Help, de journalistiek verzuipt bij de NPO

donderdag 22 december 2022

De journalistieke kwaliteit staat onder druk bij de publieke omroep als gevolg van seizoensarbeidscontracten bij omroepen. Dit ondermijnt de journalistieke onafhankelijkheid van binnenuit, schrijft NVJ-bestuurslid Sander ’t Sas in dit essay.

 

‘Ach, uiteindelijk zijn we allemaal passanten,’ zei een eindredacteur ooit bij een afscheidsfeestje van een collega. Die collega had weliswaar uitstekend werk verricht voor het programma, maar er mochten van de omroep nou eenmaal niet meer mensen in vaste dienst genomen worden. En dus moest de uitstekende redacteur na vier jaarcontracten het veld ruimen. Op naar het UWV, en op zoek naar een nieuwe bestemming in het omroepbestel.

Honderden omroepmedewerkers trekken al jaren van seizoen tot seizoen langs de verschillende omroepen. Van EO tot VPRO en alles wat daartussen zit. Het ene jaar bij KRO-NCRV, het jaar daarop bij BNNVARA. Of vice versa. Tegenstanders van het externe pluriforme bestel, met de verschillende omroepverenigingen vanuit de samenleving, zien dit als belangrijkste argument om het systeem om te vormen naar een brede nationale omroep. Immers: als de medewerkers al uitwisselbaar zijn, dan is de rest dat waarschijnlijk ook. Geen onlogische gedachte.

Sporadisch vast contract

Bij de meeste werkgevers in Hilversum is het beleid om – zolang als dat kan – tijdelijke contracten te geven aan redacteuren. Sporadisch wordt vervolgens een vast contract aangeboden, maar meestal moeten medewerkers er eerst een paar maanden uit, om vervolgens weer van voren af aan te beginnen. We hebben het niet over freelancers of mensen die hier bewust voor kiezen. Dit gaat om mensen die juist zoeken naar vastigheid, maar het nooit krijgen.

In Hilversum spande nota bene de ‘omroep van de arbeiders’ VARA altijd al de kroon. De FNV becijferde recent dat 45 procent van de medewerkers van fusieomroep BNNVARA een kortlopend contract heeft. Zoals de tegenstanders van het socialisme plachten te zeggen: zogenaamd goed voor de mensheid, maar slecht voor de eigen mensen.

Maar de meeste andere omroepen doen het niet heel veel beter. Zij zeggen niet anders te kunnen, omdat niet zij maar de koepel, de NPO, uiteindelijk bepaalt of een programma komend seizoen wel of niet doorgaat. Met de bijbehorende financiering.

‘De NPO beslist, maar wij zitten met de arbeidsrechtelijke gevolgen,’ zeggen de omroepen. Directies van omroepen willen namelijk niet met een grote groep ‘bankzitters’ blijven zitten. Want zo noemen ze de mensen in dienst, voor wie ze geen programma hebben. Kort samengevat: omdat budgetten niet zijn gegarandeerd, voeren de omroepen personeelsbeleid zonder al te grote risico’s.

Gelegenheidsargument

De NPO noemt dit overigens een gelegenheidsargument, omdat de helft van het budget sowieso wel gegarandeerd is, en de meeste omroepen uiteindelijk toch altijd op of rond de 100 procent uitkomen van het bedrag dat ze hopen binnen te halen. Maar de gevolgen zijn inmiddels bekend, mede door de affaire rond het tv-programma De Wereld Draait Door.

Iemand zonder vast contract, die ambities heeft en ook nog zijn of haar maandelijkse lasten wil kunnen blijven betalen, spreekt zich niet uit, ook niet als er dingen gebeuren die het daglicht niet kunnen verdragen. Met alle gevolgen van dien.

Machtsverhoudingen op een redactie kunnen hierdoor steeds verder verstoord raken, met soms burn out- en zelfs PTSS-klachten tot gevolg, zo hebben we recent kunnen lezen in de Volkskrant.

Secretaris Thomas Bruning van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) zei recent in Trouw niet voor niets: “Je kunt duizend meldpunten instellen, maar als mensen zich niet veilig voelen om te melden heeft dat geen zin.”

Opstand

Als actief lid van de NVJ heb ik jaren geleden geprobeerd deze groep te verenigen, om op ludieke wijze in opstand te komen tegen dit beleid. Het is toen bij een klein aantal gesprekken gebleven, ergens anoniem in een koffietent. Medewerkers wilden heel graag, maar durfden zich simpelweg niet met naam en toenaam te committeren, bang dat ze in Hilversum nooit meer aan de bak zouden komen. Het initiatief stierf een stille dood uit angst.

Al voor de affaire rond De Wereld Draait Door zei NPO voorzitter Frederieke Leeflang, in de Volkskrant: ‘Waar ik mij (...) buitengewoon zorgen over maak, zijn de jonge redacteuren die onder hoge werkdruk moeten presteren, van kort contract naar kort contract gaan. Ook dat valt onder een veilige werkomgeving. Ik ben over al dit soort zaken in gesprek met de omroepen.’

Een belangrijk signaal over een misstand, die jarenlang werd genegeerd door Hilversum. Ook door de collega’s trouwens, die wél een vaste baan en hypotheek hebben.

De vraag is natuurlijk of deze situatie ook gevolgen heeft voor de kwaliteit van de journalistiek. Het is eigenlijk een retorische vraag. Iemand die zwaar onder stress staat, zal bij voorbaat minder presteren.

Toch lijkt het me zinvol om met een aantal concrete voorbeelden antwoord te geven. Dat is nog niet zo makkelijk. Niet omdat de voorbeelden er niet zijn, maar omdat mensen nog steeds bang zijn zich uit te spreken, of ‘herkend’ worden, ook al vertellen ze hun verhaal anoniem.

Grenzen verleggen

Als ik een paar van deze ‘seizoensmedewerkers’ spreek, blijken hun verhalen even consistent als schokkend. Één heeft al sinds 2015 maar liefst tien kortlopende contracten gehad bij dezelfde werkgever.

‘In het begin wil je jezelf extra bewijzen, omdat je dat vaste contract wil. Dan wil je grenzen verleggen en ga je door roeien en ruiten. Maar dat blijkt allemaal geen zin te hebben. Want aan het einde van de rit krijg je te horen dat ze niet verder met je willen. Je gaat denken: maar ben ik niet goed genoeg? Om je na twee maanden weer te bellen of je wel het nieuwe seizoen wilt gaan maken. Het is ziekmakend. Ik ben hierdoor op een gegeven moment in een burn-out terecht gekomen.’

Je wilt als redacteur ook je volgende contract, en dus werk je harder en meer dan je moet. De verhalen over De Wereld Draait Door, waar mensen 24 uur per dag ‘aan’ moeten staan, staan dus niet op zichzelf. ‘Er wordt soms gezegd: voor jou tien anderen!’

Het meest bizarre verhaal, dat ik hoorde was van iemand die het verzoek kreeg of hij in de periode dat hij niet mocht werken, wel alvast voorwerk wilde doen voor het komende seizoen. Die extra uren zouden later wel verrekend worden met vakantiedagen, zo luidde het aanbod.

Het valt op dat deze mensen opvallend vaak werken bij de zogenaamde ‘kortlopende programma’s’, titels die weliswaar al jarenlang bestaan, maar niet een heel tv-seizoen lang zijn geprogrammeerd. Ook de talkshows werken met veel mensen die een kortlopend contract hebben. Vaste journalistieke programma’s werken wél met een grote groep vaste redactieleden. Te denken valt aan het NOS Journaal, Studio Sport, Nieuwsuur en EenVandaag.

Baanzekerheid

Programma’s die permanent uitzenden en een gegarandeerd budget hebben. De journalistieke bastions van weleer dreven altijd op vaste redactieleden, die jarenlang verbonden bleven aan hun titel. Totdat zo’n programma ineens stopte. Want bij de ontmanteling van het dagelijkse actualiteitenprogramma Netwerk, in 2010, kwam ook een einde aan de baanzekerheid van de journalisten die daarbij betrokken waren.

Een redacteur, met negen contracten in acht jaar tijd, zegt: ‘Je gaat eindredacteuren steeds meer pleasen. In de hoop dat ze met je door willen. Maar op een redactie hoor je juist te discussiëren, om het programma beter te krijgen. Dat gebeurt niet en dat komt de kwaliteit natuurlijk niet ten goede.’

Een oud-redacteur van een talkshow zegt: ‘Je doet aan zelfcensuur. Alle ideeën waar je mee kwam, werden bij voorbaat afgeschoten en op een gegeven moment zocht je alleen onderwerpen waarvan je wist dat de presentator die wilde hebben. Eigenlijk wordt zo je autonomie afgepakt. Je verliest jezelf eigenlijk in het systeem.’

Redacteuren moeten vaak in zeer korte tijd een verhaal produceren, wat niet altijd goed gaat. Zo verzucht een oud-redacteur: ‘Eerst word je onder druk gezet om iets heel snel te regelen. En een dag later staat die eindredacteur je uit te foeteren, omdat het niet goed genoeg was.’

Ook moesten er op sommige talkshow redacties mensen journalistiek gezien ‘gespaard’ worden, zeker als die mensen vertrouwde gasten bleken te zijn. Als voorbeeld noemt een redacteur dat er vanuit de eindredactie geen verhaal gemaakt mocht worden over een kritisch rapport van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd dat was uitgebracht over het verzorgingshuis van MAX-directeur Jan Slagter.

Een andere redacteur geeft aan: ‘Wat ook speelt is verdeel en heers. Ook onder redacteuren onderling. Je wordt gewoon geen team.’

En weer iemand zegt: ‘Ik heb op een gegeven moment mijn eigen werk gecreëerd, door een voorstel te doen voor een nieuw programma. De omroep en de NPO wilden het graag hebben, maar omdat mijn contract afliep mocht ik het vervolgens niet zelf maken. Terwijl het nota bene mijn geesteskind is.’

Pijn

Dit komt de kwaliteit van de journalistiek natuurlijk niet ten goede, en dan druk ik me zwak uit. Persoonlijk doet het me pijn om te zien dat de publieke omroep, waar ook mijn hart ligt en waar ik al meer dan twintig jaar werk, zo met mensen om gaat.

Natuurlijk gaat het op veel plekken ook goed, maar ook ik zie de struggle van heel jonge redacteuren, die zich al jaren een slag in de rondte werken, maar nog steeds niet in staat zijn om zelfstandig een appartementje te huren, en daarom nog altijd – als een student – de voordeur moeten delen.

Zij zijn ambitieus, zitten vol ideeën, maar durven leidinggevenden niet tegen te spreken en worden bovendien klein gehouden. Of redacteuren van boven de vijftig, die te horen krijgen dat ze ‘te oud zijn voor een vast contract’.

Het knakt ambities, het creëert een onveilige werksfeer en goede journalistiek is in het geding. En zonder te willen generaliseren, ontstaat op redacties een ongezonde ratrace, en worden er alleen ‘veilige, risicoloze’ keuzes gemaakt. Dat leidt tot onderwerpen die trend- en nieuws volgend zijn, in plaats van spraakmakend en nieuwsmakend. De dood in de pot voor de ambitieuze journalist.

Maar waarom blijven die mensen dan toch bij de omroep werken als ze zo slecht behandeld worden, hoor ik u denken. Het antwoord is simpel: omdat dit het werk is dat ze altijd al hebben willen doen. Omdat ook zij dromen hadden. Maar de bittere waarheid is ook dat goede journalisten uiteindelijk het vak verlaten, omdat ze geen zin meer hebben de strijd aan te gaan.

Ze verruilen de onzekere omroepwereld gedesillusioneerd voor een vaste, minder uitdagende baan in de communicatie, waar ze niet alleen goed gewaardeerd worden maar ook veel beter betaald krijgen. En dat is jammer. Want elke goede journalist die verloren gaat voor het vak, is er een te veel.