Lage freelance-tarieven zijn schadelijk, ook voor de werkgever
Freelancers, je had er geen omkijken naar. Die zorgden tenminste voor zichzelf. In mijn periode als journalistiek leidinggevende had ik een rozig beeld. Freelancers deden gewoon hun werk – een klus waar ze specifiek voor waren aangenomen, omdat ze over kennis en vaardigheden beschikten die de vaste staf niet had en ook nooit zou krijgen. Althans niet in de mate die de freelancer kon bieden.
Foto: Fenna Jensma
Nee, dan de vaste staf die de hoofdmoot van de ‘human resources’ van de redactie uitmaakte. Zij die een ‘vast contract’ verwierven, doorgaans op een leeftijd waarin ze vol beloften, talent en enthousiasme waren. Maar wiens dienstverband na een jaar of wat onherroepelijk de vermoeide trekjes van het middelbare huwelijk kreeg.
Enfin, ik hou er meteen over op. Denk aan functiegesprek, bijspijkercursus, opfrisverlof, studiebeurs, detachering, interim-functie en al die andere trucs om werknemer en werkgever tevreden, althans verzoend met elkaar te houden. In die rol heb ik ooit verlangd naar het maximale dienstverband van tien jaar voor iedereen, inclusief mezelf. Na die periode zou dan iedereen opnieuw moeten worden gewogen en aangenomen. Of niet, natuurlijk. Totdat het arbeidsrecht ‘versoepelde’ en moeizame arbeidscontracten ook tot een fatsoenlijk tussentijds einde gebracht konden worden. Ooit maakte ik zo van een diep ongelukkige stafredacteur een blije freelancer – iedereen opgelucht, ik ook.
De ideale freelancer was zo bezien een vrije vogel, directeur van zijn eigen loopbaan en onvermoeid acquisiteur van nieuwe opdrachten. Zo iemand zag je één keer per jaar op de nieuwjaarsreceptie waar hij of zij je dan anekdotes vertelde over alle andere werkgevers. En die het natuurlijk slechter deden dan jij.
Goed, deze tijd is voorbij. De realiteit van nu is de freelancer als zij-aan-zij-werker – iemand met veelal dezelfde talenten en ambities als de ‘vaste’ collega, maar dan tegen een substantieel lager tarief. Deze schijnzelfstandigen vind je vaak verstopt in de avond- of weekenddiensten. Iets te vaak genegeerd, meestal niet begeleid of ingewerkt, zelden voor vol aangezien en daardoor onbekend en onbemind. Gek genoeg vaak wel in functies die mede de kern van het redactieproces vormen. Online-redacties, beeld- , graphics- en audioredacteuren, vormgevers, nieuwsdiensten, correspondenten. Deze freelancers zijn stilaan een eigen redactioneel sub-segment gaan vormen, tegen lagere tarieven en met mindere vooruitzichten. De NVJ voert er terecht een harde strijd voor.
Maar als werkgever zou ik me óók zorgen maken. Het loopbaan- en salarisgebouw van de organisatie groeit scheef op deze manier: de redactie wordt anoniemer, loyaliteit vermindert, het merk verzwakt. Er ontstaan intern gescheiden circuits. De noodzaak elkaar te leren kennen, de ambitie samen te werken, in elkaar en in het merk te investeren, nemen af. De nieuwe, jonge mensen, vaak met up to date vaardigheden in nieuwe technieken, vormen dan een zogenoemde ‘flexibele schil’. Dat is dus een stigmatiserende term, waarin het toekomstige vertrek én de marginale positie in de organisatie alvast zijn ingebakken.
Feitelijk vormen zij mede de kern van de organisatie en dus van het product. Freelance contracten worden te vaak gebruikt om echte keuzes uit te stellen, in de organisatie, over het journalistieke product en het mediamerk. Goedkoop is hier duurkoop.
Wie z’n freelancers financieel achterstelt, als talent of prospect negeert, niet opleidt, begeleidt of integreert, die kweekt desinteresse en afstand in de hele organisatie. En die neemt z’n journalistieke taak ook niet serieus. Het stelt de werkgever in staat weg te kijken van z’n vaste staf – en de problemen daar niet op te hoeven lossen. Flexibele contracten vormen zo bezien geen schil, maar hooguit een buffer, een reservoir. Om maar niet te hoeven beslissen, te hoeven hervormen, niet écht naar je organisatie, je salarisgebouw of je arbeidsvoorwaarden te hoeven kijken. Lage tarieven voor freelancers zijn dus op langere termijn schadelijk, ook voor de werkgever, de organisatie en de journalistieke functie.