Niet alleen de uitspraken van geïnterviewden kunnen aanleiding zijn voor klachten en rechtszaken, ook de vraagstelling van de journalist kan soms tot problemen leiden. Dit speelde onder andere in de zaak van freelancejournalist Peter Olsthoorn, die jarenlang onderzoek deed naar de werkwijze van het telecombedrijf Pretium en haar banden met fondsenwerver Delphi. Hiervoor interviewde Olsthoorn verschillende instanties en organisaties.
Pretium en Delphi vonden dat Olsthoorn hen stalkte en door uitlokking belastend materiaal over hen probeerde te vergaren. De in hun ogen suggestieve vraagstelling van Olsthoorn zou onrechtmatig zijn, maar daar ging de rechter niet in mee. ‘Tijdens een interview is in beginsel ook een kritische, prikkelende, controversiële, suggestieve of negatief ingeklede vraagstelling toegestaan. Volgens vaste jurisprudentie van het Europees Hof van de Rechten van de Mens omvat de uitingsvrijheid immers ook uitingen 'that offend, shock or disturb', terwijl de pers verder tot op zekere hoogte ook mag overdrijven of provoceren. Daarbij moet wel worden aangenomen dat het ook tijdens een interview in beginsel niet is toegestaan om ongefundeerde feitelijke beschuldigingen te uiten, en dat ook in dat geval heeft te gelden dat hoe ernstiger de beschuldiging is, des te meer deze moet zijn gegrond in voorhanden feitenmateriaal.’