Interviews

Vrijheid voor de pers is vooral in het belang van het publiek, dat goed geïnformeerd dient te worden. Een journalist zal dan ook niet snel persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor het verspreiden van informatie. Het gaat immers om de boodschap die verspreid wordt, niet om de boodschapper. Dat is uiteraard anders als de journalist de op hem rustende plichten en verantwoordelijkheden, zoals zorgvuldige berichtgeving, in de wind slaat.

De Deense journalist Jens Olaf Jersild had in 1994 in een tv-programma een aantal skinheads aan het woord gelaten die racistische beledigingen hadden geuit. Jersild werd door de Deense rechter veroordeeld wegens medeplichtigheid aan die beledigingen en kreeg een boete opgelegd. Het Europese Hof was het daar niet mee eens. De veroordeling was in strijd met het in artikel 10 EVRM neergelegde recht op vrije meningsuiting. Het hof oordeelde dat nieuwsverslaggeving die is gebaseerd op interviews, een van de belangrijkste middelen van de pers is om haar vitale rol als publieke waakhond te vervullen. Als een journalist wordt veroordeeld voor de uitingen van een ander, wordt de bijdrage van de pers aan de discussie over zaken van publiek belang geschaad. De neutrale boodschapper mag dus niet worden gestraft.

Journalist Eddy Schaafsma werd in 1995 door het gerechtshof in Leeuwarden vrijgesproken van smaad voor het interview met schrijver Graa Boomsma in het Nieuwsblad van het Noorden. In dat interview had Boomsma Indië-veteranen vergeleken met SS’ers. Schaafsma was niet verantwoordelijk voor die uitspraken, hij deed – in de woorden van het hof – gewoon zijn werk als journalist.