Hoor en wederhoor

Eén van de belangrijkste uitgangspunten in de journalistiek is die van hoor en wederhoor. De Raad voor de Journalistiek zegt hierover in de Leidraad het volgende: ‘Journalisten passen wederhoor toe bij personen die door een publicatie worden gediskwalificeerd, ook wanneer die personen hierin slechts zijdelings een rol spelen. Wie beschuldigd wordt, krijgt voldoende gelegenheid om, bij voorkeur in dezelfde publicatie, te reageren op de aantijgingen. Wederhoor ontslaat journalisten overigens niet van hun opdracht zo waarheidsgetrouw mogelijk te berichten.’

Het beginsel van hoor en wederhoor is niet absoluut: indien de journalist zich beperkt tot een weergave van hetgeen in het openbaar werd gezegd of in een openbaar gemaakt stuk te vinden is, zal hoor en wederhoor niet noodzakelijk zijn. Het ontbreken van de mogelijkheid tot weerwoord leidt ook niet noodzakelijkerwijs tot een onrechtmatige publicatie. En anderzijds heft het enkele feit dat de beschuldigde heeft kunnen reageren een eventuele onrechtmatigheid ook niet op. De aard van de beschuldigingen is van belang, de mogelijke invloed hiervan op de goede naam van de betrokkene en de vraag in hoeverre de beschuldigingen steun vinden in het ten tijde van de publicatie beschikbare feitenmateriaal.

Voorbeelden van rechtszaken

1. Hondenkennel (2004)

Het tv-programma Radar had in 2004 een programma over hondenhandelaren gemaakt. De betreffende hondenkennel werd genoemd in de ‘top-5 malafide hondenhandelaren’. De rechter vond dat het programma de hondenkennel onnodig in diskrediet had gebracht, onvoldoende onderzoek had gedaan en ten onrechte geen wederhoor had gepleegd. De toenmalige omroep TROS kon zich niet achter de Dierenbescherming verschuilen, die ook een lijstje had met de ‘top 5 hondenhandelaren met de meeste klachten’. De omroep moest de inkomstenderving van de hondenkennel vergoeden. Die werd in een aparte procedure vastgesteld op ruim € 325.000,-.

2. Ryanair (2013)

Het KRO-programma Brandpunt Reporter besteedde in 2013 onder de titel ‘Mayday, Mayday’ meerdere keren aandacht aan luchtvaartmaatschappij Ryanair. Anonieme piloten meldden dat zij gedwongen werden zoveel mogelijk geld te besparen door met minder brandstof te vliegen dan zij zouden willen. Ze vertelden dat ze ook bij ziekte of vermoeidheid moesten vliegen. Hierover is tot aan de Hoge Raad geprocedeerd. Steeds oordeelde de rechter dat de programmamakers uitvoerig en gedegen onderzoek hadden gedaan. Het hof overwoog in 2015 dat ‘een recht op wederhoor van Ryanair niet absoluut is’ en oordeelde dat er voorafgaand aan de uitzendingen wel degelijk voldoende gelegenheid voor wederhoor is geboden door de KRO. Over de wijze waarop dit weerwoord vervolgens in de uitzendingen was verwerkt, oordeelde het hof: ‘Of en hoe KRO het weerwoord heeft verwerkt in de uitzendingen is vervolgens in beginsel aan haar beoordeling en journalistieke vrijheid overgelaten, waarbij zij niet verplicht was dat weerwoord integraal of kritiekloos over te nemen. Dat Ryanair over die weergave of de uiteindelijke uitzending niet tevreden is, doet aan voormeld oordeel dus niet af.’ In 2016 verwierp ook de Hoge Raad de klachten van Ryanair.

3. Monster van Leersum (2017)   

Het tv-programma EenVandaag maakte in 2017 een reportage met als titel ‘Het monster van Leersum spreekt’. Het ‘monster’ had jarenlang ruzie met zijn buren en kreeg drie maanden cel wegens het terroriseren van die buren. Ook moest hij hen drie ton aan dwangsommen betalen. In de reportage komt hij uitgebreid aan het woord. De buurman vond de berichtgeving te eenzijdig en hij stapte naar de rechter, onder meer omdat volgens hem geen wederhoor was gepleegd. In oktober 2017 oordeelde de rechter in kort geding dat de uitzending offline moest en er gedurende zeven dagen een rectificatie geplaatst moest worden. Omroep AVROTROS had aangegeven dat de eiser al vele jaren herhaaldelijk en ook recent nog uitgebreid in de media was geweest om zijn kant toe te lichten en dat wederhoor daarom niet nodig was. De rechtbank stelde dat er inderdaad geen absoluut recht op wederhoor bestaat, maar dat EenVandaag door wederhoor weg te laten zichzelf wel verplichtte de situatie betrouwbaar in beeld te brengen. Dat was niet voldoende gebeurd. De vordering tot schadevergoeding werd afgewezen.

Twee maanden later oordeelde het hof in hoger beroep dat de uitzending met een kleine aanpassing weer online mocht omdat de indruk werd gewekt dat de buurman het conflict over zichzelf had afgeroepen. Na die aanpassing was dat niet meer het geval. Ook het hof was van mening dat wederhoor nodig was geweest, mede omdat het hier niet om een publieke figuur ging en dat slechts een kleine bijdrage aan het publieke debat geleverd werd. Maar het hof vond de gehele verwijdering van de uitzending niet noodzakelijk en niet proportioneel.

4. ANBO (2017) 

Op 1 november 2017 besteedden zowel Omroep Max als onderzoeksplatform Follow the Money (FTM) aandacht aan de ouderenbond ANBO. Omroep Max schreef in een persbericht: ‘Waar zijn de ANBO-miljoenen?’ en Follow the Money publiceerde een artikel met als kop ‘Autoritaire ANBO-bons jaagt ouderen weg’. In april 2018 publiceerde FTM nog twee artikelen over de ANBO, die vervolgens in kort geding verwijdering en rectificatie vorderde van zowel de uitzending van Omroep Max als van de artikelen van FTM.

Eén van de klachten van de ANBO was dat Omroep Max onvoldoende wederhoor heeft gepleegd. De rechter zei daarover: ‘Zij heeft de directeur uitgenodigd om in de uitzending op te treden, maar dit heeft zij geweigerd, terwijl dit bij uitstek de gelegenheid was geweest om een tegengeluid te laten horen. Ook staat vast dat de betrokken journalisten de ANBO op 25 oktober 2017 een uitgebreide vragenlijst hebben toegezonden, maar dat de ANBO daarop niet inhoudelijk is ingegaan. Dat die vragenlijst in de ogen van de ANBO suggestief was, maakt niet dat in dit geval onvoldoende mogelijkheid tot wederhoor is geboden.

De ANBO heeft daarnaast een journalist van Omroep Max één dag voor de uitzending bij haar op kantoor uitgenodigd om stukken in te zien, maar stelde daarbij de voorwaarde dat hij daaruit niet mocht publiceren. Deze houding is door Omroep Max en de journalist terecht als defensief gekwalificeerd. Daarnaast getuigt de houding van de ANBO – zoals Omroep Max heeft aangevoerd – van weinig zelfinzicht en realiteitszin. Als grote landelijke organisatie dient zij transparant te zijn en verantwoording naar haar leden en de buitenwereld af te leggen.’

Het artikel van FTM bevatte geen feitelijke onjuistheden en de uitlatingen die de ANBO suggestief vond waren weliswaar kritisch, maar daarvoor was voldoende aanleiding. Beide gedaagden hadden aldus voldoende gelegenheid tot wederhoor geboden.