Naast ‘gewone’ persoonsgegevens kennen we ook bijzondere persoonsgegevens. Dit zijn gegevens over iemands ras, godsdienst, gezondheid, politieke voorkeur, seksuele leven, lidmaatschap van een vakbond en strafrechtelijk verleden. Voor het gebruik van bijzondere persoonsgegevens geldt dat deze alleen gebruikt mogen worden als dat noodzakelijk is voor het journalistieke doel. Voor bijzondere gegevens geldt dus een noodzakelijkheidstoets, voor gewone persoonsgegevens niet.
Wat onder ‘noodzakelijk’ moet worden verstaan, verschilt van geval tot geval, de AVG geeft daar geen definitie van. De AVG geeft burgers meer zeggenschap over hun persoonsgegevens, waarbij bescherming van de privacy het uitgangspunt is. Hoe dit zich verhoudt met dat andere grondrecht, de vrijheid van meningsuiting, zal in de rechtspraak verder moeten worden uitgewerkt. In beginsel zijn deze twee grondrechten gelijkwaardig en wegen even zwaar.
Volgens vaste rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens mag de persvrijheid alléén worden beperkt als dat ‘dringend noodzakelijk’ is. De pers vervult met haar controlefunctie immers een cruciale rol in een democratische samenleving. Er moet dus echt iets aan de hand zijn om de persvrijheid in te perken. Om vast te stellen of dat het geval is, dient een belangenafweging te worden gemaakt. De AVG echter stelt als voorwaarde voor het verwerken van bijzondere persoonsgegevens dat de pers dit alléén mag doen als dat noodzakelijk is voor het journalistieke doel. De AVG legt het zwaartepunt dus juist bij de privacy.
Om het geheel nog wat ingewikkelder te maken, zijn het ook twee verschillende instanties die oordelen. De hoogste rechter die over de AVG oordeelt is het Europees Hof van Justitie van de Europese Unie in Luxemburg. De hoogste rechter die over grondrechten oordeelt, is het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg.