Bij de vraag of een gedraging journalistiek wel of niet door de beugel kan, speelt het oordeel van de Raad voor de Journalistiek een belangrijke rol. De Raad is de waakhond van journalistieke normen en waarden, een onafhankelijke instantie van zelfregulering voor de media. Het werk van de Raad wordt – zonder financiële steun van de overheid – mogelijk gemaakt door verschillende journalistieke organisaties.
Belanghebbenden kunnen bij de Raad klagen over journalistieke activiteiten. Je bent voor de Raad een belanghebbende als je als klager ‘direct betrokken bent bij de gewraakte publicatie en door die publicatie persoonlijk in je belang bent geschaad’. Om een klacht te kunnen indienen, moeten de bezwaren wel eerst zijn voorgelegd aan het journalistieke medium. Pas als dit niet leidt tot een oplossing kan men zich tot de Raad wenden.
Samenstelling en werkwijze
De Raad is voor de helft samengesteld uit journalisten en voor de helft uit niet-journalisten: deskundigen (personen die op enigerlei wijze betrokken zijn (geweest) bij de journalistiek, zoals bijvoorbeeld een docent van een opleiding journalistiek) en publieke leden. De Raad beoordeelt op basis van de klacht of een journalist zijn werk zorgvuldig heeft gedaan en of met een publicatie grenzen van journalistieke ethiek zijn overschreden. De Raad kan een journalist geen sancties opleggen of verbieden zijn beroep nog langer uit te oefenen. Evenmin kan de Raad een medium verplichten om berichten te rectificeren of een schadevergoeding te betalen. Hiervoor is een gang naar de rechter noodzakelijk.
Medium en journalist krijgen de kans schriftelijk te reageren op een klacht. Vervolgens vindt een mondelinge behandeling plaats, een openbare zitting. Per zitting bestaat de Raad uit een juridisch geschoolde voorzitter, twee journalisten en twee niet-journalisten. Partijen krijgen tijdens deze zitting gelegenheid hun standpunten toe te lichten. Uiterlijk acht weken na de behandeling geeft de Raad zijn conclusie. Deze wordt gepubliceerd op de website van de Raad en een samenvatting van de conclusie wordt via een persbericht verspreid. Aan het betrokken medium wordt bovendien verzocht de uitspraak te publiceren. Dit is geen verplichting. Indien je het als klager of als verweerder niet eens bent met een beslissing van de Raad, kan een verzoek worden ingediend tot herziening van het oordeel. Herziening is alleen mogelijk indien aannemelijk kan worden gemaakt dat de beslissing berust op ‘ten onrechte als vaststaand of aannemelijk geoordeelde feiten’.
De Raad kan ook uit eigen beweging (dus zonder concrete klacht) een uitspraak doen over journalistieke gedragingen ‘die van algemene strekking en van principieel belang zijn’. Dit gebeurt niet vaak. Tot nog toe heeft de Raad slechts vier keer een zogenaamde ambtshalve uitspraak gedaan: over de berichtgeving na de vliegtuigramp in Tripoli (2010), over de schending van embargo-afspraken (2003), over gebruik van verborgen opnameapparatuur (1996) en over gebruik van onrechtmatig verkregen, niet voor publicatie bestemde gegevens (1995). Naast het doen van uitspraken mengt de Raad zich ook in openbare discussies over actuele, algemene kwesties met betrekking tot de journalistieke ethiek en de beroepsmoraal van journalisten.
Leidraad
In zijn werk baseert de Raad zich op een eigen Leidraad. Dit uitvoerige document vormt een codificatie (op schrift gestelde regels) van de uitspraken van de Raad en beschrijft aan welke eisen journalistiek moet voldoen. Zo wordt duidelijk gemaakt wat van goede journalisten en goede journalistiek verwacht mag worden. Na de introductie van de Leidraad in 2007 is deze vijf keer herzien. Uitspraken (conclusies) van de Raad zijn te vinden op de website rvdj.nl.