Visie NVJ op de toekomstverkenning voor de publieke omroep

maandag 22 maart 2010

Ter inleiding

In een consultatiedocument van 15 december 2009 geeft toenmalig minister Ronald Plasterk zijn visie op de toekomst van de publieke omroep en vraagt hij de NVJ om een reactie op de geformuleerde uitgangspunten, onderwerpen en vragen. De NVJ heeft ervoor gekozen om in een rondgang langs eigen leden en betrokken journalistieke organisaties reacties te verzamelen en te betrekken in het antwoord. De NVJ was al voornemens in de loop van 2010 te komen met een bredere visie op de toekomst van het totale omroepbestel. Dit als vervolg op eerdere rapporten die onder de naam ‘Hoe is de stand Mieke’ zijn verschenen.

Uitgangspunten toekomstverkenning

Overheidssteun aan andere media
De mediasector zit op zich niet te wachten op verdere verstoringen van de markt door de overheid. Wat niet wegneemt dat met name de geschreven pers moeilijke tijden doormaakt en de overheid wel een steun in de rug kan bieden. Niet zo zeer door rechtstreekse subsidiering. Wel kan gedacht worden aan afschaffing van Btw-tarieven op journalistieke producten met name ook digitaal, waar nu nog 19% geldt. Ook kan gedacht worden aan een laag belastingtarief voor inkomsten uit auteursrecht, zoals recent in België geïntroduceerd. Lokaal en regionaal zouden overheden hun communicatiebudgetten beter kunnen inzetten om via advertenties in onafhankelijke uitgaven (digitaal en print) lokaal te ondersteunen, in plaats van allerhande glossy folders en voorlichtingsuitgaven te introduceren.

Ook steun zoals deze is vormgegeven door de huidige Plasterk-banen en de introductie van een innovatiefonds kan verder uitgebouwd worden. Een onafhankelijk fonds voor onderzoeksjournalistiek tenslotte kan een stimulans brengen aan geschreven pers en commerciële omroepen.


Uitgangspunten publieke omroep
Al haast sinds het ontstaan van de publieke omroep wordt gediscussieerd over de organisatievorm. Vanuit journalistiek oogpunt is het Nederlandse model op zich een verrijking voor het medialandschap. Vanuit zeer verschillende oogpunten worden onderwerpen benaderd. Het is naar mening van de NVJ een achterhaald idee te (blijven) pleiten voor een BBC- of VRT-model. Met name op het terrein van opinie en debat hebben de omroepen een zeer specifieke taak.

De NVJ pleit voor een zeer vrije rol voor de omroepen op het terrein van opinie en debat.

De omroepen, die deze taken uitvoeren, dienen wel een stevige verankering te hebben in de maatschappij. Het huidige spectrum vormt daarvan in onze ogen geen realistische en veel te versplinterde afspiegeling

Daarnaast zal een onafhankelijke organisatie (met brede hoofdredactie) naast nieuws ook op meerdere tijdstippen actualiteiten moeten brengen. Actualiteiten voor verschillende doelgroepen, want de samenleving is niet eenduidig en er is ontegenzeggelijk grote behoefte aan plaatsing van het nieuws in een breder maatschappelijk kader. In dit model zal ook plaats moeten zijn voor de regionale omroepen en de Wereldomroep. Organisaties die van nature al intern pluriform georganiseerd zijn.

De minister zal zich in de toekomst moeten buigen over de externe pluriformiteit van de publieke omroep. Enerzijds zijn er omroepen voortgekomen uit de oude verzuiling, dus omroepen die vanuit een bepaalde ideologie werken of tenminste zijn opgericht. Anderzijds zijn er omroepen als BNN, PowNed en MAX die op basis van een bepaalde leeftijdsbenadering het bestel zijn binnengekomen. Er moet een herijking komen van de criteria waarop omroepen aanspraak kunnen maken op zendtijd binnen de publieke omroep. Aangezien de maatschappij dynamisch is, zal de publieke omroep ook meer moeten bewegen.


Multimediale ontwikkeling

Toekomstige verschuivingen in het media-aanbod en het mediagebruik
Op termijn zullen internet en andere (digitale) ontwikkelingen een steeds belangrijker rol gaan krijgen, mogelijk ten koste van regulier televisiegebruik. Maar de NVJ gelooft dat dat minder drastisch gebeurt dan wel wordt voorspeld. In de toekomst zal een substantiële groep mensen op de ‘traditionele’ manier televisie kijken. Internet en televisie worden steeds meer naast elkaar gebruikt, zonder dat televisiekijken minder populair is geworden. En uiteindelijk zullen die twee mogelijk convergeren. Mobiel gebruik van media neemt wel fors toe en mensen willen altijd en overal bereikbaar zijn en televisie, het nieuws, bij de hand hebben. En ook niet-journalistieke organisaties en individuen worden actiever in het maken en aanbieden van nieuws. De publieke omroep moet daar aansluiting bij houden en zal steeds met nieuwe middelen moeten proberen de doelgroep aan zich te blijven binden. Dat vraagt om samenwerking tussen media onderling, zowel structureel, in partnerschappen, als op ad hoc basis.

Daarnaast zal wel moeten worden voorkomen dat de publieke omroep een monopoliepositie kan verwerven. Ontwikkelingen op het technische vlak zullen uit publieke middelen of uit verenigingsgelden moeten worden bekostigd. Reclame zal daar geen plek moeten hebben. Voor zover er überhaupt in de toekomst reclame thuis hoort bij de publieke omroep. Overigens is de NVJ van mening dat algehele afschaffing van de reclame bij de publieke omroep alleen kan als dit niet ten koste gaat van het totale budget.

Multimediale ontwikkelingsscenario’s
De publieke omroep, maar ook andere journalistieke kwaliteitsmedia, gaan alleen maar overleven als ze op platform naar flexibiliteit streven, innoveren, hun publiek opzoeken en vasthouden aan kwaliteit. Twitter, Facebook; programma’s kunnen er al lang niet meer omheen. De publieke omroep moet een pioniersrol aannemen door steeds nieuwe vormen van publicatie - internet, mobiel, et cetera - te blijven ontwikkelen en die ter beschikking te stellen aan andere omroepen en andere media. De publieke omroep als TNO of ‘kraambed’ van nieuwe media en nieuwe, open source technologie. Dat kan niet door bundeling, maar alleen met differentiatie.


Verspreiding

Veranderingen in de distributie van audiovisuele media
Door de digitale kanalen en technische ontwikkelingen is het mogelijk geworden dat ook grote marktpartijen zich niet meer laten beperken tot carrier zijn van materiaal, maar zelf inhoudelijk materiaal opkopen en leveren. Zo kan een bedrijf als KPN besluiten om informatie te gaan aanbieden, met grote gevolgen voor de publieke omroep. Omroepen en kranten moet je toestaan om over hun eigen distributie na te denken – de distributie moet immers breed blijven. Voorkomen moet worden dat de publieke omroep een soort Amerikaanse PBS wordt; een smalle, kleine omroep die nauwelijks nog meespeelt.
De sterke positie van de publieke omroep heeft een goed tegenwicht gevormd t.o.v. partijen als Google en internetproviders bij de ontwikkeling van distributiekanalen als “Uitzending gemist”. Doordat de publieke omroep deze distributie kon bundelen, vormde dit een tegenkracht t.o.v. partijen als Google/Youtube en providers, en konden betere afspraken tot stand komen rondom een laagdrempelige en kostenloze distributie van AV-materiaal naar het publiek.


Noodzakelijke aanpassingen in wet- en regelgeving

De publieke omroepen moeten naast on demand functies ook nieuwe platforms kunnen ontwikkelingen, bij voorkeur in samenwerking met andere programma’s, omroepen en organisaties – zelfs de markt. Dat betekent ook dat de omroepen hun programmagegevens beschikbaar moeten gaan stellen, ook al is daar veel weerstand tegen. Een aanpassing van de mediawet is noodzakelijk, de regels voor met name samenwerking zijn nu te ‘eng’. De journalistiek is gebaat bij experiment, en elke regel in de wet die daarvoor ruimte laat, is meegenomen.


Organisatie

Gewenste veranderingen in de organisatie van de publieke omroep
De discussie rond de publieke omroepen richt zich telkens tot de hoeveelheid organisaties. Een discussie die telkens weer verzandt. Ontegenzeggelijk heeft dat te maken met een machtsstrijd. Immers, verworven posities moeten opgegeven worden als organisaties fuseren of ten behoeve van een groter doel moeten verdwijnen.

Een groot publiek neemt dagelijks kennis van denkbeelden en opvattingen via de media. Daarmee vormt zij een enorme machtsfactor. Vanuit dat perspectief is het een mission impossible te verwachten dat organisaties zichzelf wegcijferen ten behoeve van het grotere doel. Bovendien worden omroepen nu ook ‘afgestraft’ als zij fuseren. Immers de hoeveelheid zendtijd is gemaximeerd waardoor twee A-omroepen feitelijk de zendtijd van één kwijtraken als zij fuseren.

De NVJ pleit voor een andere opzet van de publieke omroep. Een omroep waar nog altijd plaats is voor meerdere omroepen, maar met een andere opzet van de representatie van de verschillende maatschappelijke stromingen. Deze omroepen moeten zich vooral bezighouden met cultuur, opinie en amusement. Nieuws en actualiteiten zouden uit het bestel getild moeten worden en ondergebracht moeten worden in één onafhankelijke organisatie. Deze organisatie zou aan het principe interne pluriformiteit moeten voldoen. Feitelijk kent de publieke omroep al een dergelijke organisatie: de NOS. Zij het dat de NOS zich primair bezig houdt met nieuws, sport en evenementen. Een uitbreiding van deze organisatie met actualiteiten is echter aan te bevelen.

De NOS is in staat om voor verschillende doelgroepen nieuwsuitzendingen te maken, dus ligt het voor de hand dat dit ook op het terrein van de actualiteiten kan. Zonder dat dat drie keer de Volkskrant of drie keer De Telegraaf wordt. Waarmee overigens niet gezegd is dat de huidige NOS die brede taak voor haar rekening moeten nemen. Als het maar een onafhankelijke organisatie is met een brede hoofdredactie. De wijze van organiseren zou ook doorgetrokken kunnen worden naar de regio. Het is natuurlijk vreemd dat de publieke omroep met twee vormen van pluriformiteit werkt: de regio met interne en landelijk met externe.

Voor- en nadelen van de openheid van het bestel

De huidige voorzitter van de Raad van Bestuur van NPO heeft terecht gezegd dat een bestel met een open voordeur alleen kan werken als er ook een open achterdeur is. Het bestel raakt verstrikt in de hoeveelheid omroepen. Teveel geld gaat bovendien naar overhead, terwijl het toch om programma’s zou moeten gaan.

Dat impliceert dat de minister helderder moet formuleren welke stromingen vertegenwoordigd moeten zijn in het bestel. Een maximering van het aantal omroepen is onvermijdelijk. Omroepen zullen een deel van hun autonomie ten aanzien van overhead moeten inleveren om efficiency te bereiken.

De NVJ is van mening dat niemand er mee gediend is als de publieke omroep wordt gemarginaliseerd tot een instelling die alleen mag produceren wat de markt laat liggen; vanwege de belangstelling of vanwege de kosten. De publieke omroep heeft een volwaardige taak in het medialandschap en zal die moeten behouden. De overheid zou dus een sterke publieke omroep moeten willen hebben met een goede, informatieve programmering. Dat kan door schaalvergroting en met minder spelers, als de kerntaak maar niet uit het oog verloren wordt. Ook niet als gevolg van marktaandelen en kijkcijfers.


Samenwerking met derden

Duurzame samenwerking met verwante organisaties
Samenwerking is een urgent onderwerp en crossmediale initiatieven zouden meer dan nu gepromoot moeten worden. Omroepen moeten meer gaan samenwerken met elkaar en andere partijen, zoals kranten. Dat vraagt om een wetswijziging. Kranten hebben bijvoorbeeld aangegeven dat ze correspondenten, die bij de omroepen steeds meer verdwijnen, beschikbaar willen stellen en de omroepen kunnen op hun beurt hun bereik vergroten.

In een samenwerkingsverband kunnen omroepen en andere partijen elkaar versterken, kan samen research gedaan worden en kan een gezamenlijk budget aangevraagd worden. Omroepen zullen hiertoe meer gestimuleerd moeten worden; samenwerken is soms nog een heikel punt en dreigt snel te mislukken. Verder mag samenwerking niet leiden tot eenvormigheid, maar het eerder tot meer verdieping moeten leiden.

Wel zal altijd voor het publiek helder moeten zijn welke organisaties meewerken aan de totstandkoming van publieke programma’s.


Onafhankelijkheid

Evenwicht tussen overheidscontrole en onafhankelijkheid
Het journalistieke deel van de publieke omroep is weliswaar een onderdeel van de instandhouding van de democratische waarden, het is niet de enige. Pluriformiteit is ook een belangrijke voorwaarde. Daarmee doelend commerciële omroepen en een divers kranten- en tijdschriftenlandschap. Maar dat betekent wel dat er een stabiele financiering van de publieke omroepen gevonden wordt. Situaties uit het verleden als ‘Het appeltje van Mat Herben’ moeten voorkomen worden. De politiek is snel geneigd om van alles van de publieke omroep te vinden en de publieke omroep op zijn beurt trekt zich deze kritiek te makkelijk aan.

De overheid dient zich echter terughoudend op te stellen en de rolverdeling moet helder zijn. De politiek stelt eens in de zoveel jaar de randvoorwaarden vast en komt niet in de tussenliggende periode met nieuwe regels. Dat wekt verwarring en het leidt niet per se tot een beter functionerende publieke omroep. De politiek zal uiteindelijk niets veranderen in Hilversum, dat moeten de omroepen zelf doen.


Financiering

Efficiënte publieke omroep
Het is vanuit programmatisch opzicht storend te noemen dat heel veel geld niet in programma’s maar in overhead wordt geïnvesteerd. Dat kan beter en efficiënter. Omroepen moeten programma’s maken en de overhead aan een centrale organisatie overlaten. Die centrale organisatie moet de omroepen faciliteren, zoals nu. Dat betekent dat de omroepen een deel van hun autonomie op dit vlak moeten inleveren.

Deze centrale organisatie zou ook verantwoordelijk moeten worden gesteld voor de publieke omroep als geheel. De autonome omroepen kunnen op dit moment bijvoorbeeld ook een omroepbreed sociaal plan frustreren door niet mee te werken aan een omroepbrede financiering van dit plan. Dat maakt dat in het geval van reorganisatie, bijvoorbeeld door verschuiving van zendtijd en daarmee budget, de omroepen met verenigingsinkomsten meer mogelijkheden hebben dan taakomroepen.

Terecht is de afgelopen jaren veel kritiek geweest op de publieke omroep die naast de overheidsinkomsten ook in de advertentiemarkt actief is. Het is in het belang van de pluriformiteit binnen de publieke omroep dat (oneerlijke) concurrentie zoveel mogelijk wordt tegengegaan.

Zoals eerder aangegeven is de NVJ voorstander van een ander financieringsmodel van de publieke omroep. Het is een grote fout geweest de omroepbijdrage af te schaffen en daarmee de financiering te fiscaliseren. Het verleden heeft uitgewezen dat de grip van de politiek op de publieke omroep groter is door de fiscalisering. Een reclamevrije publieke omroep uitsluitend gefinancierd met omroepbijdragen is de garantie van een echt onafhankelijke publieke omroep. Ook dit vereist aanpassing van de wet.

Mocht uiteindelijk niet gekozen worden voor de herinvoering van de omroepbijdrage, dan pleit de NVJ voor het (deels) in stand houden van de reclame-inkomsten. De publieke omroep is nu eenmaal extra kwetsbaar als zij afhankelijk is van uitsluitend de overheidsbegroting.

Namens bestuur van de NVJ
Marc Visch
Secretaris Omroep