Vrijheid van nieuwsgaring

Eerst verzamelen journalisten informatie, daarna onderzoeken ze de informatie en publiceren erover. Dat eerste stadium, het verzamelen van informatie, noemen we nieuwsgaring en is essentieel voor de persvrijheid. Het proces van nieuwsgaring geniet daarom dezelfde bescherming als de publicatie zoals die voortvloeit uit artikel 10 EVRM en artikel 7 van de Grondwet.

Obstakels die gecreëerd worden om de toegang tot informatie te verhinderen, hebben tot gevolg dat journalisten die informatie niet krijgen en dus ook niet adequaat kunnen onderzoeken. Hierdoor kunnen journalisten hun vitale rol van publieke waakhond niet (goed) uitoefenen. De pers kan dan geen accurate en betrouwbare informatie verschaffen; de persvrijheid wordt aangetast. Zeker bij maatschappelijke misstanden, waarbij het belangrijk is dat het publiek adequaat wordt geïnformeerd, is dit zeer ernstig. En juist bij (eventuele) misstanden is de neiging er om informatie niet of moeilijk beschikbaar te maken voor journalisten.

Journalisten kunnen bij hun journalistieke onderzoek op verschillende manieren worden gehinderd. Hen kan bijvoorbeeld de toegang worden geweigerd tot gevangenissen, gemeenteraadsvergaderingen of het terrein van private partijen. Uit de rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens weten we dat het doen van verslag op locaties die niet toegankelijk zijn voor het publiek, volgens het hof bijdraagt aan de functie van de pers als publieke waakhond. Juist de aanwezigheid van de pers op dergelijke locaties, bijvoorbeeld een gevangenis of een opvangcentrum voor vluchtelingen, zorgt ervoor dat de overheid ter verantwoording kan worden geroepen voor haar handelen. Zeker bij onderwerpen van publiek belang is het uiterst relevant dat het publiek wordt geïnformeerd over het optreden van de overheid op plekken die niet direct publiek toegankelijk zijn.