Bubbel
Wie in Nederland nog nooit shoarma, roti of couscous heeft gegeten, heeft zowat zijn best moeten doen om die gerechten te vermijden. Nederland is al een tijdje niet meer het land van louter stamppot en boerenkool met worst, als het dat ooit al is geweest.
foto: Truus van Gog
Rond 1920 opende het eerste Chinese restaurant in Rotterdam haar deuren. Inmiddels zijn er heel veel eetgelegenheden met gerechten die van buiten Nederland komen. Indonesisch, Thais, Surinaams, Ethiopisch, Oeigoers, Syrisch: het is slechts een greep uit de vele eetculturen die tot ons land zijn doorgedrongen.
Over het nieuwe Nederlandse voedsellandschap heeft Jonneke de Zeeuw een pamflettistisch essay geschreven. Zij is de oprichter van het culinaire platform Mooncake, en zet in ‘All inclusive aan de keukentafel’ uiteen waarom dit de beste tijd is om in Nederland te leven. Haar pamflet is een hartstochtelijke liefdesverklaring aan het nieuwe Nederland waarin we leven – waarin overigens ook de Hollandse kroket en de Zeeuwse bolus een belangrijke rol spelen.
Tegelijkertijd constateert De Zeeuw dat er een westerse standaard in culinair Nederland heerst, waar de Franse keuken de norm is en al het andere (met name wat niet-westers is) als minder wordt gezien. Ook kaart zij aan dat culinaire redacties extreem wit zijn. Dit leidt ertoe dat er verhalen worden geschreven over ‘exotische eettentjes’, met als onderliggende boodschap dat andere eetculturen niet bij Nederland horen.
Wat geldt voor culinaire redacties, geldt voor zo’n beetje alle redacties in Nederland: wit is de overheersende kleur. Dat is best gek gezien het feit dat verreweg de meeste media zich in de Randstad bevinden, een deel van ons land dat een enorme verscheidenheid aan culturen herbergt. Witte, autochtone Nederlanders zijn in Amsterdam inmiddels één van de vele minderheden (ja, dat leest u goed). Hoe kan het dan dat de burelen worden bevolkt door voornamelijk witte, autochtone Nederlanders?
Ik hoor het u al denken: ‘ze’ zijn er niet. Of: ‘ze’ willen geen journalist worden. Dit zijn veelgebruikte opmerkingen in medialand die elk gesprek over diversiteit platslaan, en een excuus lijken om vooral geen concrete stappen te hoeven zetten naar een journalistieke arbeidsmarkt die een betere afspiegeling van onze diverse samenleving is.
Overigens zijn ‘ze’ er wel degelijk, ook al zijn ze in de minderheid. Ze hebben het niet altijd makkelijk, want ze krijgen te maken met een redactiecultuur waar bijvoorbeeld verwacht wordt dat ze meelachen om ‘grapjes’ over Zwarte Piet of andere gevoelige onderwerpen. Google maar eens op Diana Matroos en pepernoten. Ervaringen zoals die van Matroos maken duidelijk dat redacties in de huidige samenstelling potentieel een onprettige of zelfs onveilige plek zijn voor leden van culturele minderheden.
Laten we, om diversiteit in de media te stimuleren, minderheden omhelzen, figuurlijk gesproken uiteraard, zolang er een virus door ons land raast. Laten we de professionele mening van mediamensen met een niet-Nederlandse achtergrond serieus nemen. Want wie door hun ogen kijkt, ziet een Nederland dat meer met de werkelijkheid overeen komt dan het Nederland van de autochtone bubbel.