De overheid kan de journalistiek wel degelijk helpen

woensdag 18 februari 2015

Vorige week presenteerde het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek een alarmerend rapport over de verschraling van lokale en regionale journalistiek. In dit onderzoek werd nog eens vanuit onafhankelijke bron bevestigd hoe beperkt de nieuwsvoorziening in sommige regio’s en gemeenten is. Ook bleek uit het onderzoek van Henri Beunders cs., dat tegelijkertijd gepresenteerd werd, dat bestuur en politiek grote waarde hechten aan de rol van de journalistiek op lokaal niveau en zich zorgen maken over deze verschraling. 

Deze onderzoeken komen zeker niet als verrassing. Al in 2009 onderstreepte de commissie Brinkman in haar rapport 'De volgende Editie' haar zorg over de teloorgang van de functie van de regionale pers. Ook de NVJ heeft de afgelopen jaren veelvuldig gewezen op de verschraling van het journalistieke aanbod in de regio. Dan gaat het om halvering van regionale redacties, steeds magerder wordende budgetten en tarieven voor freelancers in de regio, en overheidskortingen op regionale omroepen.

Jaar van de Regio

Genoeg reden voor de NVJ om 2014 uit te roepen tot 'Jaar van de Regio'. Genoemde onderzoeken en door de NVJ georganiseerde discussies in de regio met bestuur, politiek en journalistiek leidden tot een hoopvol beeld: er wordt erkend dat de lokale waakhondfunctie onder druk staat en er wordt ook erkend dat de overheid een zekere rol heeft in het vinden van een oplossing voor dat probleem. 'Vijf voor twaalf' noemde minister Plasterk de situatie bij in ontvangstneming van de rapporten en hij krijgt daarbij bijval vanuit het regionale bestuur.

Denemarken

Bij de overhandiging aan Plasterk werd door de onderzoekers de aanbeveling gedaan om op lokaal niveau fondsen of stichtingen op te richten om zo de journalistieke functie te ondersteunen. De NVJ is blij dat de onderzoekers steun voor lokale journalistiek bepleiten, maar wil hierbij een pleidooi doen voor een bredere en meer fundamentele aanpak, die bovendien als belangrijk voordeel heeft dat het wezen van de journalistiek, haar onafhankelijkheid, het minst onder druk komt te staan. Onze oplossing is gebaseerd op de recent gemaakte afspraken in Denemarken. Kort gezegd komt het erop neer dat de overheid naast de instandhouding van een goede publieke omroep ook een stimulans moet geven om commerciële journalistieke producties mogelijk te maken. En daarbij gaat het juist om lokale en regionale (digitale) initiatieven, die een extra stimulans kunnen gebruiken.

Publieke omroep

Een sterke publieke omroep blijft ook in dit model dus van belang. Er zijn immers gebieden waar een commercieel initiatief nooit in zal voorzien en dat zelfs met gedeeltelijke overheidssteun niet rendabel te krijgen is. Denk aan onderzoeksjournalistiek, complex internationaal nieuws, documentaire en cultuur.

Het beleid van de Nederlandse overheid op dit moment is, buiten de omroep, geheel anders ingericht. Het is beperkt tot een laag btw-tarief voor printproducten en een bescheiden som subsidiegeld, die zij beschikbaar stelt aan de diverse fondsen voor de media en journalistiek (Stimuleringsfonds voor de journalistiek, Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten en een enkel regionaal fonds, zoals in Limburg en Friesland).

Ideaal is deze situatie niet: het lage btw-tarief, dat weliswaar prettig generiek is en zich dus niet met de inhoud van de journalistiek bemoeit, werkt niet voor digitale en gratis producten. Het eerdere pleidooi van de NVJ voor een verlaging van het btw tarief voor digitale journalistieke producten is in Den Haag gestrand.

De stimuleringsfondsen werken projectmatig en geven geen structurele steun. Bovendien oordelen ze op basis van inhoudelijke voorstellen. Juist voor de journalistiek, die haar bestaansrecht ontleent aan haar onafhankelijkheid en gebaat is bij een zekere mate van continuïteit, is dit verre van ideaal. Dat wordt nog eens extra ongelukkig, als deze fondsen lokaal georganiseerd zouden worden en dus heel dichtbij het inhoudelijke werkgebied van de journalisten in kwestie komen, zoals de onderzoekers deze week voorstelden.

Structureel fundament

In onze optiek zou een effectieve overheidsstimulans zich zo ver mogelijk moeten houden van een beoordeling van de inhoud en juist gericht moeten zijn op het creëren van een structureel fundament. Tegelijkertijd zou de stimulans dicht moeten zitten op degenen, die de inhoud maken, de journalisten/makers zelf, in plaats van het stimuleren van een bepaald platform of infrastructuur.

Daarmee kom ik aan het voorstel, dat in Denemarken ook wordt toegepast: alle commerciële redactionele initiatieven, die zich richten op een breed publiek en op een journalistieke taak, ontvangen in Denemarken voor een tevoren vastgestelde periode een bepaald bedrag, afhankelijk van de omvang van het redactionele budget. Dus hoe groter de redactie (vast en freelance!), hoe groter de financiële stimulans.

Aanspraak

Toegangsvoorwaarden zijn een zeker publiek bereik, een borging van redactionele onafhankelijkheid en een minimale redactionele omvang/ budget. In Denemarken wordt als ondergrens een redactioneel budget gehanteerd dat neerkomt op 3 of 4 vaste of freelance medewerkers. Dus zowel een regionale krantenredactie als een nieuw digitaal initiatief kunnen aanspraak maken op een structurele financiële impuls.

Het charmante van dit voorstel is dat je, naast de instandhouding van een goede publieke omroep, de markt haar werk laat doen. Immers, de stimulans zal nooit meer dan 40 procent van de loonkosten betreffen én er moet een zeker publiek voor het product zijn. Kortom, de vraag vanuit de burger staat voorop. Verder hoeft de overheid via wat voor een stichting of fonds dan ook, zich niet inhoudelijk te bemoeien met het betreffende medium.

Journalistieke meerwaarde

De maatregel is gericht op journalistieke meerwaarde, immers, het zijn de redacties, die de waakhondfunctie vervullen en de omvang van de steun wordt op het redactiebudget gebaseerd. Tot slot sluit het plan heel goed aan bij het actief stimuleren van nieuwe initiatieven: online-initiatieven met een zeker bereik en een journalistieke doelstelling komen hiermee ook in aanmerking voor deze stimuleringsmaatregel. Het zou mooi zijn als Plasterk en zijn collega Dekker dit voorstel serieus zou willen bestuderen. Het werkt al, niet ver van ons vandaan en kan ervoor zorgen dat we weer voorop gaan lopen met innoverende journalistieke producten en, juist ook lokaal, een pluriform media-aanbod.

Allemaal leuk bedacht, maar er is toch helemaal geen geld voor dit soort nieuwe overheidssteun? Dat zou wel eens mee kunnen vallen. De provincies, die direct belanghebbenden zijn in dit plan, hebben serieuze sommen geld verdiend aan de verkoop van energie- en kabelmaatschappijen. Ze geven aan (Limburg, Overijssel, Brabant en Noordelijke provincies) dat ze het publieke belang inzien en daar ook geld voor over hebben. Ons pleidooi is dat ze dat geld beter kunnen investeren in een landelijke oplossing dan in een pallet van regionale maatregelen met commissies en fondsen. Verder zou de overheid, zoals de onderzoekers van het Stimuleringsfonds en commissie Brinkman eerder suggereerden, ook kunnen overwegen om communicatie-budget anders in te zetten. Kortom, waar een wil is, is een weg.

En een prettig bij-effect is dat het meteen een einde maakt aan de eeuwig voortdurende kinnesinne tussen commerciële uitgevers en publieke omroep. Beide worden in dit model immers beloond voor de publieke functie, die ze vervullen.