden in te lassen, ontstaat er geen volgende schakel in de keten. Zelfs niet als de freelance overeenkomst eigenlijk als een arbeidsovereenkomst moet worden beschouwd.
Verder kan het zo zijn dat de Belastingdienst zeer kritisch kijkt naar zo’n constructie (direct freelancen na dienstverband). Hoe zelfstandig ben je dan echt? Je loopt het risico dat de Belastingdienst de overeenkomst als een voortgezet dienstverband aanmerkt in plaats van als een overeenkomst van opdracht. Dit kan financiële consequenties hebben voor zowel opdrachtgever als opdrachtnemer.
Maarten van den Berg, advocaat Juridische Afdeling NVJ
Mag ik lekken?
Ik werk bij een landelijk dagblad waar ik en veel collega’s met mij nogal last hebben van een handtastelijke chef. Hij staat altijd net te dicht naast je en op borrels moet je hem echt uit de weg gaan. Ook stuurt hij te pas en te onpas ongevraagde, niet-zakelijke app-berichten. Wij zouden dit willen aankaarten, maar hebben een afspraak tot geheimhouding in onze arbeidsovereenkomst die als volgt luidt:
‘Werknemer is tijdens de duur en na de beëindiging van deze overeenkomst gehouden tot strikte geheimhouding van alles wat hem omtrent de onderneming van werkgever of diens relaties bekend is geworden en waaromtrent hem geheimhouding is opgelegd of waarvan hij het vertrouwelijk karakter redelijkerwijs kan vermoeden. Schending van deze geheimhoudingsplicht kan arbeidsrechtelijke consequenties hebben.’
Kunnen wij met zijn gedrag naar buiten treden, of schenden wij dan het geheimhoudingsbeding?
Antwoord
Nee, in beginsel niet schend je dat niet, want hoewel een dergelijk geheimhoudingsbeding in veel arbeidsovereenkomsten staat, heeft het niet de bedoeling je in alle gevallen de mond te snoeren. Overigens staat in veel overeenkomsten die de afspraken rond het einde van een arbeidsovereenkomst vastleggen, de zogenoemde vaststellingsovereenkomsten (vso), vaak ook nog een beding dat ‘partijen zich niet negatief over elkaar zullen uitlaten’. Beide soorten afspraken zijn rechtsgeldig en in beginsel bindend.
De werkgever wil met een geheimhoudingsbeding voorkomen dat een (ex-)werknemer bedrijfsgeheimen lekt. De afspraak dat beide partijen zich over en weer niet negatief over elkaar zullen uitlaten, voorkomt moddergooien na ontslag. Dat zijn legitieme belangen, waar je je in beginsel aan moet houden.
Een dergelijk beding mag er echter nooit toe leiden dat werknemers (of freelancers, want ook in die overeenkomsten komen geheimhoudingsafspraken voor) misstanden niet kunnen melden. Dat moet echter wel op de goede manier. Zomaar rechtstreeks lekken naar de pers is niet de goede manier. Als er een interne procedure is dan moet die worden gevolgd. Alleen als de kwestie intern wordt gebagatelliseerd of onder de mat geveegd, is een gang naar buiten gerechtvaardigd.
Natuurlijk is ook de ernst van de gesignaleerde misstand van belang. Niet elke ongenuanceerde uitbrander van een leidinggevende rechtvaardigt ‘de grote klok’. Wel systematisch wangedrag dat ondanks meldingen en signalen niet tot ingrijpen van hogerhand leidt. Het is niet de bedoeling van een dergelijk beding dat betrokkenen uit angst voor het schenden van een geheimhoudingsbeding (waar vaak ook een boete op staat) hun mond houden. En een rechter zal een werknemer het geheimhoudingsbeding dan ook nooit tegenwerpen als een betrokkene een ernstige misstand aan de grote klok hangt waarvoor intern serieus doch tevergeefs aandacht is gevraagd.
Kortom, een geheimhoudingsbeding is voor een werkgever geen vrijbrief misstanden onder de pet te houden, wel dient eerst intern te worden gemeld. Bij twijfel kun je altijd de juridische afdeling bellen om de juiste afwegingen te maken.
Yvonne Berkeljon, juridisch adviseur en contactpersoon ongewenst gedrag NVJ
Mag hij die portretfoto aan een andere website geven?
Voor een tijdschrift heb ik in opdracht een portretfoto gemaakt van een econoom die is gepubliceerd bij een interview. Nu heeft die econoom – zonder mijn toestemming – de portretfoto aan een andere website gegeven voor publicatie naast zijn columns. Mag dat zomaar?
Antwoord
Ja, zo oordeelt het gerechtshof Amsterdam eind vorig jaar. Er is hier namelijk sprake van een uitzondering op het auteursrecht, waardoor de publicatie van het portret van de econoom op die website niet als inbreuk op de auteursrechten van de fotograaf wordt beschouwd.
Wat is die uitzondering dan? In de auteurswet is, kort gezegd, bepaald dat publicatie van een portret in een (online) nieuwsblad of tijdschrift zonder toestemming van de fotograaf, geen inbreuk op diens auteursrechten oplevert als de opdracht voor het maken van dat portret door of ten behoeve van de geportretteerde is verstrekt. Om dat laatste draait het in deze zaak.
De website heeft namelijk een verklaring van de econoom dat de opdracht voor het maken van zijn portretfoto in samenspraak met het tijdschrift is gegeven. Verder heeft de econoom de fotograaf toegelaten tot zijn woning en aanwijzingen gegeven bij het maken van de foto én, zegt hij, een persoonlijk belang te hebben bij een goede portretfoto. Deze omstandigheden leiden er volgens het gerechtshof toe dat de opdracht voor de portretfoto mede ten behoeve van de econoom is gegeven. Publicatie van die foto in een ander nieuwsmedium maakt daarom geen inbreuk op de auteursrechten van de fotograaf.
Dat is een bittere pil voor fotografen, die een portretfoto toch vooral ten behoeve van de opdrachtgever maken. Hoewel ik vind dat een geportretteerde nog steeds enig belang moet kunnen aanwijzen dat meer omvat dan het hebben van een goede portretfoto – want dat geldt voor iedere geportretteerde – is het voor fotografen aan te raden duidelijke afspraken te maken om situaties zoals bovenstaand te voorkomen. Een goede quitclaim is dus nog belangrijker geworden. Wat er in zo’n quitclaim moet staan, vertellen we je graag tijdens ons juridisch spreekuur.
Mira Herens, advocaat NVJ Advocaten & Juristen
De NVJ is het principieel oneens met de uitleg van het Hof in deze zaak. Wij vinden dat het auteursrecht in dit soort gevallen altijd de maker toebehoort. Zolang deze uitspraak echter staat, adviseert de NVJ een afspraak te maken met geportretteerde in de vorm van een quitclaim.
Mag ik mijn jaarcontract tussentijds opzeggen?
Overal lees ik dat de banen voor het opscheppen liggen en dat er nu véél meer mogelijkheden zijn voor een nieuwe baan. Zelf heb ik al een oriënterend gesprek gehad bij een veelbelovend jong bedrijf waar eventueel een nieuwe uitdagende baan op mij wacht, maar ik heb nu een jaarcontract dat pas op 1 juni 2023 afloopt. Kan ik tussentijds zomaar overstappen naar een andere werkgever?
Antwoord
Dat kan alleen als er in je arbeidsovereenkomst een zogeheten tussentijds opzegbeding is opgenomen. In dat geval kun je als werknemer opzeggen met in achtneming van de daarin gestelde opzegtermijn. Staat er in je arbeidsovereenkomst geen tussentijdsopzegbeding dan moet je – als je werkgever je niet wil laten gaan – in principe de overeengekomen resterende tijd uitzitten. Dat is niet fijn en klemt nog meer in deze tijd waar overal gebrek aan personeel is en je wellicht makkelijk je positie zou kunnen verbeteren door leuker of beter betaald werk bij een andere werkgever.
Je ziet mensen de gok wagen en in strijd met hun contract toch eerder opzeggen. Vaak wordt gedacht dat het zo’n vaart niet zal lopen, maar dat is een misrekening want je werkgever kan aanspraak maken op een forse schadevergoeding. Of je werkgever echt schade lijdt door je opzegging doet eigenlijk niet ter zake. Het gaat namelijk om een zogeheten gefixeerde schadevergoeding: de hoogte van de schadevergoeding is in principe gelijk aan het loon dat je over de resterende maanden zou ontvangen. Wel is het zo dat de rechter zo’n schadevergoeding op jouw verzoek kan matigen.
Een paar maanden geleden oordeelde de rechter over een dergelijke zaak die door de werkgever was aangezwengeld. Die vorderde een kleine 30.000 euro, wat overeenkwam met tien maandsalarissen. De rechter zag echter aanleiding het door de werkgever verlangde schadebedrag te ‘matigen’ tot drie maanden, dat is het in de wet opgenomen minimum. Omstandigheden die de rechter daarbij liet meewegen waren het feit dat het bedrijf een professionele organisatie was met 85 werknemers en deel uitmaakte van een grotere groep. Van een dergelijke organisatie mag je verwachten dat zij de uitval of het vroegtijdig vertrek van een werknemer kan opvangen. Daarbij betrof het een baan waarbij geen hoge mate van expertise of opleiding nodig was. Ook liet de rechter meespelen dat het toewijzen van de volledige schadevergoeding een zeer grote financiële impact op de ex-werknemer zou hebben. Maar hoe dan ook, ondanks die overwegingen moest hij toch nog 8.500 euro afdragen aan zijn ex-werkgever.
Van belang is dus dat je bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd checkt of er voor jou de mogelijkheid is tussentijds op te zeggen. Als dat het geval is, is die mogelijkheid er voor de werkgever vaak ook. Een werkgever moet echter toestemming aan het UWV of de rechter vragen en een goede reden hebben voor de opzegging (bijvoorbeeld een reorganisatie of disfunctioneren) als jij er tenminste niet mee wilt instemmen.
Yolanda Pattiasina, jurist NVJ
Ben ik verplicht me te legitimeren?
Ik ben freelance persfotograaf en doe vaak verslag van demonstraties. Recent fotografeerde ik bij een boerenprotest enkele demonstranten die in discussie gingen met aanwezige politieagenten. Een agent wilde geen pottenkijkers en vroeg mij te stoppen met fotograferen. Toen ik hem vertelde dat ik fotojournalist ben en mijn politieperskaart toonde, vroeg hij mij plotseling om mijn legitimatiebewijs. Als ik mij niet zou legitimeren zou ik worden aangehouden. Ik heb mijn paspoort maar gegeven. Toch vraag ik mij af: mag dat zomaar?
Antwoord
Nee. Er bestaat weliswaar een identificatieplicht, maar deze mag niet misbruikt worden. Op grond van artikel 8 Politiewet is een ambtenaar van politie bevoegd tot het vorderen van inzage van een identiteitsbewijs, voor zover dat ‘redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitvoering van de politietaak’. De politietaak bestaat uit de handhaving van de rechtsorde, de handhaving van de openbare orde en de verlening van hulp aan hen die dit behoeven.
De Aanwijzing uitbreiding identificatieplicht beschrijft enkele situaties waarin het vorderen van een ID-bewijs noodzakelijk kan zijn. De politie kan hier bijvoorbeeld toe overgaan in verband met de opsporing van een strafbaar feit. Ook bij hangjongeren die overlast veroorzaken in de openbare ruimte is een agent bevoegd om legitimatie te vragen, evenals bij onrust of dreigend geweld in uitgaansgebieden of bij openbare manifestaties.
Van het vorderen van legitimatie kan een intimiderende en soms zelfs escalerende werking uitgaan en de politie mag hier niet zonder (goede) reden toe overgaan. Daarom heeft de Ombudsman eerder geadviseerd dat het vragen naar legitimatie achterwege dient te blijven als de politie niet van plan is om bijvoorbeeld een proces verbaal op te maken vanwege een vermeend strafbaar feit. Identiteitscontrole is ook niet zonder meer geoorloofd als de politieambtenaar de identiteit al kent van degene van wie hij inzage wenst.
Een fotojournalist dient in de openbare ruimte onder normale omstandigheden gewoon zijn werk te kunnen doen. Er dient dan niet zonder reden om een ID-bewijs te worden gevraagd. Dat is hinderend en leidt tot irritatie. Toch kan het als journalist verstandig zijn om toch maar gehoor te geven aan de vordering. Op het weigeren van het tonen van een ID-bewijs staat namelijk een geldboete. Hiertegen kan achteraf weliswaar verzet ingesteld worden, maar dat kost veel tijd en energie. Bij weigering om te legitimeren kan de politie bovendien tot aanhouding overgaan en dan is doorwerken geen optie meer.
Kortom, kalmeren, legitimeren en dan weer verder fotograferen. Was de vordering onterecht? Overweeg dan om hierover achteraf alsnog een klacht in te dienen.
Rutmer Brekhoff, NVJ-advocaat
Ik meld me ziek!
Ik heb een conflict met mijn chef en daarom heb ik mij ziekgemeld. Dat is niet zomaar, ik heb last van slapeloze nachten, stress en alles wat daar bij hoort.
Nu heeft de bedrijfsarts gezegd dat hij mij niet ziek acht maar dat hij mijn werkgever een time-out zal adviseren en ik in die tijd in gesprek moet met mijn leidinggevende.
Mag dat zomaar?
Antwoord
Ja, dat mag. Sterker nog, een bedrijfsarts moet dit advies geven bij arbeidsconflicten. De gedachte hierachter is dat ziekmelding het probleem niet oplost. Je kunt heus wel echt ziek worden van een arbeidsconflict en het kan ook heel goed zijn om wat afstand te nemen van de situatie, maar het herstel is vrijwel nooit gebaat bij alleen maar thuisblijven. In de time-out hoef je niet aan het werk, maar moet wel gewerkt worden aan een oplossing van het conflict.
Er zijn over het algemeen eigenlijk maar twee (eind) oplossingen mogelijk: de ruzie wordt bijgelegd en de werknemer gaat weer aan het werk, of partijen gaan uit elkaar. In dat laatste geval wordt meestal onderhandeld over een afvloeiingsregeling. Als daar overeenstemming over bereikt wordt, eindigt de arbeidsovereenkomst in onderling overleg, als partijen er niet uitkomen, moet de rechter zich over de zaak buigen. De rechter zal bij een verstoorde arbeidsrelatie partijen niet snel dwingen weer samen te gaan werken. Vrijwel altijd volgt dus ontbinding van de arbeidsovereenkomst onder toekenning van een vergoeding, meestal ter hoogte van de transitievergoeding. Alleen als de werknemer zich héél erg misdragen heeft, krijgt hij geen vergoeding. Aan de andere kant geldt dat indien de werkgever ernstig in gebreke is gebleven, bijvoorbeeld door ineens kritiek op het functioneren te hebben maar geen verbetertraject aan te bieden of door de werknemer duidelijk weg te pesten, dan krijgt de werkgever de kous op de kop en kan de rechter een hoger bedrag toekennen.
Vanzelfsprekend zal de bedrijfsarts wel een ziekmelding accepteren als er meer aan de hand is dan ziekte als gevolg van het conflict. Bijvoorbeeld als dit de druppel was die de emmer doet overlopen en er sprake is van een burn out. Die scheidslijn is soms moeilijk te trekken en ook daarover ontstaan vaak conflicten. Als je het niet eens bent met het advies van de bedrijfsarts en vindt dat je wel degelijk echt ziek bent, kan je een deskundigenoordeel bij het UWV aanvragen.
Kortom, bij ziekmelding wegens een conflict is er meestal slechts een korte periode respijt en zal je in gesprek moeten met de werkgever.
Petra Oudhoff, NVJ Advocaten & Juristen
Heb je ook een kwestie die je aan onze juristen wil voorleggen? Mail naar juridisch@nvj.nl of kijk op nvj.nl/rechtshulp
Mag dat, informatie openbaar maken zonder zienswijze te vragen?
Voor een artikel heb ik uitgebreid gecorrespondeerd met de burgemeester van een middelgrote gemeente. In deze vertrouwelijke correspondentie is van alles aan de orde gekomen. Ook zaken die absoluut niet voor andermans ogen bedoeld zijn. Tot mijn schrik ontving ik na publicatie van mijn stuk een brief van de desbetreffende gemeente. Ze zijn van plan om deze correspondentie openbaar te maken. Dit in het kader van een Woo-verzoek. Mag dat zomaar?
Antwoord
Nee. Niet zomaar.
Op 1 mei 2022 is de Wet open overheid (Woo) in werking getreden en heeft de Wob vervangen. De Woo heeft onmiddellijke werking. Dit betekent dat vanaf 1 mei 2022 alle besluiten (ook op ‘oude’ Wob-verzoeken) met inachtneming van de bepalingen van de Woo moeten worden genomen.
Net als onder de Wob moet een bestuursorgaan op grond van de Woo ‘derden’ die naar verwachting bedenkingen hebben bij de openbaarmaking op de hoogte brengen van het plan om bepaalde informatie te verstrekken in het kader van een Woo-verzoek. Zij moeten de kans worden geboden om een zogenaamde zienswijze in te dienen op het voornemen de informatie openbaar te maken. De zienswijze van de derde-belanghebbende wordt in de belangenafweging van het bestuursorgaan meegenomen.
Als journalist ben je natuurlijk groot voorstander van een transparante overheid en de openbaarmaking van stukken. Toch kunnen er goede redenen zijn waarom je niet wilt dat nu juist jouw correspondentie op straat komt te liggen. Nog los van privacyoverwegingen en het feit dat het hier vertrouwelijke journalistieke correspondentie betreft, kan het brongeheim in gevaar komen. In de correspondentie kan immers gevoelige informatie staan over klokkenluiders of andere bronnen. Ook wordt je journalistieke werkwijze bekend, wat weer consequenties zou kunnen hebben voor eventuele toekomstige verhalen.
Al deze argumenten kan in je je zienswijze naar voren brengen. Als het bestuursorgaan niet (volledig) overtuigd is door je betoog zal er een ‘uitgestelde verstrekking’ van de correspondentie plaatsvinden. Voordat er tot het daadwerkelijk openbaar maken wordt overgegaan, krijg je eerst de gelegenheid (doorgaans een termijn van twee weken) om door middel van een bezwaarschrift én een spoedprocedure bij de bestuursrechter het openbaarmakingsbesluit te schorsen totdat er in bezwaar daarover is beslist. Zolang de rechter geen beslissing heeft genomen, mag de gemeente de vertrouwelijke correspondentie niet openbaar maken. Je geheimen zijn dan voorlopig veilig.
Maarten van den Berg, NVJ Advocaten & Juristen
Heb je ook een kwestie die je aan onze juristen wil voorleggen? Mail naar juridisch@nvj.nl of kijk op nvj.nl/rechtshulp
Moet ik een geheimhoudingsbeding serieus nemen?
Ik ben tot mijn grote vreugde aangenomen als redacteur bij een grote uitgeverij. Toen ik mijn contract ontving, zag ik dat daarin een geheimhoudingsbeding is opgenomen. En ook staat er dat ik bij overtreding daarvan een boete van 2.500 euro per keer moet betalen. Moet ik zo’n bepaling serieus nemen of loopt dat zo’n vaart niet?
Antwoord
Ja, een dergelijk beding is zeker geen ‘dode letter’. In veel arbeidsovereenkomsten is een geheimhoudingsbeding opgenomen en op overtreding staat meestal een forse boete. Het beding is vaak zo verwoord dat het verboden is om bedrijfsinformatie of knowhow waar je tijdens je dienstverband kennis van neemt buiten de organisatie te brengen. Maar wat is buiten de organisatie?
De kantonrechter in Alkmaar vond begin dit jaar dat het downloaden van (grote) bestanden naar je privécomputer, zelfs zonder dat de documenten gedeeld werden met anderen, overtreding van het in de arbeidsovereenkomst opgenomen geheimhoudingsbeding opleverde. Op iedere overtreding stond een boete van 5.000 euro en nu de werkneemster drie keer documenten naar haar privémail had verzonden, was zij in principe 15.000 euro verschuldigd. De rechter vond dat ook wat gortig en matigde de boete naar 10.000 euro omdat twee van de drie overtredingen naar aard en inhoud gelijksoortig waren.
Vorige maand oordeelde het Gerechtshof in Leeuwarden over een soortgelijke zaak. Echter met een heel andere uitkomst. Ook hier had de werknemer vanaf zijn zakelijke e-mailadres een aantal documenten naar zijn privémail doorgestuurd. De ex-werkgever vroeg eerst bij de kantonrechter om een verbod op het gebruik van en het retourneren van alle documenten en daarbij een boete van 25.000 euro. Nadat de kantonrechter de vorderingen had afgewezen ging de werkgever in hoger beroep, maar ving ook bot bij het Hof. Dat had ermee te maken dat in dit geval de tekst van het geheimhoudingsbeding (“Bedrijfsgegevens mogen niet aan derden bekend worden gemaakt of door een (ex-)werknemer voor eigen voordeel worden gebruikt.”) onvoldoende was om de werkgever te volgen in de stelling dat reeds het buiten het bedrijf brengen van deze informatie (versturen van zakelijk naar privé) een inbreuk op het beding opleverde.
Een en ander let dus nauw en is afhankelijk van de precieze bewoordingen van een beding. Maar het is zeker een beding waar je al tijdens het tekenen van je contract op moet letten.
Yolanda Pattiasina, NVJ Advocaten & Juristen
Heb je ook een kwestie die je aan onze juristen wil voorleggen? Mail naar juridisch@nvj.nl of kijk op nvj.nl/rechtshulp
Is mijn non-fictieverhaal beschermd?
Ik heb een non-fictieboek geschreven dat goed verkoopt. Het beschrijft het levensverhaal van een moedige burgemeester die tijdens de Tweede Wereldoorlog mensenlevens redt. Voor het boek heb ik diepgaand onderzoek gedaan, veel archiefmateriaal verzameld en honderden interviews afgenomen. Nu wil een producent mijn boek verfilmen, zonder dat hij daarvoor mijn toestemming heeft. Mag dat zomaar?
Antwoord
Nee, (ook) op een non-fictieboek rust auteursrecht. Non-fictie is echter beperkter beschermd dan fictie.
Het auteursrecht beschermt datgene dat het ‘persoonlijk stempel van de maker’ draagt, oftewel dat voldoende creatief is. De zogenaamde subjectieve vorm die de schrijver heeft gekozen is beschermd, maar de objectieve inhoud van het boek niet. Feiten, gegevens en ideeën zijn vrij en dus niet auteursrechtelijk beschermd. Deze informatie mag iedereen overnemen.
Non-fictieboeken bevatten vaak veel feitelijke inhoud, zoals historische informatie, ontdekkingen en onderzoeksgegevens. Soms is de auteur na lang onderzoek de eerste die deze feiten openbaart. Toch, eenmaal gepubliceerd, kan iedereen deze feitelijke informatie gebruiken voor bijvoorbeeld een eigen film of boek. De non-fictie-auteur krijgt geen monopolie op de (loop van de) geschiedenis.
Maar de subjectieve vorm van het non-fictieboek is wel beschermd. Het gaat dan om alles dat het resultaat is van vrije creatieve keuzes van de auteur. Bij fictie is vaak de hele verhaallijn door de auteur verzonnen, maar voor non-fictie geldt dat niet. Wat overblijft zijn díe aspecten van het boek die bijvoorbeeld volgen uit de eigen smaak of gewoonte van de auteur. Denk daarbij aan zijn woordkeuze, het vertelperspectief en de specifieke combinatie en rangschikking van de feiten. Voor gebruik van deze creatieve elementen in een film is toestemming nodig van de auteur, al dan niet tegen betaling.
Soms is onduidelijk of een producent die een film wil maken naar aanleiding van een non-fictie boek gebruik zal maken van beschermde elementen. De producent benadert vooraf niet altijd de auteur van het boek. In dat geval kan pas achteraf, door de film op elk onderdeel te vergelijken met het boek, worden vastgesteld of de rechten van de auteur zijn geschonden. Dat is geen sinecure.
TIP! Soms is het mogelijk om op andere wijze iets aan de verfilming van een non-fictieboek te verdienen. Voor filmmakers kan het heel interessant zijn om toegang te krijgen tot uniek archiefmateriaal dat een auteur heeft verzameld (zoals bibliotheekbronnen, foto’s en transcripties van interviews). De auteur kan een filmmaker dan tegen betaling toegang tot zijn archief geven en eventueel medewerking aan de film toezeggen.
Rutmer Brekhoff, NVJ Advocaten & Juristen
Heb je ook een kwestie die je aan onze juristen wil voorleggen? Mail: juridisch@nvj.nl of kijk op nvj.nl/rechtshulp
Is mijn programma-idee beschermd?
Een paar maanden geleden ben ik door een tv-producent uitgenodigd om met een groepje freelancers een middag te brainstormen en ideeën uit te wisselen. Daarbij besprak ik een format voor een programma waarvoor ik al langer een idee heb. We werden hartelijk bedankt maar tot een samenwerking kwam het niet. Nu zie ik tot mijn verbazing dat diezelfde producent een programma uitzendt dat gebaseerd lijkt te zijn op mijn programma-idee. Mag dat zomaar?
Antwoord
Dat hangt er vanaf. Een idee of een format is niet zo makkelijk te beschermen. Gedachten zijn vrij en dus kunnen meerdere mensen op hetzelfde tijdstip hetzelfde idee hebben. Echter, naarmate een idee of programma-format verder is uitgewerkt, kan het onder de bescherming van het auteursrecht vallen. En, hoe origineler het idee, hoe onwaarschijnlijker het is dat iemand anders nou net ook op datzelfde moment nou net hetzelfde idee heeft gekregen.
Kortom, een format kan auteursrechtelijk beschermd zijn als het gedetailleerd is uitgewerkt. Helaas valt die bescherming weer weg als een aantal elementen van dat format wordt veranderd. Een andere naam, een andere volgorde van items, andere belichting, geluid, muziek of decor en er is een ander programma.
Bij het pitchen van ideeën en programma-voorstellen is het dan ook raadzaam om niet het achterste van je tong te laten zien. Geef voldoende informatie om de interesse op te wekken, maar leg daarna afspraken over samenwerking vast zodat men niet met je format aan de haal kan gaan. Er wordt ook nogal eens door een opdrachtgever of producent gezegd dat ze allang met dat idee bezig waren.
Daarom is het van belang om je idee of format te registreren. Dan staat vast dat je vanaf die datum het idee had. De registratie geeft geen auteursrechtelijke bescherming, maar is bewijsrechtelijk wel van belang. Er zijn vele bureaus die zo’n registratie aanbieden. Daarvan is het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom één van de goedkopere met i-DEPOT. Een registratie voor vijf jaar kost 37 euro. Maar zelfs met zo’n registratie geeft het maken van goede afspraken de beste bescherming.
Petra Oudhoff, NVJ Advocaten & Juristen
Heb je ook een kwestie die je aan onze juristen wil voorleggen? Mail: juridisch@nvj.nl of kijk op nvj.nl/rechtshulp
Mag mijn opdrachtgever het tussentijds opzeggen van mijn opdracht weigeren?
Als zelfstandig tekstschrijver ben ik een freelance klus aangegaan voor een periode van drie maanden. Ik heb niet veel vastgelegd. Een mailtje met de omschrijving van de opdracht, mijn honorarium en een begin- en een einddatum. Na een weekje bezig te zijn geweest, krijg ik een uitnodiging om een lange reis te maken. Een buitenkans! Ik laat mijn opdrachtgever weten dat hij helaas iemand anders moet zoeken voor de klus. Tot mijn verbazing weigert hij mijn opzegging te accepteren. Ik moet mijn werk maar gewoon afmaken. Mag dat zomaar?
Antwoord
Ja. Het is oneerlijk verdeeld in de wereld. Een opdrachtgever kan een overeenkomst van opdracht te allen tijde opzeggen. Zelfs zonder goede reden. En zelfs zonder opzegtermijn. Bijna alle freelancers maken dit op enig moment in hun carrière mee. Gelukkig is er in de rechtspraak bepaald dat bij de beëindiging van een jarenlange en intensieve samenwerking de redelijkheid en de billijkheid met zich mee kan brengen dat er toch een opzegtermijn moet worden gehanteerd. Ook als daarover contractueel niets is afgesproken. Zo’n opzegtermijn biedt de zelfstandige de mogelijkheid om vervangende opdrachten te vinden. Erg lang zijn ze niet, die termijnen op basis van de redelijkheid. In het algemeen gaat het om periodes van twee tot drie maanden.
Wil je als opdrachtnemer hetzelfde doen, op stel en sprong een samenwerking beëindigen, dan loop je hard tegen de wet aan. De overeenkomst van opdracht is vrij summier geregeld in het Burgerlijk Wetboek. Het zijn slechts veertien artikelen. Toch staat het er echt in artikel 408 van Boek 7: een opdrachtnemer kan een overeenkomst van opdracht, aangegaan in de uitoefening van een beroep of bedrijf, niet opzeggen. Dit is slechts anders als de overeenkomst voor onbepaalde tijd is aangegaan of als er sprake is van een gewichtige reden.
Bij een gewichtige reden kan je denken aan een ernstige verstoorde arbeidsrelatie waardoor verdere samenwerking onmogelijk is geworden. De wens om op een mooie vakantie te gaan kwalificeert zich niet als een gewichtige reden in de zin van de wet. In zo’n geval kan je eigenlijk niet onder de opdracht uit.
Bijna alle wettelijke regels die betrekking hebben op de overeenkomst van opdracht zijn van regelend recht. Je kunt er dus in een contract van afwijken. Als je bij het aannemen van een klus je opties open wilt houden dan is het raadzaam om afspraken te maken over een tussentijdse opzegging en eventueel de daarbij van toepassing zijnde opzegtermijn.
Maarten van den Berg, NVJ Advocaten & Juristen
Heb je ook een kwestie die je aan onze juristen wil voorleggen? Mail: juridisch@nvj.nl of kijk op nvj.nl/rechtshulp
Smartengeld na (verbaal) geweld?
Recent werkte ik als fotograaf bij een demonstratie. Daar werd ik door een omstander bedreigd en beledigd en door een ander werd ik uit het niets geslagen. Een agent was hiervan getuige en kon de daders aanhouden, maar sindsdien voel ik mij onveilig en slaap ik slecht. Ik wil daarom een schadeclaim indienen. Kan dat?
Antwoord
Ja, als slachtoffer van bedreiging, belediging of mishandeling kun je schadevergoeding eisen.
Natuurlijk is het belangrijk om aangifte te doen en bewijs van het voorval en de schade te bewaren. Vaak worden daders van bedreiging, belediging en zogenaamde eenvoudige mishandeling veroordeeld tot betaling van een geldboete of werkstraf. In zeer ernstige gevallen volgt soms een gevangenisstraf.
Een opgelegde straf geeft misschien enige voldoening, maar daarmee is jouw schade nog niet vergoed. Voor het indienen van een schadeclaim kan een slachtoffer zich bij aanvang in de strafprocedure ‘voegen’. De vordering kan betrekking hebben op geleden materiële schade, zoals een vernielde camera of misgelopen inkomsten, en op immateriële schade (ook wel smartengeld genoemd). Maar reken je niet rijk! Smartengeld bedraagt helaas vaak niet meer dan een paar honderd euro.
Een slachtoffer heeft wettelijk recht op smartengeld als hij lichamelijk letsel heeft opgelopen, zoals bij mishandeling. Ook wanneer zijn eer of goede naam is geschaad kan smartengeld worden toegekend. Dat is al snel het geval bij belediging. Een derde categorie vergrijpen waarbij de wet smartengeld mogelijk maakt is bij ‘aantasting in zijn persoon op andere wijze’. Op deze categorie doe je een beroep bij bedreiging, maar helaas wordt schadevergoeding in deze categorie niet snel toegekend.
Van ‘aantasting van de persoon op andere wijze’ is in ieder geval sprake als geestelijk letsel is opgelopen. Dat kun je bijvoorbeeld aantonen met een psychiatrisch rapport. Bij bijvoorbeeld gevoelens van onveiligheid of stress zal je echter meestal niet beschikken over zo’n rapport dat als bewijs kan dienen. Dat leidt soms tot onrechtvaardige situaties. Zo ontving een journalist die via Facebook Messenger werd bedreigd met verkrachting van zijn naasten, hiervoor geen smartengeld. De rechtbank Amsterdam kon zich goed voorstellen dat de journalist hierdoor gevoelens van angst en onveiligheid had, maar dat was niet voldoende om smartengeld toe te kennen. Volgens de rechter was namelijk onvoldoende aangetoond dat door de bedreiging ook echt psychisch letsel was ontstaan.
Het is dus zeker mogelijk om smartengeld te vorderen bij mishandeling, belediging en bedreiging. Wel is het soms moeilijk om de schade aan te tonen en is het bedrag geregeld laag. Omdat het proces verder relatief eenvoudig is - je hoeft slechts een voegingsformulier in te vullen - kan het toch de moeite waard zijn.
Rutmer Brekhoff, NVJ Advocaten & Juristen
Heb je ook een kwestie die je aan onze juristen wil voorleggen? Mail: juridisch@nvj.nl of kijk op nvj.nl/rechtshulp
Ik word in een andere salarisschaal geplaatst dan vermeld in de vacature.
Ik ga bij een publieke omroep werken als redacteur/verslaggever en ik word ingedeeld in salarisschaal F ondanks dat er een vacature was voor redacteur/verslaggever G. Alle andere collega’s zitten in G. Het argument is dat ik nog te weinig ervaring heb en dat schaal F als een aanloopschaal moet worden gezien. Over twee jaar zou ik naar G kunnen. Mag dat zomaar?
Antwoord
Nee, dat mag niet zomaar. In de cao Publieke Omroep bestaan al heel lang geen aanloopschalen meer. Je moet worden ingedeeld conform de zwaarte van de functie. In het salarisgebouw zijn referentiefuncties opgenomen, waarmee je functie van redacteur/verslaggever vergeleken dient te worden en waaruit de salarisschaal voortvloeit.
Bij die indeling gaat het dus om de functie, niet om de persoon die het werk doet. Oftewel, het gaat om de stoel, niet om degene die er op zit. De omroep heeft je aangenomen en daarmee de conclusie getrokken dat je voldoende gekwalificeerd bent voor de functie. En er stond een G-functie open, niet een F-functie. Dan kan je niet opeens in een lagere schaal gezet worden.
Als de omroep de inschaling niet wil aanpassen, dan kan je daar via een interne bezwaarprocedure bezwaar tegen maken. Mocht dat niet het gewenste resultaat opleveren, dan kan je de kwestie aanhangig maken bij de Beroepscommissie Toetsingsprocedure Functie-indelingen. De Beroepscommissie bestaat uit vier leden namelijk twee werkgeversvertegenwoordigers uit de omroep en twee werknemersvertegenwoordigers door de werknemersorganisaties te benoemen. Daarnaast fungeert de NPO-functiewaarderingsdeskundige namens werkgevers en werknemersorganisaties als niet stemgerechtigde secretaris/deskundige. De commissie kijkt of de functie goed is ingedeeld, niet of de werknemer voldoende ervaring heeft. Nu de functie formeel is ingedeeld in G, zou je ook het salaris van G moeten ontvangen.
Petra Oudhoff, NVJ Advocaten & Juristen
De afdeling Advocaten & Juristen van de NVJ kan je juridische bijstand geven bij procedures. Ze zijn te bereiken via mail: juridisch@nvj.nl of kijk op nvj.nl/rechtshulp
Een perskaart als coronapas?
Kan ik verslag doen van een bepaald evenement zonder coronapas? Is een perskaart niet voldoende om binnen te komen? Daaruit blijkt toch duidelijk dat ik journalist ben? Een coronapas beperkt mij in het vergaren van het nieuws en dus ook in mijn grondrecht van de vrijheid van meningsuiting. Mag dat zomaar als voorwaarde gesteld worden om mijn vak uit te oefenen?
Antwoord
Nee, als journalisten voor hun werk aanwezig zijn op een evenement, geldt een uitzondering voor de coronapas. Dit omdat zij dan geen publiek zijn, maar omdat het gaat om de uitoefening van beroep en bedrijf. Ze moeten daarbij wel via een perskaart aantonen dat ze er voor hun beroep zijn.
Onder bepaalde voorwaarden mogen grondrechten worden beperkt, ze zijn niet absoluut. In artikel 10 EVRM is met zoveel woorden vastgelegd dat de uitoefening van de vrijheid van meningsuiting kan worden onderworpen aan bepaalde formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties, die bij wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn, voor zover daarmee een legitiem doel wordt gediend, onder andere de bescherming van de gezondheid.
De coronapas is gebaseerd op de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19, en deze regeling is weer gebaseerd op de Wet Publieke Gezondheid. De beperking van de vrijheid van meningsuiting is dus bij wet voorzien, maar in dit geval heeft het kabinet besloten een uitzondering te maken.
Reeds eerder is aan de rechter -door de Stichting Viruswaarheid- de vraag voorgelegd of de maatregelen rond corona niet in strijd waren met diverse grondrechten. Daarbij oordeelde de rechter dat het legitieme doel de bescherming van de volksgezondheid was. Tevens stelde de rechter: “Voor de vraag of de beperking in een democratische samenleving noodzakelijk is dient vast te staan dat deze voorziet in een dwingende maatschappelijke behoefte (pressing social need) en dat zij evenredig is aan het met die beperking beoogde doel (proportionaliteitseis), waarbij ook onderzocht moet worden of er geen andere (lichtere) middelen voorhanden zijn om het beoogde doel te verwezenlijken. Bij het nemen van ‘passende maatregelen’ ter bescherming van de volksgezondheid komt de Staat keuze- en beoordelingsvrijheid toe”.
Daarbij achtte de rechter van belang dat de Staat zich liet adviseren door het OMT, het RIVM en de WHO, en dat daarbij van belang was (1) een acceptabele belastbaarheid van de zorg, (2) de bescherming van kwetsbare mensen in de samenleving en (3) het zicht houden op en inzicht hebben in de ontwikkeling van de verspreiding van het virus.
Kortom, voor het verslag doen van evenementen kan een perskaart volstaan. Voor toegang in de privé sfeer moeten natuurlijk iedereen een coronapas laten zien.
Ongeldige modelovereenkomst?
Een van mijn opdrachtgevers heeft mij aan het begin van onze samenwerking een zogenaamde ‘modelovereenkomst’ voorgelegd. Na advies te hebben ingewonnen, werd ik erop gewezen dat deze overeenkomst verouderd was. De overeenkomst dateerde namelijk van 29 februari 2016 en de geldigheidsduur van de goedkeuring door de Belastingdienst voor dit soort overeenkomsten is maar vijf jaar. Mag deze overeenkomst zo nog gebruikt worden?
Antwoord
Ja, dat mag in principe. De vraag is uiteraard wel of het zinvol is om met een ongeldige overeenkomst te werken. Een modelovereenkomst heeft als doel om opdrachtgevers zekerheid te bieden over fiscale status van hun samenwerking. Is er sprake van een (fictief) dienstverband of van een overeenkomst tussen een zelfstandige opdrachtnemer (ZZP-er) en een opdrachtgever? In het eerste geval dient door de opdrachtgever/werkgever loonbelasting en sociale premies te worden ingehouden en afgedragen. In het tweede geval uiteraard niet.
Na de invoering van de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (wet DBA) in mei 2016 zijn er verschillende modelovereenkomsten opgesteld en beoordeeld door de Belastingdienst. Goedgekeurde modelovereenkomsten zijn te raadplegen op de website van de Belastingdienst. De geldigheid van deze goedkeuring duurde vijf jaar. Diverse modelovereenkomsten verlopen derhalve in 2021.
Het is overigens niet verplicht om een modelovereenkomst te gebruiken. Partijen mogen voor hun samenwerking elke overeenkomst gebruiken die ze maar willen. Ook een verouderde modelovereenkomst dus. Aan een modelovereenkomst waarvan de geldigheidsdatum is verlopen kunnen ten opzichte van de fiscus echter geen rechten worden ontleend.
Indien een opdrachtgever en een zelfstandige gebruik maken van een geldige modelovereenkomst – en handelen conform deze overeenkomst – is de opdrachtgever in beginsel gevrijwaard van inhouding en afdracht van loonheffingen. Na afloop van de periode van vijf jaar geven de modelovereenkomsten geen vrijwaring meer. Er is géén sprake van een automatische verlenging van de modelovereenkomsten.
Het is mogelijk om de Belastingdienst te vragen de looptijd van de modelovereenkomst te verlengen. Inmiddels hebben een aantal brancheorganisaties en bedrijven dit gedaan. Ook de NVJ zal een aanvraag indienen om de NVJ Modelovereenkomst te vernieuwen.
De Wet DBA heeft zijn langste tijd gehad en zal worden vervangen door nieuwe wet- en regelgeving. Tot 1 oktober 2021 en waarschijnlijk langer wordt de Wet DBA niet gehandhaafd. Als de Belastingdienst achteraf van mening is dat er toch sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking worden er geen naheffingen opgelegd tenzij een opdrachtgever kwaadwillend is of aanwijzingen van de Belastingdienst niet (tijdig) opvolgt.
Maarten van den Berg, NVJ Advocaten & Juristen
Heb je ook een kwestie die je aan onze juristen wil voorleggen? Mail: juridisch@nvj.nl of kijk op nvj.nl/rechtshulp
Ik wil minder werken. Mag dat altijd?
Om mijn werk en zorgtaken thuis beter in balans te brengen heb ik mijn werkgever gevraagd of ik een aantal uren minder kan werken per week. Hij wil echter niet ingaan op mijn verzoek. Mag dat zomaar?
Antwoord
In principe wel, maar afwijzing van een dergelijk verzoek is niet snel aan de orde.
Sinds 2000 is in de wet geregeld dat je als werknemer het recht hebt om je arbeidsduur zoals dat heet te wijzigen. Idee van de wet was om de combinatie van werken en zorg te vergemakkelijken. Tegenwoordig is dit recht vastgelegd in de Wet flexibel werken die tot doel heeft meer balans te vinden tussen werk en privé. Zowel een verzoek tot vermindering als tot vermeerdering van je aantal arbeidsuren is mogelijk, mits dit maar tenminste 2 maanden voor de beoogde ingangsdatum wordt gedaan. Na overleg met je werkgever moet deze het verzoek in beginsel honoreren, maar hij kan het om zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen weigeren in te willigen. In alle gevallen van afwijzing moet er sprake zijn van ernstige problemen voor de werkgever.
Bij een verzoek om vermindering van uren noemt de wet problemen met de herbezetting, op het gebied van veiligheid of roostertechnisch van aard. Bij een verzoek om vermeerdering gaat het om niet voorhanden zijn van voldoende werk, te weinig formatieruimte of een ontoereikende begroting en andere serieuze problemen van financiële of organisatorische aard. Uit de rechtspraak volgt echter dat een beroep op een zwaarwegend belang niet snel wordt erkend. Vrees voor overdrachtsproblemen, een toename van overleguren, niet kunnen detacheren, een ‘noodzakelijke’ fulltime-functie, problemen met rooster, planning of herbezetting van de uren leiden niet snel tot afwijzing van een verzoek. Een door de werkgever gevoerd beleid, al dan niet met akkoord van de OR, dat in bepaalde functies minimaal een bepaald aantal uren moet worden gewerkt, wordt doorgaans gepasseerd als het gaat om de beoordeling van een verzoek om vermindering van de arbeidsduur. Uitgangspunt blijft in alle gevallen vermindering of vermeerdering van het aantal uren in de functie die de werknemer op het moment van het verzoek vervulde.
Even een uitstapje. In de cao Uitgeverijbedrijf is voor oudere werknemers die vijf jaar voor hun pensioen zitten de mogelijkheid opgenomen om minder te werken met gedeeltelijk behoud van salaris en volledige pensioenopbouw. Ook daar is aansluiting gezocht bij de wet en kan een verzoek slechts worden geweigerd op basis van zwaarwegende factoren. Zoals uit bovenstaande blijkt zal dat in de praktijk vrijwel nooit leiden tot een afwijzing. Over de hele linie is er meer aandacht voor leeftijdsbewust personeelsbeleid. En ook voor oudere werknemers speelt het vinden van balans tussen werk en privé een steeds grotere rol.
Yolanda Pattiasina, NVJ Advocaten & Juristen
Heb je ook een kwestie die je aan onze juristen wil voorleggen? Mail: juridisch@nvj.nl of kijk op nvj.nl/rechtshulp
Ben ik baas van eigen werk?
De afgelopen jaren heb ik als freelancer voor verschillende opdrachtgevers artikelen geschreven. Nu wil ik een selectie van mijn beste artikelen op mijn website publiceren, ter promotie van mijn eigen werk. Mag dat?
Antwoord
Ja, tenzij je met jouw opdrachtgevers anders hebt afgesproken.
Als freelancer heb jij in beginsel het auteursrecht op de artikelen die jij schrijft. Tegen betaling krijgt jouw opdrachtgever het recht om dit werk te exploiteren. Wat hij hiermee precies mag doen ligt vaak vast in de overeenkomst van opdracht. In deze overeenkomst staat meestal ook of jij jouw artikelen nog voor andere doeleinden mag gebruiken.
Heb jij het auteursrecht aan je opdrachtgever overgedragen zonder toestemming voor eigen gebruik, dan mag jij het werk dus niet meer op jouw eigen website plaatsen. Dat geldt eveneens als jullie een exclusieve licentie voor alle vormen van openbaar maken hebben afgesproken. Jouw opdrachtgever heeft dan het alleenrecht om het werk te exploiteren. Niemand anders, ook jijzelf niet, mag het werk daarna nog publiceren.
Lees altijd goed na of de licentie die jij hebt verleend bepalingen kent die in jouw voordeel kunnen werken. Als het alleenrecht van de opdrachtgever bijvoorbeeld voor een beperkte periode geldt, staat het jou daarna vrij om het artikel weer zelf te verspreiden. Ook is de licentie soms alleen exclusief voor bepaalde verspreidingsvormen, zoals publicatie in print, en mag jij het artikel zelf nog op andere wijze gebruiken. Daarnaast bestaan er niet-exclusieve licenties, waarbij de opdrachtgever geen alleenrecht heeft. Jij mag het werk dan ook aan anderen verkopen of zelf, bijvoorbeeld online, publiceren.
Naast de overeenkomst van opdracht is het verstandig om de algemene voorwaarden te lezen die van toepassing zijn op de opdracht. Soms bevatten deze voorwaarden bepalingen over de omvang van de licentie of over eigen gebruik. Is het je uit alle documenten niet helemaal duidelijk wat is toegestaan, leg dan je wensen gewoon aan je opdrachtgever voor. Veel opdrachtgevers blijken best bereid om toestemming voor eigen gebruik te verlenen.
Wil je dus weten wat jij zelf nog mag doen met werk dat jij voor een ander maakte, lees dan nauwkeurig de relevante overeenkomsten en voorwaarden of vraag om toestemming aan de opdrachtgever. Nog beter is het om vóór het maken van afspraken al na te denken over eigen gebruik. Wil jij het werk in de toekomst nog kunnen publiceren in bijvoorbeeld een verzamelwerk of op een eigen website, zorg dan dat de overeenkomst hiervoor ruimte biedt. Oftewel: onderhandel het uit!
Rutmer Brekhoff, NVJ Advocaten en Juristen
Heb je ook een kwestie die je aan onze juristen wil voorleggen? Mail: juridisch@nvj.nl of kijk op nvj.nl/rechtshulp
Mag een foto zonder medeweten gebruikt worden in een reclamecampagne?
Zonder dat ananasboer Okwesi Johnston het wist, werd een foto van hem door Albert Heijn gebruikt in een reclamecampagne. De Ghanees kwam hier achter dankzij de inspanningen van een Nederlandse onderzoeksjournalist. Onder de verkeerde naam ‘Kwabena’ is de ananasboer jarenlang te zien geweest op de groente -en fruit afdelingen van de supermarkt. Zonder zijn medeweten én zonder vergoeding. Mag dat zomaar?
Antwoord
Nee. Het radioprogramma Argos en de website Follow The Money besteedden aandacht aan deze zaak. Johnston kreeg hulp van een Nederlandse advocaat die voor hem een schikking wist te treffen met de supermarktketen. Partijen kwamen overeen geen details over het compromis naar buiten te brengen. Naar de hoogte van de schadevergoeding blijft het dus gissen.
De juridische onderbouwing van de claim zal gezocht moeten worden in het portretrecht en mogelijk de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Deze twee juridische ‘ankers’ zorgden ervoor dat Okwesi Johnston alsnog financieel gecompenseerd is door de grootgrutter die op de kleintjes let.
Eerst het portretrecht. De ananasboer stond breed lachend afgebeeld op een poster. Een geportretteerde met een redelijk belang kan zich op grond van de Auteurswet verzetten tegen het gebruik van zijn beeltenis in een reclamecampagne. Zo’n redelijke belang kan gelegen zijn in bijvoorbeeld privacy overwegingen of commerciële belangen.
Schendingen van het portretrecht kunnen ertoe leiden dat er een schadevergoeding betaald moet worden. Het gaat dan in beginsel om immateriële schade. De bedragen die in dit soort zaken worden toegekend zijn niet exorbitant hoog. Meestal gaat het om bedragen die tussen de € 1.000,- en € 2.500,- liggen. Indien bekende personen een commercieel belang hebben om zich tegen een publicatie te verzetten kan de vergoeding aanzienlijk hoger uitvallen. Het gaat dan om bekende personen die een verzilverbare populariteit hebben. Denk hierbij aan topsporters of beroemdheden. Of Albert Heijn overtuigd is geraakt van de verzilverbare populariteit van Okwesi Johnston zullen we jammer genoeg niet te weten komen.
Naast het portretrecht kon de advocaat van Johnston zich namens zijn cliënt ook beroepen op de AVG. Portretten zijn immers (bijzondere) persoonsgegevens. De privacywet is dan ook van toepassing. Een groot deel van de regels uit de AVG geldt niet als de persoonsgegevens uitsluitend worden verwerkt voor journalistieke doeleinden. Op deze journalistieke vrijstelling zal Albert Heijn zich niet hebben kunnen beroepen.
Maarten van den Berg, NVJ Advocaten en Juristen
Heb je ook een kwestie die je aan onze juristen wil voorleggen? Mail: juridisch@nvj.nl of kijk op nvj.nl/rechtshulp
Mag ik voor de jaaropgave minder uren opgeven voor 2020?
Het ging dit afgelopen coronajaar slecht met mijn bedrijf. Ik heb dus zeker niet zoveel uren gewerkt als in voorgaande jaren. Natuurlijk wil ik wel voor zelfstandigenaftrek in aanmerking komen. Mag ik voor de jaaropgave nu minder uren opgeven over 2020?
Antwoord
Nee, dat mag niet. Wel komt de belastingdienst je tegemoet, want men snapt dat je in tijden van corona als zelfstandig ondernemer wellicht veel minder opdrachten krijgt. Met als gevolg dat je lang niet altijd aan de 1.225 uur komt die je in een jaar moet maken om in aanmerking te komen voor zelfstandigenaftrek.
Zelfstandigenaftrek is een aftrekpost voor ondernemers, die ervoor zorgt dat zij over een bepaald bedrag van hun winst geen belasting hoeven te betalen. Aan de hoogte van de zelfstandigenaftrek wordt al enkele jaren geknabbeld en dat gaat door tot in 2036. Was de aftrek in 2019 nog € 7.280,- , voor 2020, het jaar waar nu aangifte over moet worden gedaan is die verlaagd naar € 7.030,- en in 2036 zal de zelfstandigenaftrek nog maar € 3.240,- bedragen. Het idee erachter is dat zo de fiscale verschillen tussen zelfstandigen en werknemers worden verkleind, omdat zelfstandigen nu nog profiteren van een lager basistarief in de inkomstenbelasting en de heffingskortingen ook gunstiger zijn dan voor mensen in loondienst. Misschien komt de overheid hier nog van terug nu tijdens corona blijkt dat vooral zelfstandigen worden getroffen in hun inkomenspositie.
Een van de overheidsmaatregelen die rekening houdt met de lastige positie waarin veel freelancers tijdens corona zijn komen te verkeren is dat je vanaf maart tot en met september 2020 forfaitair, dat wil zeggen, zonder dat je ze daadwerkelijk hebt gemaakt 24 uur per week mag rekenen als uren die je hebt besteed aan werkzaamheden voor je onderneming. Dat betekent dat je van de 1.225 uur die je moet maken voor zelfstandigenaftrek er in ieder geval al 720 uur cadeau krijgt. De overige vijf maanden moet je dus nog ruim 500 uur aan declarabele en niet-declarabele uren hebben gemaakt. De zelfstandigenaftrek trek je af van je winst. Als die over 2020 zo laag is dat je die aftrek niet volledig kunt gebruiken dan mag je de niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek verrekenen in de volgende negen jaar, mits de winst in die jaren wel hoger is dan de zelfstandigenaftrek in die jaren. Je hoeft dat zelf niet bij te houden. Het bedrag van de niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek vind je op je aanslagbiljet.
Naast bovengenoemde versoepeling gelden er nog andere steunmaatregelen voor zelfstandigen zoals de inmiddels bekende TOZO en de mogelijkheid om (bijzonder) uitstel van belasting aan te vragen. Wordt dit uitstel toegekend dan volgt een betalingsregeling van 36 maanden vanaf 1 juli 2021.
Yolanda Pattiasina, NVJ Advocaten en juristen
Heb je ook een kwestie die je aan onze juristen wil voorleggen? Mail: juridisch@nvj.nl of kijk op nvj.nl/rechtshulp
Moet ik sorry zeggen?
In een door mij geschreven artikel is een vervelende fout geslopen. Ik ga dit rectificeren. Nu eist degene die door de fout is benadeeld dat ik ook publiekelijk excuses maak. Moet dat?
Antwoord
Nee, dat mag natuurlijk wel, maar hoeft niet! De Leidraad van de Raad voor de Journalistiek schrijft voor dat een journalist een publicatie die onjuistheden bevat ‘op passende wijze en zo snel mogelijk’ moet rectificeren. Gebeurt dat niet vrijwillig, dan kunnen benadeelden bij de rechter een rectificatie vorderen. Soms eisen zij dat een journalist daarnaast ook excuses voor de fout maakt, bijvoorbeeld omdat dat voelt als een vorm van erkenning van het aangedane leed. De rechter zal gevorderde excuses echter afwijzen.
Een opgelegde rectificatie is uitsluitend het oordeel van de rechter. Lezers mogen deze onvrijwillige rectificatie niet opvatten als een uiting van de journalist zelf. Niemand kan namelijk worden gedwongen om tegen zijn zin - in eigen naam - een mededeling te doen. Dat is in strijd met ‘het spiegelbeeld van de vrijheid van meningsuiting’, zo overwoog het Gerechtshof Amsterdam eerder. Dit geldt ook voor het maken van excuses. Sorry zeggen mag altijd, maar een journalist heeft net als ieder ander ook het recht om zich niét schuldig te voelen over een gemaakte fout.
Hoewel de rechter gevorderde excuses dus zal afwijzen, blijven veel advocaten het toch proberen. Soms vorderen zij rectificatie en doen zij een tekstvoorstel waarin verontschuldigingen zijn verstopt, in de hoop dat de rechter het voorstel integraal overneemt. Meestal mislukt dit. Dan streept de rechter, vóór de rectificatie toe te kennen, de excuses eruit.
Recent nog eiste oud-voetbaltrainer Clemens Westerhof rectificatie met excuses van oud-collega Jo Bonfrère. Die laatste zou in Nigeriaanse media hebben gesuggereerd dat Westerhof zich als bondscoach van Nigeria schuldig zou hebben gemaakt aan matchfixing. In Westerhofs tekstvoorstel stond: “Mr. Westerhof is a great coach. . .” en “I publicly apologize to Clemens Westerhof”. De kortgedingrechter verving de rectificatietekst door een eigen tekst. Deze tekst bevatte noch excuses noch een verheerlijking van coach Westerhof, maar vermeldde slechts dat 'de rechtbank heeft geoordeeld dat’ Bonfrères uitingen geen feitelijke basis hebben en Westerhof daarom onrecht is aangedaan.
Kortom, soms is rectificeren nodig. Dat kan vrijwillig, in eigen woorden, maar de rechter kan je ook verplichten om zijn oordeel te publiceren. Of je daarbij ook excuses aanbiedt, bepaal je zelf.
Rutmer Brekhoff, NVJ Advocaten en Juristen
Heb je ook een kwestie die je aan onze juristen wil voorleggen? Mail: juridisch@nvj.nl of kijk op nvj.nl/rechtshulp
Mag er een foto bij?
Op mijn populaire weblog becommentarieer ik het nieuws. Ik vind het noodzakelijk om hierbij foto’s te tonen, want anders is het maar een saaie bedoening. Sommige van mijn collega-bloggers gebruiken zonder toestemming foto’s van Nederlandse nieuwssites. Mag dat zomaar?
Antwoord
Nee, tenzij aan de strenge voorwaarden van het citaatrecht is voldaan.
Vooropgesteld: fotografie heeft een prijs. Net als schrijvende collega’s kunnen fotografen het zich niet permitteren dat anderen hun werk zonder vergoeding verspreiden. Het is daarom gerechtvaardigd dat fotografen schadevergoeding vorderen als anderen hun foto’s gebruiken en dus het auteursrecht op de foto’s schenden.
Maar soms is het nodig om in een blogpost, nieuwsartikel of televisieprogramma een foto te tonen om aan het gefotografeerde onderwerp óf de foto zelf aandacht te kunnen besteden. Daarvoor kent de wet een beperking op het auteursrecht: het citaatrecht. Op basis hiervan kan het citeren van een werk - en dat kan ook een foto zijn - zonder toestemming van de maker zijn toegestaan.
Voorwaarde voor een toelaatbaar fotocitaat is dat de oorspronkelijke foto rechtmatig openbaar is gemaakt. Een blogger die gelekte, gehackte of gestolen foto’s publiceert, kan dus geen beroep doen op het citaatrecht.
Het gebruikte fotocitaat moet ook inhoudelijk relevant (functioneel) zijn en bijvoorbeeld niet alleen als versiering dienen. Dit gaat vaak fout. Zo oordeelde de rechter dat twee foto's van fotograaf Klaas Koppe die schrijver Kluun bij blogs over het Boekenbal had geplaatst vooral dienden ter illustratie. Zij waren daarom onvoldoende functioneel.
Kluun schond nog een voorwaarde, namelijk dat het citaat ondergeschikt moet zijn aan het werk waarin het wordt opgenomen. Omdat Kluun stelde dat één blogpost ‘niet had kunnen bestaan’ zonder een van de foto’s, oordeelde de rechter dat deze foto dus niet ondergeschikt was. In een andere zaak vond de rechter vier naaktfoto’s van een Nederlandse actrice niet ondergeschikt aan een online-artikel van minder dan tweehonderd woorden. Ook dit fotocitaat was daarom ongeoorloofd.
Een citaat is tot slot alleen toelaatbaar als de zogenaamde persoonlijkheidsrechten van de fotograaf worden gerespecteerd. Zo is bijsnijden of op andere wijze ‘verminken’ niet toegestaan. Voor zover redelijkerwijs mogelijk is bronvermelding ook vereist.
Kortom, een foto citeren mag onder strenge voorwaarden. Voldoe je daar niet aan, dan schend je het auteursrecht van de fotograaf. Recent nog overkwam dit de NOS. Zij plaatste een foto bij een nieuwsbericht zonder toestemming van de fotograaf. Aangezien ook niet was voldaan aan de voorwaarden van het citaatrecht volgde een stevige schadeclaim.
Rutmer Brekhoff, NVJ Advocaten en Juristen
Heb je ook een kwestie die je aan onze juristen wil voorleggen? Mail: juridisch@nvj.nl of kijk op nvj.nl/rechtshulp
Mag je BN’ers die in de problemen raken bij naam noemen?
Bekende Nederlanders die in de problemen raken, vinden hun naam nogal eens voluit in de media. Hoe zit dat eigenlijk? Namen noemen, mag dat zomaar?
Antwoord
Het hangt er, zoals zo vaak in juridisch Nederland, van af. De media dienen niet te berechten, maar te berichten. Toch worden namen steeds vaker volledig genoemd. Dan kan de BN’er naar de rechter stappen wegens schending van de eer en goede naam en aantasting van de privacy. De media kunnen zich op de vrijheid van (journalistieke) meningsuiting beroepen. Wat zwaarder weegt hangt af van alle omstandigheden van het geval.
Afgelopen zomer heeft de rechter een aantal uitspraken gewezen waaruit blijkt onder welke omstandigheden het noemen van de volledige naam is toegestaan.
Zo was het noemen van de naam van de burgemeester van de meest zuidelijke provinciehoofdstad van ons land, Onno Hoes, toegestaan. Allereerst omdat publieke figuren zich meer publiciteit en kritiek moeten laten welgevallen dan mensen zonder publieke functie. Het was in deze procedure de vraag of dat in dit geval ook voor het privéleven van de burgemeester moest gelden. Het Hof oordeelde dat de burgemeester zelf (herhaaldelijk) de publiciteit had gezocht. Hierbij had hij zelf zijn gedrag in verband met zijn functioneren als burgemeester gebracht waardoor zijn privéleven ook een politieke zaak was geworden.
In Quote werd Anne Wil Duthler, lid van de eerste Kamer, beticht van belangenverstrengeling. De rechter oordeelde dat de samenleving erbij gebaat is te worden geïnformeerd over de (on)kreukbaarheid van haar vertegenwoordigers. Omdat het privé handelen mogelijk ook invloed had op het handelen als Kamerlid vond de rechter dat Quote de volledige naam mocht plaatsen.
In het geval van een hoogleraar die zich schuldig had gemaakt aan ‘grensoverschrijdend gedrag’ stelde de rechter echter vast dat de NRC niet zijn volledige naam mocht plaatsen, hoewel er sprake was van een publiek figuur. In het kader van de #metoo-kwestie was niet zozeer de naam van de persoon van belang, maar de omstandigheid dat de UvA (aanvankelijk) niet had opgetreden. Ook was de naam binnen de eigen kring reeds bekend en achtte de rechter de hoogleraar reeds genoeg gestraft zodat de schade die de hoogleraar berokkend zou worden bij het noemen van zijn naam niet te rechtvaardigen viel.
Kortom: namen noemen mag, maar niet zomaar!
Sacha Schraven, NVJ Advocaten en Juristen
Heb je ook een kwestie die je aan onze juristen wil voorleggen? Mail: juridisch@nvj.nl of kijk op nvj.nl/rechtshulp
Mag ik gesprekken zomaar opnemen?
Het kan iedereen overkomen: gebeld worden terwijl je geen pen en papier bij de hand hebt om iets te noteren. Dan is het heel handig het gesprek op te kunnen nemen op de telefoon. Dat doe ik nu ook tijdens interviews en meetings. Zo kan ik met één druk op de knop het hele gesprek vastleggen. Natuurlijk is het erg makkelijk dat ik alles achteraf nog een keer kan beluisteren, maar eerlijk gezegd voelt het soms toch best vreemd. Vandaar mijn vraag: mag ik gesprekken zomaar opnemen?
Antwoord
Ja, dat mag. Volgens de wet is het toegestaan om gesprekken op te nemen, mits je zelf deelneemt aan het gesprek. Hierbij hoef je niet te laten weten dat er op de achtergrond ‘een bandje loopt’. Anderzijds mag je dus niet stiekem een gesprek opnemen dat tussen anderen op straat of via de speakerfunctie van een telefoon valt te beluisteren. Dan bega je een misdrijf.
Dat het maken van een opname toch vaak wat ongemakkelijk voelt valt overigens niet zo moeilijk te verklaren. Zeker omdat de Raad voor de Journalistiek een open vizier, transparantie en fair te werk gaan hoog in het vaandel hebben staan. Deze kernwaarden lijken moeilijk te verenigen met geheime opnames, hoewel het voor de geïnterviewde doorgaans geen verschil zal maken of de journalist snel kan schrijven, steno beheerst, een uitzonderlijk geheugen heeft of het gesprek opneemt.
Er zijn vanwege het groeiende aantal mogelijkheden om digitaal te communiceren de nodige discussies gevoerd over dit onderwerp. Inmiddels valt er in de Leidraad voor de Journalistiek te lezen dat het een journalist vrij staat gesprekken op te nemen zonder dit te melden.
Als de journalist het in het belang van zijn publicatie nodig acht de opnames te publiceren, dient hij dit - in principe - vooraf te melden.
Er is een aantal recente gevallen bekend, waarbij bewindslieden geconfronteerd werden met uitspraken waarvan zij niet wisten dat ze waren opgenomen. Zoals het raadslid dat tijdens een telefoongesprek over de luidspreker uit de school klapte met betrekking tot de benoeming van een burgemeester. Ook was er het Kamerlid wiens plan uitlekte om een andere partij tijdens de gemeenteraadsverkiezingen via een nep-campagne zwart te maken. Bij hoog en laag werden deze uitspraken ontkend. Fake news! De geheime opnames leverden in deze gevallen onomstotelijk bewijs. Zij mochten toch gepubliceerd worden vanwege de noodzaak om het publiek te informeren omtrent de evidente misstanden. Kortom: opnemen van een gesprek waar je zelf aan deelneemt mag altijd, het publiceren van de inhoud van het gesprek moet in beginsel worden gemeld, tenzij het belang van publicatie zwaarder weegt.
Sacha Schraven, NVJ Advocaten en Juristen
Heb je ook een kwestie die je aan onze juristen wil voorleggen? Mail: juridisch@nvj.nl of kijk op nvj.nl/rechtshulp
Kan ik tot rectificatie van een citaat op Facebook gedwongen worden?
Ik heb een artikel geschreven over een ruzie die zich grotendeels afspeelt op Facebook. De scheldwoorden vlogen daar over en weer en ik heb de sappigste geciteerd. Eén van de partijen heeft een advocaat ingeschakeld en die dreigt met de rechter. Hij wil een rectificatie en excuses, waarbij de tekst al door hem is opgesteld. Kan ik zomaar tot rectificatie gedwongen worden?
Antwoord
Nee, een rectificatie is bepaald geen vanzelfsprekendheid. Alleen als er sprake is van onrechtmatige publicatie kan een rechter tot rectificatie veroordelen.
Onlangs speelde eenzelfde soort zaak bij de Achterhoekse rockband Normaal. Twee jaar geleden was een drumstel verdwenen en de bandleden gingen er vanuit dat een roadie het drumstel had gestolen en verkocht op Marktplaats. Zanger Bennie Jolink noemde hem op Facebook een “gluiperige lafbek” en een “smeerlap”, maar verwijderde dit bericht wel na een half uur. De band deed aangifte van diefstal, maar de roadie werd vrijgesproken. Die deed vervolgens op zijn beurt aangifte van smaad en laster. Het OM legde de band aanvankelijk een strafbeschikking op, maar trok die later in.
Het AD en diverse regionale kranten van DPG berichtten over deze kwestie. De roadie spande daarop een kort geding aan, zowel tegen het AD als tegen Jolink. Hij wilde rectificatie van het artikel en van een paar Facebook-posts.
De rechter constateert - zoals gebruikelijk bij de vraag of er sprake is van onrechtmatige publicatie - dat het gaat om een botsing van twee fundamentele grondrechten, dat van vrijheid van meningsuiting, en dat van het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. De rechter oordeelt dat het AD terecht heeft aangevoerd dat het berichten over een strafrechtelijke procedure een belangrijke taak van de media is en nog extra nieuwswaardig omdat het over een bekende zanger gaat. De perspublicatie en de citaten vinden voldoende steun in de feiten. Het AD had de naam van de roadie weliswaar kunnen anonimiseren, maar het is twijfelachtig of dit verschil zou hebben uitgemaakt omdat de muziekwereld maar klein is. Dat er geen wederhoor is geweest, maakt de perspublicatie evenmin onrechtmatig en dat de roadie is vrijgesproken leidt er niet toe dat er geen enkele negatieve berichtgeving meer naar buiten mag worden gebracht.
Jolink voerde aan dat openlijk ruziemaken en ruw taalgebruik bij Normaal aan de orde van de dag zijn. Hij had al eerder spijt betuigd van zijn tirade en die ook weer van Facebook gehaald. Dat de roadie schade had geleden, was bovendien onvoldoende onderbouwd.
Kortom, een rectificatie is alleen aan de orde als er sprake is van onrechtmatige publicatie en dan worden alle belangen afgewogen.
Petra Oudhoff, NVJ Advocaten en Juristen
Heb je ook een kwestie die je aan onze juristen wil voorleggen? Mail: juridisch@nvj.nl of kijk op nvj.nl/rechtshulp
Kan hij mij verbieden gebruik te maken van deze bedrijfsnaam?
Als freelancer help ik communicatiedeskundigen met de beeldtaal van hun organisatie. Dat doe ik met een zelf ontwikkeld programma dat ik ‘Beeldstudio’ heb genoemd. Daar hangt ook een website aan met de domeinnaam www.beeld-studio.nl. Nu ben ik aangeschreven door een fotograaf die claimt een ouder recht op die naam te hebben met zijn bedrijf. Zijn bedrijf heet ‘De Beeldstudio’ en richt zich op bedrijfsreportages en zakelijke portretten. Kan hij mij verbieden gebruik te maken van de naam ‘Beeldstudio’?
Antwoord
Ja, dat zou kunnen als er sprake is van verwarringsgevaar. Een en ander volgt uit art. 5 van de Handelsnaamwet. Het is verboden een zelfde naam te voeren of een naam die maar weinig afwijkt van een handelsnaam die al eerder door een ander werd gebruikt als daardoor verwarring bij het publiek kan ontstaan. In dit geval gaat het om een vergelijkbare handelsnaam en een domeinnaam. Om te zien of er sprake is van het risico dat je beide namen/bedrijven door elkaar zou kunnen halen, wordt met name gekeken naar de aangeboden diensten: die zijn in dit geval niet gelijk. Verder is van belang waar de activiteiten worden verricht. Is dat in een ander geografisch gebied, dan zitten beide niet in elkaars vaarwater. Dus ondanks dat de namen min of meer hetzelfde zijn, zal er waarschijnlijk geen sprake zijn van verwarring: beide bedrijven zijn werkzaam in een andere branche en ander gebied, waardoor er niet onder elkaars duiven wordt geschoten. De enkele inschrijving van een handelsnaam bij de KvK of een NL-domeinnaamregistratie bij SIDN is dus niet voldoende om een beroep op een ouder recht te kunnen doen.
Bovendien blijkt dat als je op internet de zoekterm ‘Beeldstudio’ invoert er nog meer bedrijven zijn die op de een of andere wijze dat woord voeren. Dat betekent dat het betreffende woord feitelijk niet onderscheidend is. Het is voornamelijk beschrijvend en als dat het geval is, houdt dat in dat je geen exclusief beroep op het hebben van een handels- of domeinnaam kan doen. Voor logo’s geldt eigenlijk hetzelfde: als een logo uit een woord bestaat in plaats van een beeld, dan is dat ook niet onderscheidend in de zin van de Handelsnaamwet.
Naast het voeren van een handelsnaam en inschrijving bij de KvK kun je een logo of een naam ook als merk registreren bij het Benelux merkenbureau. Maar ook dan geldt dat je een beschrijvend merk of logo als ‘Beeldstudio’ niet zal kunnen registreren.
Slotsom: wil je niet dat anderen met hun naam onder jouw duiven schieten dan zal je dus wel een originele naam moeten voeren.
Yolanda Pattiasina, NVJ Advocaten en Juristen
Heb je ook een kwestie die je aan onze juristen wil voorleggen? Mail: juridisch@nvj.nl of kijk op nvj.nl/rechtshulp
Mag ik mijn overeenkomst wijzigen?
Sinds enige jaren werk ik met veel plezier als freelance journalist voor een vaste opdrachtgever. De opdrachten zijn afwisselend en uitdagend. Ik verscheen regelmatig op kantoor om te overleggen en vergaderingen bij te wonen. Nu wordt het me door de getroffen corona-maatregelen erg moeilijk gemaakt om aan mijn verplichtingen te voldoen. Voorlopig moet ik het doen met een provisorische werkplek in een druk huis. Hierdoor kan ik de verplichtingen uit mijn overeenkomst niet volledig nakomen. Ik wil graag voor deze opdrachtgever blijven werken en de overeenkomst dan ook wijzigen. Mag dat zomaar?
Antwoord
Nee, dat mag niet zomaar. Hoofdregel is dat afspraken moeten worden nagekomen. Contracten kunnen normaal gesproken niet zomaar eenzijdig worden aangepast zonder een schadevergoeding te betalen aan de wederpartij.
De wet kan uitkomst bieden in gevallen waarin nakoming weliswaar lastig maar niet geheel onmogelijk is. Als de nakoming geheel onmogelijk is heeft wijziging van de overeenkomst immers geen zin.
Allereerst kijk je naar de overeenkomst. Is er bij het sluiten van de overeenkomst rekening gehouden met het risico van een pandemie? Hoogstwaarschijnlijk niet. In sommige contracten staat echter wel een regeling voor het geval zich zogenaamde ‘onvoorziene omstandigheden’ voordoen. In dat geval bepaalt de tekst van de overeenkomst wat er vervolgens gebeurt. Denk hierbij aan een verplichting om opnieuw in onderhandeling te treden. Indien de overeenkomst geen bepaling voor dit soort gevallen bevat, kan de wet mogelijk uitkomst bieden. Vereist is dan wel dat er sprake is van een onvoorziene omstandigheid én dat de opdrachtgever in redelijkheid niet van je mag verwachten dat de overeenkomst in stand blijft. Met het oog op de veranderde thuissituatie, waardoor je niet of nauwelijks op kantoor kunt verschijnen, zal de opdrachtgever in alle redelijkheid waarschijnlijk geen volledige naleving van de overeenkomst mogen verwachten. Dat er met de coronacrisis sprake is van een onvoorziene omstandigheid behoeft geen betoog.
Je kunt dan naar de rechter stappen om de overeenkomst op grond van onvoorzienbare omstandigheden geheel, gedeeltelijk of tijdelijk te laten ontbinden dan wel te wijzigen.
Met het oog op de toekomst is het uiteraard beter in gesprek te gaan met de opdrachtgever. De coronacrisis raakt iedereen maar is tijdelijk van aard. Mogelijk kan er creatief worden omgegaan met de problemen die je ondervindt als gevolg van de huidige situatie.
Sacha Schraven, NVJ Advocaten en Juristen
Heb je ook een kwestie die je aan onze juristen wil voorleggen? Mail: juridisch@nvj.nl of kijk op nvj.nl/rechtshulp
Opdracht kwijt door coronacrisis?
Ik werk al jarenlang voor een vaste opdrachtgever. Onze samenwerking verliep altijd heel prettig. Ik heb een hoop vrijheid, de afspraken staan netjes in een contract en op mijn werk is nooit kritiek geweest. Ik werd ook altijd op tijd betaald. In verband met de coronacrisis wil mijn opdrachtgever nu van de ene op de andere dag van de overeenkomst af, hij trekt de opdracht in. Mag dat zomaar?
Antwoord
Nee. Opdrachtgevers moeten gemaakte afspraken in principe honoreren. Alles bepalend is echter wel wat er in de overeenkomst van opdracht is geregeld. Wat zijn partijen overeengekomen? Afspraken over opzegtermijnen moeten uiteraard door de opdrachtgever worden nageleefd. In het meest gunstige geval staat in een tijdelijk contract expliciet dat tussentijdse opzegging uitgesloten is. De opdrachtgever kan dan niet zomaar van je af. Helaas is dit in journalistieke contracten nog maar zelden het geval.
Maar vaak staat er niets in je contract en dan geldt de wet en die is in dit opzicht niet gunstig voor freelancers/opdrachtnemers. Artikel 7:408 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt immers dat een opdrachtgever de overeenkomst te allen tijde kan opzeggen. Dat is dus heel anders dan bij werknemers waar het einde van een arbeidscontract aan strikte regels is gebonden. De in de wet gebruikte woorden ‘te allen tijde’ moeten daarbij heel letterlijk worden genomen. Op grond van de wet kan en mag een opdrachtgever een overeenkomst van opdracht op ieder moment -en om wat voor reden dan ook- opzeggen. Ook als deze voor bepaalde tijd is gesloten. Ook zonder coronacrisis kon je een opdracht dus makkelijk verliezen.
Als je een opdracht vanwege het coronavirus kwijt dreigt te raken, neem dan eerst je opdrachtovereenkomst en eventueel de daarbij behorende algemene voorwaarden goed door. Bestudeer de bepalingen over beëindiging en opzegging. Ga ook met je opdrachtgever in gesprek. Misschien kan je tot een compromis komen of kunnen er afspraken gemaakt worden over het hervatten van je werkzaamheden als COVID-19 onder controle is. Kom je er niet uit met je opdrachtgever? Neem dan contact op met de juristen van de NVJ via juridisch@nvj.nl.
Maarten van den Berg, NVJ Advocaten en Juristen
Kan ik van een krant eisen oude artikelen uit hun archief te verwijderen?
Met de komst van het internet is het een fluitje van een cent informatie te achterhalen over medeburgers. De meesten zullen hier niet veel last van hebben, maar ik ben het zat steeds geconfronteerd te worden met een scheve schaats uit mijn verleden. Ik was destijds uitvoerig negatief in het nieuws. Het liefst zou ik deze oude, nare nieuwsberichten verwijderd zien. Maar, kan ik dat vragen?
Antwoord
Nee, je hebt geen recht op verwijdering van de oude negatieve berichten. Het Gerechtshof te Amsterdam heeft onlangs een arrest gewezen over precies deze vraag. Daarbij verzocht een man de Volkskrant een oud artikel over zijn betrokkenheid bij een piramidespel te verwijderen. In het artikel staat onder meer hoe de man en enkele van zijn familieleden deel uitmaakten van het bestuur van de organisatie van een piramidespel. Door onwetende gedupeerden is zeker vijf miljoen gulden (we schrijven anno 1999) ingelegd. Na het verbod op piramidespelen is de organisatie failliet gegaan, is beslag gelegd op de beleggingsrekening en wist de curator te melden dat het bestuur mogelijk persoonlijk aansprakelijk gesteld kon worden.
Omdat het archief van de Volkskrant voor iedereen toegankelijk is, was het een kwestie van een klik op de knop om deze geschiedenis boven tafel te krijgen. De man gaf aan schade te lijden doordat hij – inmiddels een publiek figuur – in zakelijke relaties nog altijd wordt geconfronteerd met de inmiddels 20 jaar oude publicatie.
De kwestie komt zoals wel vaker neer op een afweging van belangen. Enerzijds de belangen van Volkskrant bij het aan de kaak stellen van misstanden en volledige en toegankelijke nieuwsarchieven en anderzijds de belangen van de verzoeker om niet blootgesteld te worden aan verdachtmakingen uit het verleden. Het Hof overweegt dat de integriteit van nieuwsarchieven belangrijk is voor de samenleving; het is één van de belangrijkste bronnen om (recente) geschiedenis te kunnen achterhalen. Het is dan ook een wezenlijk onderdeel van de ‘publieke waakhond’-functie van de pers, zoals eerder al vastgesteld door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Daarnaast moet het publiek geïnformeerd kunnen worden over piramidespelen en het risico op benadeling door deelname.
Het Hof oordeelde in dit geval dat het belang van de Volkskrant zwaarder weegt. Hierbij speelde ook een rol dat het artikel voldoende steun vindt in de feiten, waardoor er geen sprake is van een onrechtmatige publicatie.
Hiermee oordeelt het Hof in lijn met eerdere jurisprudentie waarin het maatschappelijke belang van een compleet en integer online te raadplegen archief wordt onderstreept. Dit weegt zwaarder dan dat van de getroffen individuele burger.
Sacha Schraven, NVJ Advocaten en Juristen
Moet ik mijn anonieme bronnen bekendmaken?
Ik wil een artikel publiceren waarin ik gebruik heb gemaakt van twee bronnen die anoniem willen blijven. Het gaat om twee ex-werknemers die hun voormalige werkgever beschuldigen van uitbuiting. Nu heb ik een brief van de advocaat van die werkgever gekregen waarin hij publicatie van het artikel verbiedt en eist dat ik de namen van de klokkenluiders noem.
Moet ik dat doen?
Antwoord
Nee, het verbieden van een publicatie vooraf mag niet zomaar, dat is censuur en zo’n verbod wordt vrijwel nooit door een rechter toegewezen. Ook hebben journalisten er een groot belang bij dat zij anonimiteit van hun bronnen kunnen waarborgen. Immers, indien toegezegde anonimiteit wordt doorbroken, kan dat tot gevolg hebben dat bronnen zich niet meer durven uit te spreken en belangrijke informatie niet meer bij journalisten terecht komt. Het ‘chilling effect’.
Hoewel een verbod op publicatie voordat een stuk is gepubliceerd bijna altijd in strijd is met de vrijheid van meningsuiting, kan na publicatie soms geconcludeerd worden dat er toch onrechtmatig gehandeld is. Juist bij ernstige beschuldigingen, zoals hier de beschuldiging van uitbuiting – is het belangrijk dat die niet lichtvaardig gedaan worden. Je moet als journalist dan ook zorgvuldig onderzoek doen naar de betrouwbaarheid van de bron. Het is een stuk geloofwaardiger als 63 mensen een verklaring afleggen (zoals bijvoorbeeld in de zaak van de smeergelden bij SchipholTaxi) of twee. En bij zware beschuldigingen wordt het principe van hoor en wederhoor veel belangrijker.
Bij een artikel dat slechts op twee anonieme bronnen berust, is de kans op onrechtmatigheid groter. Dat ondervond Auke Kok met zijn biografie over Johan Cruijff, waarin hij stelde dat Cruijff een miljoen euro per jaar kreeg van de Cruijff Foundation. Kok had het niet nodig gevonden de Foundation om wederhoor te vragen omdat zij toch niet aan het boek wilden meewerken. Dat was een misrekening en leidde uiteindelijk tot de verplichting om te rectificeren.
In alle zaken blijft overeind dat je vrijwel nooit verplicht zal worden je bronnen te noemen. Zelfs als je wordt opgeroepen als getuige in een strafzaak hoef je je bron niet te noemen, tenzij door het niet noemen van de bron aan een zwaarder wegend maatschappelijk belang een onevenredig grote schade zou worden toegebracht, bijvoorbeeld bij kennis van een geplande terroristische aanslag.
Kortom, je mag gebruikmaken van anonieme bronnen, maar je moet er wel voor zorgen dat er voldoende steun is in het ten tijde van publicatie beschikbare feitenmateriaal, en hoe zwaarder de beschuldiging, hoe eerder hoor en wederhoor noodzakelijk is.
Petra Oudhoff, NVJ Advocaten en Juristen
Kan iemand verbieden dat bepaalde beelden uit een documentaire worden vertoond?
Als documentairemaker word ik er af en toe mee geconfronteerd dat personen die eerst aan een documentaire hebben meegewerkt daar later op terug willen komen. Kunnen zij verbieden dat bepaalde beelden worden vertoond?
Antwoord
Nee, dat kan niet. Alleen de rechter kan een uitzendverbod geven. Die zal echter niet snel tot een uitzendverbod overgaan want in beginsel is preventieve censuur niet toegestaan, tenzij er duidelijk sprake is van onrechtmatigheid. Bij de beoordeling of de beelden onrechtmatig zijn moet de rechter een afweging maken tussen enerzijds het recht op vrijheid van meningsuiting en anderzijds het recht op bescherming van eer en goede naam. Beide rechten zijn verankerd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Van onrechtmatigheid is (onder meer) sprake als het recht op privacy en bescherming van de eer en goede naam te veel wordt aangetast.
Onlangs diende een kort geding waarin de moeder van een door de politie neergeschoten en gedode man op de dag van de première de uitzending van de documentaire probeerde te verbieden. Op de rechtszitting laat zij weten nooit toestemming te hebben gegeven voor het maken van de film en voor het gebruik van de door haar verstrekte informatie. Zij wil niet dat haar overleden zoon herkenbaar en met voornaam in beeld wordt gebracht omdat dit inbreuk zou maken op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van haar als nabestaande en op het portretrecht van haar zoon.
De rechter signaleert dat het gevraagde uitzendverbod een beperking in zou houden van het grondrecht op vrijheid van meningsuiting. Dat recht kan alleen worden beperkt ‘indien dit bij wet is voorzien en noodzakelijk in een democratische samenleving’. Daarvoor geldt een hoge drempel en de rechter laat in deze zaak meespelen dat iemand zich over een overledene vrijer moet kunnen uitlaten dan over levende personen.
Tevens speelt een rol dat de uitspraken van de geïnterviewde personen hier niet zijn gepresenteerd als feiten. Daarom heeft de documentairemaker niet de plicht om iedere bewering te verifiëren. Ook is de weergave daarvan niet eenzijdig negatief of onnodig kwetsend. Tot slot had de moeder in een eerder stadium gelegenheid gekregen om haar mening te geven, maar daarvan geen gebruik gemaakt. De rechter besluit dat het niet vertonen van een enkel beeld niet opweegt tegen het belang van de documentairemaker, die de film op de dag van de première niet meer kan aanpassen. De première kan dus gewoon doorgaan.
Yolanda Pattiasina, NVJ Advocaten en Juristen
Mag de werkgever mij na twee jaar ziekte in dienst houden?
Elk jaar wordt bij ons een bedrijfsuitje georganiseerd, waarbij ernstig aangedrongen wordt op deelname. Hoewel het geheim is wat we gaan doen, gaat het gerucht dat we van de Euromast gaan abseilen. Dat lijkt me doodeng. Mag de werkgever mij verplichten om mee te doen?
Antwoord
Elk jaar wordt bij ons een bedrijfsuitje georganiseerd, waarbij ernstig aangedrongen wordt op deelname. Hoewel het geheim is wat we gaan doen, gaat het gerucht dat we van de Euromast gaan abseilen. Dat lijkt me doodeng. Mag de werkgever mij verplichten om mee te doen?
Dat hangt ervan af hoe gevaarlijk het uitje is. Helaas gaat het nogal eens fout bij bedrijfsuitjes, zoals zeer recent twee speedboten die in België op elkaar klapten met twintig gewonden tot gevolg. De rechter heeft zich al diverse malen uit moeten spreken over de aansprakelijkheid tijdens bedrijfsuitjes. Daarbij ging het over –al veel eerder- varen met speedboten, terreinrijden met landrovers, een ballonvaart en rollerskaten. Al deze uitjes resulteerden in ongelukken.
Deelname aan een bedrijfsuitje is zelden formeel verplicht, maar vaak wordt het wel als een sociale verplichting ervaren. Zeker als gesteld wordt dat het bedoeld is om de “onderlinge band en teamspirit te versterken”, is het voor een werknemer vrijwel onmogelijk om zich er aan te onttrekken. Dit geldt al helemaal als je een leidinggevende functie hebt, waarbij je het goede voorbeeld moet geven.
In zo’n situatie geldt al snel dat het uitje wordt gezien als “door de werknemer te verrichten werkzaamheden”. In dat geval heeft de werkgever een zware zorgplicht voor het wel en wee van de werknemer. Mocht de werknemer toch iets overkomen, dan is de werkgever aansprakelijk voor eventuele schade, tenzij de werkgever kan aantonen dat hij er alles aan gedaan heeft om te voorkomen dat letsel of andere schade optrad, of als zij er sprake was van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.
De werkgever kan zich dan niet achter de evenementenorganisatie van de Euromast verschuilen. Dit zou pas anders zijn indien deelname volstrekt vrijwillig is. Mocht er dan toch wat gebeuren, dan zou de evenementenorganisatie aangesproken kunnen worden. Dergelijke organisaties laten echter voor aanvang van het evenement vaak een formulier tekenen waarin aansprakelijkheid wordt afgewezen. De werkgever zou bij vrijwillige deelname toch aansprakelijk kunnen zijn indien hij zich niet als goed werkgever gedragen zou hebben. Dat kan het geval zijn bij een zeer gevaarlijk uitje. Abseilen van de Euromast valt zeker in die categorie. Een evident gevaar kan dus ook bij min of meer verplichte deelname een reden kunnen zijn om het deelname aan het uitje te weigeren.
BTW, ja of nee?
Ik ga binnenkort op freelancebasis als eindredacteur aan de slag bij een tijdschrift over opvoeden. Voor mijn journalistieke werk, maak ik altijd gebruik van de btw-vrijstelling. Mag ik dat ook doen voor mijn eindredactie-werkzaamheden?
Antwoord
Nee, niet zonder meer. Dat is helemaal afhankelijk van de concrete invulling van de werkzaamheden. Op de site van de Belastingdienst https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/belastingdienst/zakelijk/btw/tarieven_en_vrijstellingen/vrijstellingen/vrijstellingen staat wie in aanmerking komt voor een btw- vrijstelling. Dat zijn onder andere schrijvers, cartoonisten en journalisten. Zij hoeven geen btw te rekenen bij het factureren van hun diensten, mits het gaat om een inhoudelijke of redactionele bijdrage aan een dagblad, tijdschrift, journalistieke internetsite of een journalistiek programma op radio of televisie.
Deze omschrijving roept toch nog vaak vragen op. Het Ministerie van Financiën heeft er ooit, in 2005, een besluit over genomen dat nog steeds van kracht is. Daaruit blijkt dat wanneer aan de te redigeren tekst een eigen gedachteninhoud wordt toegevoegd er zeer waarschijnlijk sprake is van een btw-vrijstelling. Daar moeten we het mee doen, want meer handvatten dan bovenstaande omschrijving geeft het besluit niet. De concrete vraag of het voeren van eindredactie ook vrijgesteld is van btw wordt niet beantwoord.
Wat er in ieder geval niet onder valt wordt wel expliciet genoemd: voor het maken van reclameteksten en advertorials (reclame in redactionele vorm) geldt een btw-plicht. In de ogen van de Belastingdienst is er sprake van een open norm. Hoe kan je als freelancer dan toch zekerheid krijgen? Dat kan via een zogenoemde ‘ruling’, een vooroverleg dat je via de website van de Belastingdienst kunt aanvragen. Zie: https://belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/standaard_functies/prive/contact/rechten_en_plichten_bij_de_belastingdienst/ruling. Dat vooroverleg leidt dan tot een standpunt van de inspecteur over de manier waarop het recht in jouw specifieke geval zal worden toegepast. Je moet daartoe alle feiten en omstandigheden uitvoerig beschrijven en daarover zelf een standpunt innemen. Die interpretatie stem je af met de inspecteur bij wie je het verzoek doet of hij jouw zienswijze wil bevestigen. Dit is de enige manier om een standpunt van de Belastingdienst af te dwingen en daarmee te voorkomen dat je achteraf voor verrassingen komt te staan.
Kortom: wil je zekerheid krijgen dan moet je de werkzaamheden vooraf voorleggen aan de inspecteur. Heb je dit niet gedaan dan is het zaak dat je achteraf kunt aantonen dat er sprake was van een eigen gedachteninhoud waarbij je een creatieve inbreng hebt gehad en doorslaggevende keuzes hebt gemaakt.
Kan hij eisen dat ik de foto verwijdert?
Als fotograaf maak ik naast mijn journalistieke werk ook reclamefoto’s van boten. Op een van mijn foto’s staat op de achtergrond een in de jaren dertig gebouwde, vrijstaande villa. De eigenaar van deze woning maakt per mail bezwaar tegen de publicatie van deze foto op Facebook. Volgens hem pleeg ik inbreuk op zijn privacy. Hij is woedend over het feit dat ik zijn huis zonder zijn toestemming ‘commercieel exploiteer’. Kan hij van mij eisen dat ik de foto verwijder?
Antwoord
Als fotograaf maak ik naast mijn journalistieke werk ook reclamefoto’s van boten. Op een van mijn foto’s staat op de achtergrond een in de jaren dertig gebouwde, vrijstaande villa. De eigenaar van deze woning maakt per mail bezwaar tegen de publicatie van deze foto op Facebook. Volgens hem pleeg ik inbreuk op zijn privacy. Hij is woedend over het feit dat ik zijn huis zonder zijn toestemming ‘commercieel exploiteer’. Kan hij van mij eisen dat ik de foto verwijder?
Nee. Vanaf de openbare weg mag je in principe alles fotograferen wat je wilt. De boze huiseigenaar is zelf niet afgebeeld op de foto. Van schending van zijn privacy is dan ook geen sprake. Een beroep op het portretrecht gaat om dezelfde reden niet op. Portretrecht is een persoonlijk recht dat een geportretteerde soms kan inroepen als hij of zij herkenbaar op de foto staat. Hierbij spelen niet alleen de gelaatstrekken van de geportretteerde een rol maar bijvoorbeeld ook een kenmerkende lichaamshouding. Om zich tegen een publicatie te kunnen verzetten moet de afgebeelde persoon – bij foto’s die niet in zijn opdracht zijn gemaakt – een ‘redelijk belang’ hebben. Dit ‘redelijke belang’ kan dan weer een privacybelang zijn.
De eigenaar in dit voorbeeld heeft geen juridische middelen om zich te verzetten tegen de publicatie. Een foto van de buitenkant van een huis zal – bijzondere omstandigheden daargelaten – niet snel inbreuk maken op iemands privacy. Eén rechter verklaarde het ooit onrechtmatig om foto’s van een huis te maken en te publiceren in een commerciële folder zonder hierbij de eigenaren om toestemming te vragen. Deze beslissing werd in hoger beroep echter ongedaan gemaakt. Conclusies van het Gerechtshof Den Haag waren: van inbreuk op het recht op eerbieding van het privéleven is geen sprake én een huis (of villa) heeft geen portretrecht.
Het openbaar maken van foto’s van de binnenkant van een woning ligt gevoeliger. Toen het tijdschrift Privé in 2003 foto’s van het interieur van de Eikenhorst (de toenmalige woning van Prins Willem-Alexander en prinses Máxima) publiceerde, werd dat door de Rechtbank Amsterdam onrechtmatig geacht. Hierbij keek de Rechtbank echter niet alleen naar de foto’s. Ook de begeleidende teksten speelden een rol bij deze afweging. Deze maakten bekend hoe de woning was ingericht en vestigden de aandacht op de persoonlijke smaak van het prinselijk paar. Juist de combinatie van beeld en tekst leverde in dit geval een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer op.
Maarten van den Berg, NVJ Advocaten en Juristen
Mag de werkgever mij verplichten mee te doen aan een bedrijfsuitje?
Elk jaar wordt bij ons een bedrijfsuitje georganiseerd, waarbij ernstig aangedrongen wordt op deelname. Hoewel het geheim is wat we gaan doen, gaat het gerucht dat we van de Euromast gaan abseilen. Dat lijkt me doodeng. Mag de werkgever mij verplichten om mee te doen?
Antwoord
Elk jaar wordt bij ons een bedrijfsuitje georganiseerd, waarbij ernstig aangedrongen wordt op deelname. Hoewel het geheim is wat we gaan doen, gaat het gerucht dat we van de Euromast gaan abseilen. Dat lijkt me doodeng. Mag de werkgever mij verplichten om mee te doen?
Dat hangt ervan af hoe gevaarlijk het uitje is. Helaas gaat het nogal eens fout bij bedrijfsuitjes, zoals zeer recent twee speedboten die in België op elkaar klapten met twintig gewonden tot gevolg. De rechter heeft zich al diverse malen uit moeten spreken over de aansprakelijkheid tijdens bedrijfsuitjes. Daarbij ging het over –al veel eerder- varen met speedboten, terreinrijden met landrovers, een ballonvaart en rollerskaten. Al deze uitjes resulteerden in ongelukken.
Deelname aan een bedrijfsuitje is zelden formeel verplicht, maar vaak wordt het wel als een sociale verplichting ervaren. Zeker als gesteld wordt dat het bedoeld is om de “onderlinge band en teamspirit te versterken”, is het voor een werknemer vrijwel onmogelijk om zich er aan te onttrekken. Dit geldt al helemaal als je een leidinggevende functie hebt, waarbij je het goede voorbeeld moet geven.
In zo’n situatie geldt al snel dat het uitje wordt gezien als “door de werknemer te verrichten werkzaamheden”. In dat geval heeft de werkgever een zware zorgplicht voor het wel en wee van de werknemer. Mocht de werknemer toch iets overkomen, dan is de werkgever aansprakelijk voor eventuele schade, tenzij de werkgever kan aantonen dat hij er alles aan gedaan heeft om te voorkomen dat letsel of andere schade optrad, of als zij er sprake was van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.
De werkgever kan zich dan niet achter de evenementenorganisatie van de Euromast verschuilen. Dit zou pas anders zijn indien deelname volstrekt vrijwillig is. Mocht er dan toch wat gebeuren, dan zou de evenementenorganisatie aangesproken kunnen worden. Dergelijke organisaties laten echter voor aanvang van het evenement vaak een formulier tekenen waarin aansprakelijkheid wordt afgewezen. De werkgever zou bij vrijwillige deelname toch aansprakelijk kunnen zijn indien hij zich niet als goed werkgever gedragen zou hebben. Dat kan het geval zijn bij een zeer gevaarlijk uitje. Abseilen van de Euromast valt zeker in die categorie. Een evident gevaar kan dus ook bij min of meer verplichte deelname een reden kunnen zijn om het deelname aan het uitje te weigeren.
Levert een verkeerd btw-nummer boven mijn factuur problemen op?
Als freelancer vermeld ik – naar nu pas blijkt – sinds een paar jaar een verkeerd btw-nummer boven mijn facturen, namelijk het nummer dat mij in de eerste brief van de centrale administratie van de Belastingdienst is meegedeeld. Zit ik daarmee fout?
Antwoord
JA, dat levert problemen op. Als zelfstandig ondernemer betaal je doorgaans omzetbelasting of btw. Als je je inschrijft bij de Kamer van Koophandel wordt je bedrijf automatisch aangemeld bij de Belastingdienst en ontvang je een btw-nummer. Dit nummer blijft in principe altijd hetzelfde, tenzij je andere activiteiten gaat verrichten. In dat geval krijg je een nieuw nummer en is het oude nummer niet langer actief. De landcode en het BSN-nummer (waaruit een btw-nummer bestaat) veranderen niet, maar de toegevoegde zogenoemde B-code wijzigt dan wel.
Het vermelden van het juiste btw-nummer, gebaseerd op de actuele werkzaamheden, is een van de vereisten waaraan een factuur moet voldoen (naast o.a. datum, opvolgend factuurnummer, kvk-nummer, naam en adres van jezelf en de opdrachtgever/afnemer, aard en hoeveelheid van geleverde goederen of diensten, het toegepaste btw-tarief en corresponderende btw-bedrag in euro’s).
Wat zijn nu de gevolgen van het uitreiken van een onjuiste factuur?
In principe mag de afnemer de btw daarop niet in aftrek brengen en kan hij verlangen dat hem een nieuwe juiste factuur wordt uitgereikt. Hij hoeft de nota niet te betalen zolang hij geen juiste factuur heeft ontvangen. Jij bent daarentegen ook bij een onjuiste factuur gehouden de btw aan de Belastingdienst af te dragen. Foutieve facturen kun je corrigeren met een creditnota waarop een verwijzing naar de verkeerde factuur staat en tegelijkertijd moet je een nieuwe, juiste factuur uitreiken met een nieuw (opeenvolgend) factuurnummer.
Maar wat nu als de periode waarin je aangifte bij de Belastingdienst moest doen is verlopen?
Dan moet je een brief naar de inspecteur (=je eigen belastingkantoor) sturen en melden dat je de fout nu pas hebt geconstateerd, dat je vanaf dit moment het juiste nummer bent gaan gebruiken en je verzoekt om goedkeuring om e.e.a. zo te laten. Als argumentatie moet je aanvoeren dat dit geen gevolgen voor de Belastingdienst heeft omdat er geen verlies van inkomsten is.
Overigens zullen in het kader van de privacybescherming en identiteitsfraude alle eenmanszaken vanaf 2020 een nieuw btw-identificatienummer krijgen dat geen koppeling meer heeft met het BSN-nummer. Dit nieuwe nummer is bedoeld voor vermelding op facturen en je website. Voor communicatie met de Belastingdienst blijft het oude, op het BSN gebaseerde nummer in gebruik.
Mogen door mij gekiekte BN’ers zomaar deze foto’s plaatsen?
Als fotograaf maak ik regelmatig portretten van bekende Nederlanders. Steeds vaker merk ik dat de door mij gekiekte BN’ers deze foto’s gebruiken op hun eigen socialmedia- accounts. Dit zonder mijn toestemming én zonder betaling. Mag dat zomaar?
Antwoord
NEE. Het simpele feit dat je op een foto staat betekent nog niet dat je de afbeelding ook mag gebruiken. Deze fout wordt regelmatig gemaakt. En niet door de minsten. Zo werd supermodel Gigi Hadid onlangs door een Amerikaans fotoagentschap aangeklaagd voor het gebruik van 50 foto’s op haar sociale media. Ze stond zelf op de foto’s, maar beschikte niet over de rechten om ze ook te gebruiken.
Naar Nederlands recht moet steeds onderscheid worden gemaakt tussen de situatie dat iemand opdracht heeft gegeven tot het maken van zijn portret en de situatie dat iemand hiertoe géén opdracht heeft gegeven. Als een foto in opdracht van de geportretteerde is gemaakt, mag de fotograaf dit beeld niet gebruiken zonder toestemming van de geportretteerde. De geportretteerde mag het beeld zelf wel verveelvoudigen (een afdruk verspreiden onder familie en vrienden) maar weer niet openbaarmaken (bijvoorbeeld plaatsen op Facebook of Instagram) zonder fiat van de maker. Fotograaf en geportretteerde zijn in deze situatie tot elkaar veroordeeld. Goede afspraken zijn noodzakelijk.
Hoe gek het voor een leek ook lijkt: meewerken aan en toestemming geven voor een fotosessie is niet hetzelfde als opdracht geven tot het maken van een portret. Als fotograaf werk je in opdracht van het tijdschrift en dus niet in opdracht van de geportretteerde. In zo’n situatie geldt artikel 21 van de Auteurswet: publicatie van de foto door de fotograaf is steeds toegestaan (ook zonder toestemming van de geportretteerde) tenzij een redelijk belang van de geportretteerde zich tegen de publicatie verzet. Het antwoord op de vraag of er sprake is van een redelijk belang kan pas worden gegeven na een belangenafweging tussen het belang van de BN’er (bijvoorbeeld een commercieel belang) en andere belangen, zoals het belang van de informatievrijheid van de fotograaf.
Een BN’er kan met een beroep op zijn portretrecht de publicatie van een portret voorkomen of ongedaan maken. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat hij/zij zelf de foto mag gebruiken, zonder toestemming van de fotograaf. Hoe leuk of aantrekkelijk de geportretteerde ook is afgebeeld.
Is mijn opdrachtgever verplicht mijn vordering te betalen?
Een van mijn opdrachtgevers werd onlangs failliet verklaard en geeft aan dat hij mijn openstaande vordering van 1.500 euro niet meer gaat betalen. Mag dat zomaar?
Antwoord
JA, dat mag. Sterker nog: het is voor je opdrachtgever zelfs verboden om betalingen te doen nadat hij failliet is verklaard. In het geval van een faillissement is de kans helaas erg klein dat je vordering betaald zal worden.
Het faillissement van een persoon of onderneming kan worden aangevraagd als hij meer dan één schuldeiser heeft en is opgehouden te betalen. Een failliete onderneming mag geen onderhandse regelingen treffen en eventuele beslagleggingen vervallen door het faillissement. Om je vordering betaald te kunnen krijgen is het van belang dat je je vordering indient bij de curator. In het geval van een faillissement moeten alle vorderingen opnieuw ingediend worden, ook als een rechter eerder in een vonnis je vordering heeft toegewezen.
De curator heeft bij elk faillissement als taak om de belangen van de gezamenlijke schuldeisers te behartigen. Hij beheert alle bezittingen van de gefailleerde (de boedel) en probeert die zo veel mogelijk te gelde te maken, met als doel dat iedere schuldeiser zo veel mogelijk uitbetaald krijgt. Vaak wordt daarbij een faillissementsverkoop gehouden.
De curator betaalt de verschillende schuldeisers uit op basis van hun rangorde volgens de wet. Daarnaast zijn er ook nog schuldeisers die buiten het faillissement om hun vordering kunnen verhalen omdat zij een speciaal recht bezitten. Zo bezit de bank doorgaans een hypotheekrecht op het bedrijfspand en eventueel een pandrecht op de inventaris als onderpand voor verstrekte leningen. Daarnaast bezit de fiscus een bijzonder voorrecht dat voorrang heeft op de rechten van pandhouders op bodemzaken – daaronder vallen bijvoorbeeld de computers en printers in een kantoor.
Nadat deze schuldeisers hun vorderingen hebben voldaan begint de curator aan het verdelen van de boedel. Als eerste betaalt hij zijn eigen salaris uit en vergoedt hij de kosten voor het beheren van de boedel. Vervolgens worden de schuldeisers met een preferente vordering, zoals de fiscus en het UWV betaald. Zij worden in rang gevolgd door de niet-uitbetaalde werknemers van de gefailleerde.
Als laatste zijn de concurrente schuldeisers aan de beurt, waaronder de freelancers met hun vorderingen. Vaak is er voor deze laatste groep geen geld meer over. Als dit wel het geval is wordt het overgebleven bedrag evenredig aan de hoogte van hun vordering onder de concurrente schuldeisers verdeeld.
Maurits Wiesenekker, NVJ Advocaten en Juristen
Opdracht ingetrokken, toch betalen?
Ik heb conform de opdrachtovereenkomst een artikel voor mijn opdrachtgever geschreven. Net voordat ik wilde leveren heeft hij de opdracht ingetrokken. Mijn opdrachtgever geeft aan dat hij mij niet wil betalen voor mijn werk, en heeft dat na diverse aanmaningen ook nog steeds niet gedaan. Mag dat zomaar?
Antwoord
Dat is nog maar de vraag. Het antwoord is afhankelijk van de afspraken die je hebt gemaakt met je opdrachtgever. Om achteraf misverstanden te voorkomen moet je altijd zorgen dat de afspraken met je opdrachtgever duidelijk zijn vastgelegd. Dit kan je bijvoorbeeld doen door te werken met offertes die door de opdrachtgever voor akkoord moeten worden getekend.
In de offerte dien je in ieder geval het doel van de opdracht te vermelden; een beschrijving van de werkzaamheden die je voor de klant gaat verrichten. Daarnaast is het van belang duidelijkheid te scheppen over de vorm van publicatie, de aanlevering, de levertermijn, het honorarium, de betalingstermijn en, als je die hanteert, de Algemene Voorwaarden.
Als de offerte door je opdrachtgever is ondertekend is er sprake van een overeenkomst. Die overeenkomst kan in principe op elk moment door de opdrachtgever opgezegd worden. Als dat gebeurt, heb je recht op een naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon. Bij de bepaling hiervan wordt onder meer rekening gehouden met de reeds door de opdrachtnemer verrichte werkzaamheden, het voordeel dat de opdrachtgever daarvan heeft, en de grond waarop de overeenkomst is beëindigd. Dit is anders als je andere afspraken hebt gemaakt en bijvoorbeeld de Algemene Leveringsvoorwaarden van de NVJ hanteert. Daarin is namelijk opgenomen dat de opdrachtgever slechts binnen 24 uur na ondertekening de overeenkomst kosteloos kan annuleren. Als de annulering na deze termijn plaatsvindt, is hij gehouden tot betaling van de volledige afgesproken vergoeding.
Je dient hierbij wel op te letten dat je de Algemene Leveringsvoorwaarden op de juiste manier overhandigt. Doe je dit namelijk niet, dan betekent dat dat ze niet van toepassing zijn op de overeenkomst. Je kan de voorwaarden letterlijk overhandigen, of ze meesturen als PDF als je de overeenkomst per email sluit.
Om in een conflictsituatie te kunnen bewijzen dat je de voorwaarden op de juiste manier ter hand hebt gesteld dien je als laatste nog in je offerte op te nemen dat met het tekenen van de offerte, de opdrachtgever akkoord is gegaan met de Algemene Leveringsvoorwaarden en dat hij deze heeft ontvangen en gelezen.
Maurits Wiesenekker, NVJ Advocaten en Juristen
Mag ik een fragment uit een online filmpje gebruiken?
Voor een journalistieke videoproductie waar ik aan werk wil ik een fragment uit een Facebook-filmpje gebruiken dat ik online heb gevonden. Mag dat zomaar?
Antwoord
Dat ligt niet zo eenduidig. Bij deze vraag spelen namelijk twee verschillende aspecten een rol: de Algemene Voorwaarden van de website waar de video is geüpload (in dit geval Facebook) en het auteursrecht van de maker.
Als iemand een filmpje uploadt op de website van een social media-bedrijf als YouTube of Facebook gaat hij automatisch een licentiecontract aan met de betreffende site. Daarin staat dat dit bedrijf het recht krijgt om deze video op haar site te tonen. Op deze overeenkomst zijn dan de Algemene Voorwaarden van toepassing – en die verbieden doorgaans de verspreiding van beelden buiten de website als het online platform hier geen schriftelijke toestemming voor heeft verleend. Bedrijven als YouTube of Facebook kunnen dus bezwaar maken tegen jouw gebruik van videofragmenten als je deze buiten hun website om verspreidt.
Daarnaast bezit de maker van het filmpje in beginsel altijd het auteursrecht dat daarop rust. De maker heeft het recht om anderen te verbieden het filmpje te gebruiken. Op dat recht bestaat een uitzondering als er sprake is van een citaat. De wet erkent een aantal duidelijk aanwijsbare doelen waarvoor een citaat gebruikt mag worden:
de aankondiging (je maakt melding van het filmpje in kwestie)
de beoordeling (je bekritiseert het filmpje in kwestie)
de polemiek (jouw video en het filmpje van de ander zijn onderdeel van een discussie tussen jou en de andere maker)
de wetenschappelijke verhandeling
of een uiting met een vergelijkbaar doel
Als je citaat onder een van deze doelen valt mag je het werk citeren, mits je niet meer overneemt dan strikt noodzakelijk is en je duidelijk de vindplaats en de maker van het fragment vermeldt. Een geciteerd beeldfragment mag niet overwegend ter versiering dienen, en het dient voor het publiek duidelijk te zijn dat er sprake is van een citaat.
Maurits Wiesenekker en Petra Oudhoff, NVJ Advocaten & Juristen
Mag Facebook zomaar mijn foto’s doorverkopen aan derden?
Ik heb foto’s die ik te koop aanbied op mijn website ook op mijn Facebook-profiel geüpload. Nu las ik onlangs dat Facebook het auteursrecht heeft op alle foto’s die gebruikers op hun pagina plaatsen. Betekent dit dat Facebook zomaar mijn geüploade foto’s mag doorverkopen aan derden?
Antwoord
Ja, maar dat ligt wel wat genuanceerder. Facebook bezit namelijk niet het auteursrecht op je foto’s. Daarvoor zou schriftelijke toestemming van jou nodig zijn waarin je duidelijk afspreekt dat je je auteursrechten aan de social media-website overdraagt. Het eigendom van je foto’s zou dan overgaan op Facebook. Maar dat is hier niet het geval.
Er is echter wel wat anders aan de hand. Als je gebruikmaakt van Facebook ben je akkoord gegaan met de gebruikersvoorwaarden van het platform. Daarin staat als eerste vermeld dat jij eigenaar bent en blijft van alles dat je op Facebook plaatst. Vervolgens staat er dat je Facebook het gebruiksrecht geeft op alle door jou geplaatste content. Hieronder vallen ook jouw foto’s. Dat gebruiksrecht is zeer ruim omschreven. Wanneer je foto’s deelt, plaatst of uploadt, dan verleen je Facebook een niet-exclusieve, overdraagbare, sublicentieerbare, royaltyvrije en wereldwijde licentie om onder meer je foto te gebruiken en te distribueren in overeenstemming met je instellingen voor privacy en apps. Dit houdt bijvoorbeeld in dat wanneer je een foto deelt op Facebook, je Facebook toestemming geeft om deze foto op te slaan, te kopiëren en te delen met anderen (uiteraard ook weer in overeenstemming met je instellingen).
Facebook hoeft jou dus geen geld te betalen voor deze licentie, mag je beelden wereldwijd gebruiken en mag de licentie ook overdragen aan derden. Omdat de licentie niet-exclusief is mag je nog wel steeds anderen licenties geven voor je geüploade foto’s.
Het goede nieuws is dat dit in de praktijk niet zo snel het geval zal zijn. Mark Zuckerberg heeft al aangegeven dat Facebook niet de intentie heeft om foto’s van gebruikers door te verkopen. En als je het toch niet helemaal vertrouwt, kun je de licentie op elk moment stopzetten door je foto’s van Facebook te verwijderen of je account op te zeggen, tenzij je de foto hebt gedeeld met anderen en zij die niet hebben verwijderd. De Eurocommissaris had het dus niet bij het rechte eind toen ze zei dat Facebook het auteursrecht heeft op al je foto’s.
Mira Herens en Maurits Wiesenekker, NVJ Advocaten & Juristen
Mag ik ongevraagd benaderd worden voor reclamedoeleinden?
Ik werk als freelance-fotograaf en ben zzp’er. Geregeld word ik per mail ongevraagd benaderd door bedrijven die mij iets willen verkopen. Mag dat zomaar?
Antwoord
Ja, in beginsel mag dat. Het Handelsregister, een soort basisregistratie voor alle ondernemingen en rechtspersonen in Nederland, wordt beheerd door de Kamer van Koophandel (KvK). Ook voor zzp’ers of eenmanszaken is inschrijven in het register verplicht als men tegen een vergoeding diensten of goederen levert en deelneemt aan het economisch verkeer. Het Handelsregister is openbaar, dus iedere belangstellende kan dat raadplegen en gebruiken om geregistreerde ondernemers te benaderen met het doel om deze een dienst aan te bieden of als klant te werven. Zo komen die bedrijven aan je gegevens. Ook privé-gegevens zijn hier makkelijk te vinden.
Zzp’ers werken vaak vanuit huis en hun werkgegevens (adres en telefoonnummer) zijn dan hetzelfde als hun privégegevens. In bijzondere gevallen kun je je privéadres laten afschermen, maar het vestigingsadres van een bedrijf blijft altijd zichtbaar.* Wel is het mogelijk om je als zzp’er, mits je een eenmanszaak of vof hebt, te laten registreren in het Bel-me-niet-register. Ook kun je via de KvK een Non Mailing Indicator (NMI) activeren voor het geval je ook geen fysieke post of reclamebezoek aan huis wil. Echter deze twee maatregelen beschermen niet tegen reclame en aanbiedingen, vaak in de vorm van maatwerkadvertenties via e-mail, sms en Facebook.
Misschien gaat de AVG, de nieuwe privacywet die sinds 25 mei van dit jaar van kracht is, hier uitkomst bieden. Tot op heden is het zo dat de KvK tegen betaling bedrijfsgegevens doorverkoopt aan adverteerders en gespecialiseerde databedrijven die zzp’ers zo gerichte reclame kunnen sturen of telefonische aanbiedingen kunnen doen.
In het kader van de AVG zijn door de NOS vragen gesteld of de KvK met het verstrekken van deze gegevens aan adverteerders de wet niet overtreedt. Iedereen die verplicht is ingeschreven in het handelsregister heeft immers geen expliciete toestemming gegeven dat zijn persoonsgegevens ook voor direct-marketingdoeleinden mogen worden gebruikt. De Autoriteit Persoonsgegevens (AP), die toeziet op naleving van deze wet en ook boetes uit kan delen bij overtreding, is hierover met de KvK in gesprek. De Kvk verschuilt zich echter achter het argument dat zij als organisatie verplicht is om informatie van bedrijven te geven ongeacht het doel waarvoor die gegevens worden gebruikt. Dat is maar de vraag, want volgens de AP geldt de norm voor alle organisaties, inclusief de KvK, en is het op deze wijze delen van gegevens slecht te verenigen met het oorspronkelijke doel van de gegevensverwerking, namelijk veilig handelsverkeer.
* Sinds 15 december 2022 is het vanwege een convenant tussen NVJ en KvK eenvoudig om de privégegevens van jouw eenmanszaak af te schermen. Ga naar de website van de KvK.
Moet ik op grond van de AVG een foto uit mijn online beeldbank verwijderen?
Ik ben fotograaf en heb een eigen online beeldbank. Vorige week ontving ik een e-mail met het verzoek een foto die ik heb gemaakt uit de beeldbank te verwijderen op grond van de AVG. Het gaat om een foto van een demonstratie bij de landelijke Sinterklaasintocht. Op de foto is een mensenmassa te zien met in het midden een man met een spandoek. Het verzoek is van iemand die zich in de mensenmassa heeft herkend en niet met de demonstrant geassocieerd wil worden. Moet ik de foto verwijderen?
Antwoord
Nee. Sinds 25 mei geldt de nieuwe Europese Privacywet, de AVG. Die wet geeft burgers meer rechten om hun privacy te beschermen. Een foto is doorgaans een persoonsgegeven als iemand zonder onevenredige inspanning kan worden geïdentificeerd. Het is hier maar zeer de vraag of de persoon in een mensenmassa eenvoudig herkend kan worden. Als dat niet zo is, dan is de foto geen persoonsgegeven en geldt de AVG niet.
Stel, deze persoon is wel eenvoudig te identificeren. Moet de foto dan worden verwijderd? De opname van de foto in de online beeldbank geldt immers als een verwerking van persoonsgegevens. De AVG bepaalt dat verwerking van persoonsgegevens alleen mag als daar een grondslag voor is. De AVG kent zes grondslagen, één daarvan is de toestemming van betrokkene (die later weer kan worden ingetrokken). Een andere grondslag is het gerechtvaardigd belang. Daaronder valt het bedrijfsbelang van de fotograaf maar ook, en dat is hier belangrijker, de vrijheid van meningsuiting.
Bij het gerechtvaardigd belang geldt dat de gegevensverwerking noodzakelijk moet zijn ter behartiging van dat belang én dat er rekening is gehouden met de privacy van betrokkene. Dat betekent dat er een belangenafweging moet worden gemaakt zoals we die kennen uit het portretrecht; weegt de vrije meningsuiting op tegen de schending van de privacy van de betrokkene?
Bij een online beeldbank is dat minder waarschijnlijk dan bij de publicatie van de foto in de krant. Maar het gaat hier om een nieuwsfoto in een beeldbank. Er is veel voor te zeggen dat die foto ook in de toekomst beschikbaar moet zijn voor perspublicaties, de Sinterklaasintocht is immers een jaarlijks terugkerende gebeurtenis waar een heftige maatschappelijke discussie over wordt gevoerd. Dat journalistieke doel kan de opname van de nieuwsfoto in de online beeldbank rechtvaardigen. Voor een foto van een lokale braderie zal dat minder snel het geval zijn.
In de AVG is overigens bepaald dat de rechten die mensen hebben om hun privacy te beschermen – zoals het intrekken van toestemming en het recht om vergeten te worden - niet van toepassing zijn als persoonsgegevens worden verwerkt voor journalistieke doeleinden.
Met terugwerkende kracht een zwangerschapsuitkering voor zelfstandigen. Eindelijk gerechtigheid?
In oktober 2006 ben ik bevallen van een wolk van een baby. Het moederschap eiste de eerste maanden al mijn aandacht op. De werkzaamheden voor mijn onderneming moest ik op een laag pitje zetten en mijn inkomsten daalden. Ik deed daarom een beroep op het UWV. De aanvraag voor een zwangerschaps– en bevallingsuitkering werd echter resoluut afgewezen wegens het ontbreken van een wettelijke regeling. Dit terwijl ondernemers die eerder of later zijn bevallen wel recht hadden op een uitkering. Mag dat zomaar?
Antwoord
Nee. Sinds kort is er eindelijk een regeling voor vrouwelijke zelfstandigen die tussen 7 mei 2005 en 4 juni 2008 zijn bevallen. Dit was lange tijd niet het geval. Door wetswijziging verviel in mei 2005 de publieke zwangerschaps- en bevallingsuitkering voor zelfstandigen (de WAZ). Pas vanaf juni 2008 herleefde deze uitkering in de vorm van de Wet zwangerschaps- en bevallingsuitkering zelfstandigen (ZEZ). In de tussenperiode bestond er geen wettelijke regeling en werden alle aanvragen door het UWV afgewezen.
Enkele vrouwen vonden dit oneerlijk en stapten naar de rechter. Na een langdurig juridisch gevecht met wisselende resultaten was er in juli 2017 eindelijk een gunstige tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep. Als gevolg van deze uitspraak is er nu eindelijk een einde gekomen aan de rechtsongelijkheid. Vrouwelijke ondernemers die zijn bevallen in de jaren zonder wettelijke regeling kunnen nu aanspraak maken op een compensatieregeling.
Het gaat naar schatting om zo’n 20.000 vrouwen. Zij kunnen vanaf 15 mei 2018 een aanvraag kunnen doen voor een compensatie van € 5.600,-. Welke voorwaarden er precies gelden voor de regeling is nog niet duidelijk. Let op: de aanvraag kan alleen worden gedaan in de periode 15 mei 2018 tot en met 30 september 2018. De uitkeringen worden vanaf januari 2019 uitgekeerd en gelden als een inkomensvoorziening. Dit betekent dat de compensatie bij het inkomen van de zelfstandige moet worden geteld wat weer gevolgen kan hebben voor toeslagen (bijvoorbeeld de huur- of zorgtoeslag).
Kan ik bij auteursrechtschending schadevergoeding eisen?
Mijn foto is zonder mijn toestemming openbaar gemaakt. Dat is toch auteursrechtschending? Ik wil een vergoeding vragen gerelateerd aan het bedrag dat ik zou willen ontvangen als er wel toestemming zou zijn gevraagd: mijn gebruikelijke tarief. De tegenpartij biedt echter een veel lager bedrag. Mag dat zomaar?
Antwoord
JA en NEE. Deze zaak lijkt op een kwestie die laatst door het Hof Arnhem-Leeuwarden is beslist: Cozzmoss tegen MergenMetz. MergenMetz had via een hyperlink op zijn website zeven krantenartikelen van de Volkskrant en Trouw als pdf op de eigen server opgeslagen. Cozzmoss die namens de Volkskrant en Trouw optrad bij de rechter stelde dat het gebruikelijke tarief € 0,36 resp. € 0,37 per woord was als MergenMetz toestemming voor publicatie aan de kranten had gevraagd en vroeg daarom een schadevergoeding van ruim € 2000. MergenMetz stelde echter dat zij dat tarief als kleine partij nooit zouden hebben betaald en dat zij de artikelen dan niet zou hebben opgenomen in het eigen systeem, maar zou hebben volstaan met hyperlinks naar de sites van de kranten. Het Hof ging hier in mee en bepaalde dat de door MergenMetz voorgestelde schadevergoeding, gebaseerd op de door de Volkskrant en Trouw gemiste advertentie-inkomsten, in dit geval passend was voor het bepalen van de omvang van de schadevergoeding. De gemiste inkomsten werden op basis van het aantal views gesteld op € 139,30.
Eind december diende een enigszins vergelijkbare zaak voor de Rechtbank Rotterdam. De rechter overwoog dat voor de berekening van de schade een vergelijking moest worden gemaakt tussen de positie waarin de fotograaf nu verkeert en de situatie waarin hij zou verkeren zonder dat zijn auteursrecht was geschonden. De rechter achtte het aannemelijk dat degene die het auteursrecht van de fotograaf had geschonden – een stichting die volledig draait op vrijwilligers – niet voor de foto’s zou hebben betaald. In plaats van de gevorderde schadevergoeding van € 12.000 kreeg de fotograaf niets en werd tot overmaat van ramp als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van de stichting (€ 2254,23).
Of met deze uitspraken een nieuwe lijn is ingezet moet nog worden bezien, maar het kan zijn dat de licentievergoeding als maatstaf voor de schadevergoeding bij auteursrechtschending niet altijd passend wordt gevonden door de rechter.
Heeft mijn opdrachtgever bij levering een betalingsverplichting?
Mijn opdrachtgever betaalt mij alleen als mijn artikel wordt gepubliceerd. Mag dat zomaar?
Antwoord
Nee, tenzij. Als je contractueel niets met je opdrachtgever hebt afgesproken over de betalingsverplichting, dan is je opdrachtgever verplicht je te betalen nadat jij je artikel hebt ingeleverd. Je hebt immers aan je contractuele verplichting voldaan door het artikel te schrijven en te leveren. In de wet is bepaald dat je voor werkzaamheden die je in opdracht hebt verricht, recht hebt op een vergoeding. Voor je opdrachtgever ontstaat daarom een betalingsverplichting op het moment dat jij het artikel inlevert. Ervan uitgaande dat het artikel goed is, kun je na levering een factuur sturen. In de wet is bepaald dat de factuur binnen 30 dagen moet zijn betaald. Dat je opdrachtgever jouw artikel pas veel later of niet publiceert, verandert niets aan deze betalingsverplichting.
Stel, er is contractueel wel iets afgesproken over het moment waarop de betalingsverplichting ontstaat. Bijvoorbeeld doordat in de algemene voorwaarden van de opdrachtgever is bepaald dat die een vergoeding aan je verschuldigd is als het artikel is geaccepteerd maar dat pas hoeft te betalen na publicatie of op het moment dat de opdrachtgever besluit het artikel niet te publiceren. Hoe zit het dan?
In beginsel zijn partijen vrij om met elkaar af te spreken wat zij willen, tenzij dat in strijd is met een dwingend wettelijke bepaling. Afspraken over het moment waarop de betalingsverplichting ontstaat vallen onder de contractsvrijheid. Bovenstaande bepaling mag je opdrachtgever dus in zijn algemene voorwaarden opnemen. Hoewel dit in beginsel is toegestaan, is er veel voor te zeggen dat een dergelijke bepaling onredelijk bezwarend is voor de freelancer. Die heeft namelijk geen enkele invloed op het moment waarop de publicatie wel of niet plaatsvindt en verliest zo de controle over zijn eigen financiële situatie. Als freelancer weet je niet wanneer je geld ontvangt voor werk dat verricht is. Daarvoor ben je afhankelijk van de beslissing van je opdrachtgever. Dat kan onredelijk bezwarend zijn, zeker als er veel tijd zit tussen het moment waarop jij je artikel inlevert en de publicatie. In dat geval moet je lang op je geld wachten wat voor een freelancer een behoorlijke impact kan hebben.
Bij de beoordeling of zo’n bepaling door de beugel kan, is ook van belang of het een grote opdrachtgever betreft en of de freelancer de mogelijkheid heeft gehad vooraf over de algemene voorwaarden te onderhandelen. Is dat niet het geval dan zal zo’n bepaling dat je pas betaald krijgt na publicatie al snel onredelijk bezwarend zijn.
Mijn werkgever is niet tevreden over mijn prestaties. Kan hij mij nu ontslaan?
Ik werk al jaren met veel inzet en voldoening bij de krant. Sinds enige tijd, eigenlijk nadat het bedrijf in nieuwe handen is gekomen, worden er andere eisen aan mij gesteld. Zelf ben ik van mening dat ik daaraan redelijk voldoe, maar mijn werkgever denkt daar anders over. Hij vindt dat ik te weinig passie voor het vak uitstraal, te veel op de automatische piloot stukken schrijf en te weinig achter het grote nieuws aan ga. En daarom wordt het tijd dat ik plaats maak voor gedreven ‘jonge honden’. Met andere woorden: een ontslag dreigt. Mag dat zomaar?
Antwoord
Een werkgever kan natuurlijk niet zomaar overgaan tot ontslag. Als hij van mening is dat een werknemer onvoldoende functioneert zal hij aan ‘dossieropbouw’ moeten doen. Daarbij wordt vaak het zogenoemde REP-systeem gevolgd. Die letters staan voor Reageer, Evalueer en Presteer of Procedeer.
De werkgever zal in functionerings- en beoordelingsgesprekken eerst moeten benoemen wat er aan de prestatie schort en hoe de werknemer dit binnen een afgesproken termijn kan verbeteren. Niet alleen de werknemer moet zich daarvoor inspannen. Van de werkgever wordt tegelijkertijd verwacht dat die de werknemer helpt zijn functioneren te verbeteren, bijvoorbeeld door het aanbieden van scholing, cursussen, interne begeleiding en externe coaching.
Vervolgens moet de werkgever het functioneren en de gemaakte afspraken regelmatig evalueren om te zien of de werknemer nu voldoet aan de gestelde eisen. Is dat niet het geval dan moet de werkgever benoemen wat de consequenties zullen zijn indien er geen verbetering optreedt: presteer of wij zijn van plan te gaan procederen om het dienstverband te beëindigen. In dat laatste geval vraagt de werkgever aan de rechter om de arbeidsovereenkomst op grond van disfunctioneren te mogen beëindigen. Het verzoek moet hij onderbouwen door middel van het opgebouwde dossier en daarnaast moet hij aantonen dat herplaatsing in een andere passende functie niet aan de orde is.
Ontslag is een uiterste consequentie waar de rechter niet snel toe over zal gaan. Doorgaans moet men langere tijd - ondanks een verbetertraject - niet conform de gestelde eisen presteren. Dat moet de werkgever aannemelijk maken en tevens moet hij in heldere bewoordingen duidelijk hebben gemaakt dat ontslag het gevolg zal zijn.
Kan ik mijn boek bij een andere uitgever onderbrengen?
Ik heb een boek geschreven en hiervoor een contract met een uitgeverij. Maar die uitgeverij doet veel te weinig om mijn boek verkocht te krijgen, ik moet zelf alle promotie doen. Daarom wil ik van deze uitgever af en het boek bij een ander onderbrengen, maar de uitgever houdt me aan het contract. Ik kan toch zelf wel beslissen wat ik met mijn boek doe? Mag dat zomaar? Kan ik niet van de uitgever af?
Antwoord
Nee, in de praktijk vrijwel niet. In vrijwel alle uitgeefcontracten wordt ofwel aan de uitgever toestemming gegeven het werk exclusief te exploiteren, ofwel worden de auteursrechten overgedragen.
Onlangs, op 7 juli jl. heeft de Hoge Raad zich uitgesproken over soortgelijke problematiek in de zaak van Golden Earring tegen uitgeverij Nanada van Willem van Kooten. De artiesten vonden dat hun muziek veel te weinig gepromoot werd. Zij hadden een deel van hun auteursrecht (het “uitgaverecht”) op een groot aantal nummers voor de duur van het auteursrecht aan Nanada overgedragen. Dit soort uitgeefcontracten wordt zowel voor muziek als voor boeken gesloten. Reeds in 2010 liet de band aan Van Kooten weten dat zij de overeenkomst wilden ontbinden wegens wanprestatie. Die accepteerde dit niet en stapte naar de rechter. Voor de zekerheid heeft Golden Earring de overeenkomst ook nog opgezegd.
De Hoge Raad was van mening dat er sprake was van overeenkomsten van onbepaalde duur, die in beginsel opgezegd kunnen worden, tenzij anders is overeengekomen. Voor zo’n opzegging zijn er wel zwaarwegende gronden nodig, gezien de investeringen waartoe een exploitant zich ten behoeve van het werk verbindt. Het zou de bereidheid tot investeren niet ten goede komen als het contract zonder meer opzegbaar was. Dit volgt mede uit het auteurscontractenrecht. Daarin is opgenomen dat auteurs een uitgeefovereenkomst kunnen ontbinden als de uitgever de werken onvoldoende exploiteert (de non-usus bepaling). De auteur moet dan wel eerst een redelijke termijn stellen om de verplichting alsnog na te komen. Dit heet een ingebrekestelling. Pas dan is ontbinding wegens wanprestatie mogelijk als de uitgever niets of te weinig doet. Dit geldt zowel voor muziekuitgaven als andere uitgaven.
Kortom, alleen als de uitgever na een ingebrekestelling nog steeds te weinig doet, kan je als auteur van de uitgever af. Maar de uitgever kan een beëindiging makkelijk voorkomen door alsnog een beetje aan promotie te doen. In de praktijk is het dus vrijwel onmogelijk om met je boek naar een ander te gaan.
Bij Golden Earring is de zaak terugverwezen naar het Hof, om na te gaan of de artiesten konden ontbinden wegens onvoldoende exploitatie, dan wel een gegronde reden hadden om de overeenkomst op te zeggen.
Mag mijn opdrachtgever onze samenwerking per direct stopzetten?
Mijn opdrachtgever, waar ik als freelancer al vijf jaar iedere week een artikel voor schrijf, heeft onze samenwerking per direct stopgezet omdat het magazine een andere koers gaat varen. Mag dat zomaar?
Antwoord
Ja, in beginsel wel, tenzij er andere contractuele afspraken zijn gemaakt. De wet bepaalt dat een opdrachtgever te allen tijde de overeenkomst kan opzeggen. Dat is alleen anders als partijen hebben afgesproken dat de overeenkomst niet kan worden opgezegd of slechts kan worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn. Heb je met je opdrachtgever niets afgesproken over de opzegging, dan geldt de wettelijke regeling.
Kun je iets doen tegen de opzegging? Nee, tegen de opzegging niet, maar het kan wel zijn dat de directe opzegging door je opdrachtgever een wanprestatie oplevert en dan heb je recht op een schadevergoeding. Of dat zo is, hangt af van de aard en inhoud van de overeenkomst en de overige omstandigheden van het geval. De eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen in het concrete geval met zich meebrengen dat je opdrachtgever de overeenkomst niet zonder zwaarwegende grond mag opzeggen of dat er toch een opzegtermijn in acht moest worden genomen. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als de overeenkomst al geruime tijd voortduurt en je voor je inkomen voor een groot deel hiervan afhankelijk bent. Door de opzegging valt dit inkomen direct weg en ben je niet in de gelegenheid geweest om vervangende opdrachten te zoeken om dit inkomensverlies op te vangen; je lijdt dus schade. De schadeplicht van je opdrachtgever is dan gelijk aan het inkomen dat je ontvangen had als je opdrachtgever een redelijke opzegtermijn in acht had genomen. Wat een redelijke termijn is, hangt heel erg af van de omstandigheden van het geval. Het is zeker geen gegeven dat je altijd recht hebt op een opzegtermijn.
Maakt het nog uit of de overeenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd is aangegaan? Nee, dat maakt geen verschil. Ook een overeenkomst die voor bepaalde tijd is aangegaan, kan door de opdrachtgever tussentijds worden opgezegd als je niets over de opzegging hebt afgesproken. Wil je niet voor onaangename verrassingen komen te staan, spreek de opzegtermijn dan contractueel af.
Solliciteren naar mijn eigen baan?
Bij mijn werkgever is de zoveelste reorganisatie gaande. Mijn functie is komen te vervallen. Ik word nu gedwongen om te solliciteren naar een ‘nieuwe’ functie die verdacht veel lijkt op mijn oude baan. Mag dat zomaar?
Antwoord
Ja en Nee. Een werkgever mag zijn onderneming inrichten zoals hij dat wil. Dat is steeds het uitgangspunt. Tot deze beleidsvrijheid hoort ook de beslissing om bepaalde functies te laten vervallen en werknemers boventallig te verklaren.
De wet bepaalt dat de ontslagvolgorde van boventallige werknemers met uitwisselbare functies moet worden vastgesteld op grond van het afspiegelingbeginsel. Hierbij mag een werkgever niet zelf kiezen wie hij wel of niet voor ontslag wil voordragen. De volgorde wordt bepaald door leeftijd en lengte van het dienstverband van de boventallige werknemer. Uitwisselbare functies zijn functies die qua inhoud, salarisniveau, vereiste kennis, vaardigheden en competenties gelijk of gelijkwaardig zijn.
Werkgevers in de journalistiek willen echter steeds vaker zelf bepalen welke werknemer mag blijven en wie moet vertrekken. De zogenaamde ‘stoelendans’ biedt ze de mogelijkheid. Een voorbeeld: alle vijftien redacteursfuncties binnen onderneming X komen te vervallen. Hier komen slechts tien functies voor ‘contentmanagers’ voor terug waarop kan worden gesolliciteerd. Op deze manier kan de onderneming door met de in haar ogen meest geschikte werknemers. De vaste ontslagvolgorde geldt via deze route niet.
Het rituele dansje rond de stoelen is gelukkig niet altijd toegestaan. Wil deze methode juridisch door de beugel kunnen, dan moet het echt gaan om nieuwe functies die wezenlijk anders zijn dan de oude functies. De functies van redacteur en contentmanagers mogen niet uitwisselbaar zijn. Zijn ze dit wel dan moet er toch worden afgespiegeld.
Ook na inwerkingtreding van de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) is het voor werkgevers nog mogelijk om – met inachtneming van het bovenstaande – bij een reorganisatie op kwaliteit te selecteren. Wel zijn er nieuwe regels bijgekomen.
Wanneer een deel van de werkzaamheden van een vervallen functie wordt voortgezet in de nieuwe functie dan dient er ‘omgekeerd te worden afgespiegeld’. Dit geldt alleen als er meer geschikte werknemers zijn dan het aantal beschikbare werkplekken. De werkgever mag in dat geval niet zelf kiezen uit het groepje geschikte werknemers. Hij moet de functie aanbieden aan de werknemer die als laatste voor ontslag in aanmerking zou komen. De afweging tussen geschikt en ongeschikt mag de werkgever nog wel zelf maken.
Mag ik mijn werktelefoon voor privédoeleinden gebruiken?
Mijn werkgever heeft mij voor mijn werkzaamheden een mobiele telefoon gegeven. Het is onhandig als ik steeds moet switchen tussen mijn eigen mobieltje en die van de zaak, mag ik mijn werktelefoon ook gebruiken voor privédoeleinden?
Antwoord
Mijn werkgever heeft mij voor mijn werkzaamheden een mobiele telefoon gegeven. Het is onhandig als ik steeds moet switchen tussen mijn eigen mobieltje en die van de zaak, mag ik mijn werktelefoon ook gebruiken voor privédoeleinden?
Ja/Nee. Of je mag appen, chatten en sites bezoeken met de apparatuur van de baas hangt af van de daarover gemaakte afspraken. Vaak zal een bedrijf een gedragscode of bedrijfseigen regeling hebben waarin de regels voor privégebruik zijn aangegeven.
Een rechter veroordeelde onlangs een werknemer tot betaling van de schade die de werkgever had geleden door het veelvuldige gebruik van WhatsApp voor privédoeleinden tijdens werktijd. De rechter vond dat de werknemer had gehandeld in strijd met de bedrijfsregeling, waarin was bepaald dat incidenteel en beperkt gebruik voor persoonlijke doeleinden was toegestaan. Incidenteel betekent ‘zo nu en dan’ of ‘een enkele keer’, maar deze werknemer had in een periode van een half jaar 1.255 (liefdes!)appjes gestuurd naar diverse dames.
Duidelijk is dat het versturen en ontvangen van zo’n grote hoeveelheid appjes een aanzienlijk beslag op de werktijd had gelegd. De rechter maakte de volgende rekensom: de apps hadden een gemiddelde tijdsduur van 2,5 à 3 minuten per bericht, dat betekende dat de man een fors aantal uren niet had gewerkt. Die tijd vermenigvuldigd met zijn uurloon, leverde een bedrag van 1500,-- aan schadevergoeding voor de werkgever. Het schadebedrag werd afgetrokken van het loon dat de schuinsmarcherende werknemer bij het einde van zijn dienstverband nog van zijn werkgever tegoed had.
Niet alleen appen, maar ook het veelvuldig gebruik van internet tijdens werktijd kan arbeidsrechtelijke gevolgen hebben, met als uiterste consequentie ontslag. Een werkgever komt er dan niet mee weg alleen maar aan te tonen dat een werknemer veel sites heeft bezocht, maar moet bewijzen dat hij dit gedurende een groot aantal werkuren heeft gedaan. Slaagt een werkgever hier niet in en heeft het functioneren van de werknemer er niet onder te lijden gehad, dan is in plaats van ontslag eerder een ernstige waarschuwing op zijn plaats. Een dergelijke sanctie is ook gepast als van afspraken of instructies omtrent het (buitenproportioneel) gebruik niet is gebleken, want gematigd privégebruik van werkapparatuur is in principe niet verboden.
Mijn opdrachtgever betaalt na 60 dagen. Mag dat zomaar?
Mijn opdrachtgever betaalt mijn factuur pas na zestig dagen terwijl de betalingstermijn op mijn factuur veertien dagen is. Mag dat zomaar?
Antwoord
Nee, tenzij. Als je contractueel niets met je opdrachtgever hebt afgesproken over de betalingstermijn, dan is je opdrachtgever verplicht je factuur binnen dertig dagen te betalen. In 2013 is in de wet vastgelegd dat tussen bedrijven standaard een betalingstermijn geldt van dertig dagen. Daar mag je door middel van afspraken wel van afwijken. In de overeenkomst mag je met je opdrachtgever een langere betalingstermijn afspreken van maximaal zestig dagen. Een nog langere termijn afspreken, is alleen toegestaan als aangetoond kan worden dat dit voor geen van beide partijen nadelig is. Is je opdrachtgever de overheid, dan mag er vrijwel niet van de wettelijke termijn van dertig dagen worden afgeweken.
Als je dus niets met je opdrachtgever over de betalingstermijn hebt afgesproken, dan moet je opdrachtgever je factuur binnen dertig dagen na ontvangst betalen. Gebeurt dit niet, dan is je opdrachtgever automatisch de wettelijke handelsrente verschuldigd. Die bedraagt op dit moment 8 procent per jaar. Op internet zijn rekenprogramma’s te vinden waarmee je de hoogte van de verschuldigde rente eenvoudig kunt berekenen.
Daarnaast is je opdrachtgever na dertig dagen ook automatisch de wettelijke incassokosten aan je verschuldigd. Die kosten bedragen een percentage van de hoofdsom van de vordering (dus excl. BTW). Wettelijk is vastgelegd dat voor een hoofdsom tot € 2.500,- een percentage geldt van 15 procent, met een minimum van € 40,-; voor de volgende € 2.500 geldt 10 procent, en voor de volgende € 5.000,- een percentage van 5 procent.
Stel, de hoofdsom van je factuur bedraagt € 400,-. Dan mag je na dertig dagen 15 procent van dit bedrag aan je opdrachtgever in rekening brengen, dat is dus € 60,-. Je hoeft je opdrachtgever hiervoor niet apart een aanmaning te sturen. Als je factuur dertig dagen na ontvangst nog niet is betaald, is je opdrachtgever dus automatisch € 460,- aan je verschuldigd.
Mag mijn vorige werkgever een beroep doen op mijn concurrentiebeding?
Ik heb een ontzettend leuke baan gevonden: hoofdredacteur bij een vakblad. Nu krijg ik van mijn vorige werkgever een brief dat hij een beroep doet op mijn concurrentiebeding en als ik het werk toch ga doen, ik een fikse boete aan hem moet betalen. Terwijl ik daar redacteur van een vakblad was en ik nu hoofdredacteur kan worden. Mag dat zomaar?
Antwoord
Nee. In de cao voor het Uitgeverijbedrijf is opgenomen dat het de werkgever niet is toegestaan de journalist beperkingen op te leggen in de uitoefening van zijn beroep als journalist na het beëindigen van het dienstverband.
Ofwel, een verbod op een concurrentiebeding. Deze bepaling geldt voor alle werkgevers die zijn aangesloten bij de Werkgeversvereniging Uitgeverijbedrijf (WU). De bepaling is ook algemeen verbindend verklaard en geldt daarom voor de hele uitgeverijbranche. Dat houdt in dat het verbod op het concurrentiebeding ook geldt voor alle uitgevers die géén lid van de WU zijn, althans gedurende de looptijd van de cao UB, ofwel tot 1 maart 2017. Voor schrijvende journalisten werkzaam bij werkgevers aangesloten bij de WU is er dus geen probleem. Voor journalisten buiten de uitgeverijbranche - werkzaam voor bijvoorbeeld bedrijfs-, verenigings- of overheidsmedia - kan een concurrentiebeding echter wel degelijk een zeer zware beperking zijn. Hoewel de boetes flink kunnen oplopen (bijvoorbeeld € 1.000,- per dag), laten rechters dit soort bedingen vaak in stand. Soms wordt de duur van het beding ingekort tot een jaar, en de boete verlaagd tot bijvoorbeeld € 500,- per dag, maar dan nog wordt het voor de meeste werknemers simpelweg te duur om het concurrentiebeding te overtreden.
Daarom is het belangrijk om te proberen het beding te laten schrappen voordat je in dienst treedt. Als de toekomstige werkgever hier niet toe bereid is, zou nauwkeurig omschreven moeten worden wat nu precies de concurrentie is. Liefst met naam en toenaam genoemd, zodat duidelijk is bij welke bedrijven je niet in dienst kunt treden. En gedurende een reële periode, bijvoorbeeld niet langer dan een jaar.
Geen transitievergoeding na twee jaar ziekte, mag dat zomaar?
Ik ben al langer dan twee jaar ziek. Mijn loondoorbetaling is inmiddels stopgezet en ik ontvang een WIA-uitkering. Helaas is re-integratie bij mijn werkgever niet mogelijk gebleken. Nu weet ik, dat sinds 1 juli 2015 (de inwerkingtreding van de Wet Werk en Zekerheid, WWZ) werknemers die langer dan twee jaar in dienst zijn geweest bij ontslag een transitievergoeding krijgen. Volgens mij geldt dit ook voor werknemers die langdurig ziek zijn geweest. Mijn werkgever wil deze vergoeding echter niet betalen en doet daarom niets in plaats van een ontslagprocedure bij het UWV te starten. Mag dat zomaar?
Antwoord
Ja/nee. Dit is een van de onvoorziene en ongewenste bijwerkingen van de Wet Werk en Zekerheid. Veel werkgevers met langdurig zieke werknemers proberen op deze manier de transitievergoeding te ontlopen. Zij zijn van mening dat het onredelijk is om na twee jaar loondoorbetaling ook nog een transitievergoeding te moeten betalen en houden het dienstverband dan liever in stand. Omdat de loondoorbetaling wel stopt, is de arbeidsovereenkomst in feite inhoudsloos geworden, een lege huls. Dit ‘slapende dienstverband’ kan voortduren tot aan de pensioengerechtigde leeftijd. En bij beëindiging van een dienstverband wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd is geen ontslagvergoeding meer verschuldigd. Tel uit je winst.
In verschillende procedures is inmiddels vastgesteld dat er voor de werkgever géén verplichting bestaat om een arbeidsongeschikte werknemer te ontslaan na de periode van twee jaar verplichte loondoorbetaling. De ontsnappingsroute van het ‘slapend dienstverband’ is misschien wel onfatsoenlijk, maar een juridische verplichting tot ontslag bestaat niet.
De wetgever is inmiddels wel in actie gekomen. Onlangs heeft minister Asscher een wetsvoorstel ingediend dat onder meer deze problematiek aanpakt. Het wetsvoorstel ligt ter beoordeling bij de Raad van State en is nog niet openbaar. Duidelijk is wel dat langdurig zieke werknemers recht blijven houden op een transitievergoeding. De bedoeling is dat hun werkgevers (gedeeltelijk) worden gecompenseerd voor de betaalde transitievergoeding uit het Algemeen werkloosheidsfonds (Awf). Hier staat wel een verhoging van de uniforme Awf-premie tegenover.
Tot de nieuwe wet er is, kan het slapend dienstverband blijven bestaan. De werkgever moet zich echter wel realiseren dat bij herstel de werknemer zich weer voor het werk kan melden.
Mag ik mijn arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussentijds opzeggen?
Jarenlang heb ik als freelance verslaggever voor een krant gewerkt. Wat was ik blij toen mij na jaren eindelijk een arbeidsovereenkomst voor een jaar werd aangeboden. Niet lang daarna werden de redacties opnieuw ingedeeld en moest ik naar de redactie Online. Buiten het feit dat het bureauwerk mij veel minder lag, kreeg ik ook een chef met wie ik het niet kon vinden. Na een paar maanden wist ik zeker dat ik hier niet wilde blijven en kreeg ik bovendien een mooi aanbod ergens anders. Kan ik zomaar weg?
Antwoord
Ja/nee. In de cao staat dat de werknemer een opzegtermijn van één maand heeft. Maar… in beginsel is een jaarcontract ook ècht een jaarcontract en in dit geval loopt het contract door tot 1 mei 2017. Alleen als de mogelijkheid van tussentijdse opzegging uitdrukkelijk in het contract is opgenomen, kan eerder dan de afgesproken einddatum worden opgezegd (met inachtneming van de opzegtermijn) en vertrokken.
In de bedoelde arbeidsovereenkomst, die is ingegaan op 1 mei 2016, staat onder meer dat de werknemer 36 uur per week werkt, recht heeft op vijf weken doorbetaalde vakantie, kan deelnemen deelnemen aan de collectieve ziektekostenverzekering en recht heeft op reiskostenvergoeding. Ook is de cao voor het Uitgeverijbedrijf (voorheen cao Dagbladjournalisten) van toepassing verklaard. In deze arbeidsovereenkomst is echter niét de mogelijkheid van tussentijdse opzegging opgenomen.
Tussentijds vertrek maakt de werknemer dan ‘schadeplichtig’ als de werkgever de werknemer niet wil laten gaan. De werkgever moet immers mogelijk extra kosten maken nu hij voortijdig een vervanger moet zoeken. En dan is er de keuze tussen het uitdienen van het contract of overleggen over een voortijdige beëindiging. Een dergelijk overleg met de leidinggevende lost nog wel eens wat op: want wie wil er door met een onwillige werknemer ten slotte?
Houdt er dus rekening mee dat een tijdelijk contract in beginsel echt geldt voor de afgesproken termijn en dat zowel werknemer als werkgever niet zomaar tussentijds van elkaar af kunnen als die mogelijkheid niet in het contract is opgenomen.
Mag de uitgever mijn artikel zomaar doorverkopen?
Ik ben net afgestudeerd en wil aan de slag als freelance journalist. Natuurlijk heb ik als beginner tal van vragen. Twee daarvan kwamen al op mijn pad. Kan mijn opdrachtgever van mij verlangen dat ik mijn stuk kosteloos herschrijf? Mag de uitgever mijn artikel zomaar doorverkopen?
Antwoord
JA/NEE. Deze en nog veel meer vragen moeten beantwoord worden met: dat hangt er vanaf welke afspraken je hebt gemaakt. Het is natuurlijk raadzaam de gemaakte afspraken vast te leggen in een contract . Naast deze overeenkomst zullen er vaak algemene voorwaarden van toepassing zijn. Je kunt deze zelf maken, maar zeker de grote opdrachtgevers zullen hun eigen algemene voorwaarden aan jou willen opleggen. Vaak zijn het deze kleine lettertjes die de inhoud van de overeenkomst verder inkleuren en in geval van onenigheid tussen partijen uitsluitsel geven over ‘wie er in zijn recht staat’.
Battle of Forms
Soms is er onduidelijkheid welke algemene voorwaarden van toepassing zijn, die van de opdrachtgever of die van de opdrachtnemer, omdat zij beiden hun algemene voorwaarden op de overeenkomst van toepassing hebben verklaard. Men spreekt dan van een Battle of Forms tussen twee sets algemene voorwaarden. Uit de wet en jurisprudentie blijkt dat aan de tweede set geen werking toekomt als de eerste set niet uitdrukkelijk van de hand is gewezen.
Informatieplicht
Welke voorwaarden tussen partijen ook gelden, altijd moeten die van tevoren, bij het indienen van de offerte of uiterlijk tijdens het sluiten van de overeenkomst bekend zijn gemaakt (informatieplicht) en (impliciet) zijn geaccordeerd. Daarna blijven ze in principe ook bij volgende opdrachten tussen dezelfde partijen van toepassing. De van toepassing zijnde algemene voorwaarden kunnen op dezelfde wijze als de overeenkomst worden verstrekt. Vaak zijn ze op de achterzijde van de offerte opgenomen. Bij een digitale overeenkomst worden ze doorgaans als bijlage (pdf) of hyperlink meegezonden, waarbij men in dat laatste geval direct bij de algemene voorwaarden moet uitkomen.
Afspraak is afspraak
Algemene voorwaarden zijn onderdeel van de overeenkomst en kunnen dus niet eenzijdig worden gewijzigd. Een wijziging moet door een wederpartij altijd uitdrukkelijk worden aanvaard, want anders geldt pacta sunt servanda, of in gewoon Nederlands ‘afspraak is afspraak’. Een wijze les is in ieder geval : lees wat je tekent.
Op NVJ.nl vind je de Algemene Voorwaarden van de sectie Zelfstandigen.
In mijn modelovereenkomst staat dat ik mijn werk in nauw overleg moet doen. Mag dat zomaar?
Al jaren maak ik als zelfstandig hoofdredacteur een tijdschrift voor een vereniging. Natuurlijk vindt er afstemming over de inhoud plaats, maar nu heeft de vereniging mij een modelovereenkomst voorgelegd omdat het volgens hen tegenwoordig verplicht is. Daarin staat onder andere dat ik mijn werk in nauw overleg met de voorzitter moet doen. Mag dat zomaar?
Antwoord
Ja en nee. Het is niet verplicht om met een modelcontract te werken. Staatssecretaris Wiebes zegt daarover in opinieblad Forum van VNO-NCW “Zo’n modelovereenkomst is ook helemaal niet verplicht als duidelijk is dat de opdrachtnemer een echte ondernemer is, en dat is in de meeste gevallen zo. Laten we het niet moeilijker maken dan het is”.
Het is alleen jammer dat niemand precies weet wat een “echte ondernemer” is. Daarom nemen veel opdrachtgevers het zekere voor het onzekere en gebruiken zij de modellen van de Belastingdienst en dan meestal het model “geen werkgeversgezag”. Bepaalde passages daaruit zijn verplicht. Indien in de praktijk volgens het model gewerkt wordt, hoeft de opdrachtgever geen loonbelasting en premies in te houden. Partijen moeten zelf invullen welke werkzaamheden de freelancer moet verrichten. Daar kan het misgaan. Er is namelijk een grijs gebied tussen de instructiebevoegdheid die een opdrachtgever heeft, en de gezagsverhouding die hoort bij een verkapt dienstverband.
De omschrijving van de werkzaamheden luistert dus nauw en termen als “nauw overleg” wijzen in de richting van een dienstverband. Volgens de Belastingdienst mag de opdrachtgever wel aanwijzingen en instructies geven omtrent het resultaat van de opdracht. Houdt dat in dat er tussentijds geen aanwijzingen mogen worden gegeven? Nee, de opdrachtnemer is gehouden gevolg te geven aan tijdig verleende en verantwoorde aanwijzingen omtrent de uitvoering van de opdracht, zo staat in het Burgerlijk Wetboek. Daaruit vloeit voort dat de opdrachtgever ook nadere aanwijzingen kan geven over de wijze waarop zijns inziens zijn belangen het beste worden gediend. Kortom, het verschil tussen een opdrachtovereenkomst en een arbeidsovereenkomst is erg moeilijk te beoordelen.
Die beoordeling zal gegeven moeten worden door medewerkers van de Belastingdienst, die nu al onderbemand is als gevolg van de leegloop door een iets te succesvolle vertrekregeling. Mocht je het freelancen niet meer zien zitten, dan is er misschien nog een mooie toekomst bij de Belastingdienst weggelegd!
Mag ik mijn artikel doorverkopen?
Ik heb een artikel geschreven voor de regionale krant over big data. Voor het artikel heb ik een deskundige geïnterviewd die het artikel op zijn eigen website wil publiceren, tegen betaling uiteraard. Dat vind ik prima. Ik wil mijn werk graag vaker verkopen, maar de krant zegt dat dit niet mag omdat in hun algemene freelancevoorwaarden een exclusieve licentie staat. De krant verbiedt mij het artikel aan derden te verkopen gedurende de exclusieve periode. Mag dat zomaar?
Antwoord
Nee. Sinds 2015 geldt de Wet auteurscontractenrecht. In die wet is bepaald dat een exclusieve licentie alleen bij akte kan worden verleend. Een akte is een schriftelijk stuk met je handtekening eronder. Het is dus niet toegestaan een exclusieve licentie in de algemene voorwaarden op te nemen. Ook niet, als die exclusiviteit slechts voor een korte periode geldt van bijvoorbeeld zeven dagen.
De reden dat in de wet is bepaald dat een exclusieve licentie in een akte moet staan, is om de contractuele positie van de auteur te verstevigen. Freelance auteurs zijn voor de publicatie van hun werk afhankelijk van professionele uitgevers met wie zij overeenkomsten sluiten. Daarbij zijn freelancers de zwakkere partij. Om hun onderhandelingspositie te versterken, geeft de wet hen sinds 2015 enkele instrumenten. Eén daarvan is het aktevereiste voor de exclusieve licentie. Exclusiviteit is voor een uitgever belangrijk; als een artikel direct ook op andere plaatsen verschijnt, is er minder reden om daarvoor de krant te kopen. Het aktevereiste geeft de freelancer dus iets extra’s om over te onderhandelen. Zonder handtekening, geen exclusiviteit.
De exclusiviteit in de algemene voorwaarden voldoet dus niet aan het wettelijk aktevereiste. Dat betekent dat die bepaling in strijd is met de wet en daardoor vernietigbaar. De freelancer kan de krant een kort mailtje sturen waarin staat dat de buitengerechtelijke vernietiging van de exclusiviteit van de licentie wordt ingeroepen. Het gevolg is dat de licentie aan de krant niet-exclusief is en het de freelancer vrij staat zijn werk ook direct aan derden te leveren.
Het artikel over big data kan zo op dezelfde dag in de krant verschijnen als op de website van de deskundige.