Surinaamse televisie brengt werkbezoek aan NVJ

vrijdag 19 augustus 2022

Een delegatie van de Surinaamse Televisie Stichting (STVS) heeft op 9 augustus een werkbezoek gebracht aan de NVJ. Kennisuitwisseling op verschillende gebieden was het belangrijkste doel van het bezoek.

 

Namens het NVJ-bestuur waren Folkert Jensma (vicevoorzitter) en Rowan Blijd (portefeuille VIP en Inclusiviteit) aanwezig, en daarnaast NVJ-secretaris Paul Teixeira. De STVS-delegatie bestond uit zeven personen: directeur Raoul Abisoina, onderdirecteur Rikky Doekhi, Orpheu van Randwijk (productie-manager), Giovanna Heuvel (productie-medewerker), Anthony Mac Donald (regisseur & cameraman), Michael Rickets (onderhoofd nieuwsdienst) en Sharon Linger (projectcoördinator). De STVS is opgericht in 1965 en gevestigd in Paramaribo.

Jonge en kwetsbare democratie

Voor NVJ-vicevoorzitter Folkert Jensma was het bezoek een waardevolle kennismaking met collega-journalisten die onafhankelijk moeten zien te blijven bij een staatsomroep in een land waar de democratie nog jong en kwetsbaar is. ‘We gaan samen zoeken naar manieren om de collega’s vakinhoudelijk te steunen’, zegt Jensma. Daarbij is de gedachte dat kwalitatief goede inhoudelijke journalistiek respect afdwingt, ook in politiek soms instabiele verhoudingen. ‘Werken aan je eigen kwaliteit’, lijkt dan de weg vooruit, zegt Jensma.

Tijdens het gesprek uitte de Surinaamse delegatie de wens om trainingen, uitwisselingen en stageplekken voor jonge Surinaamse journalisten te verwezenlijken. Voor zover dat ‘binnen onze praktische mogelijkheden ligt’ wil het bestuur zich daarvoor inzetten, aldus Jensma. Hij wees meteen op de digitale cursussen waarmee NVJ Academy in coronatijd ervaring opdeed. ‘Dat zou een laagdrempelige manier zijn om vanuit Suriname aan te sluiten bij trainingen die de NVJ aanbiedt.’

Redactiestatuten

Jensma hoopt dat de collega’s in Suriname op termijn het bedrijven van onafhankelijke journalistiek ook in redactiestatuten kunnen gaan vastleggen. ‘Die kunnen je in moeilijke tijden helpen om de verantwoordelijkheden te scheiden en het gesprek daarover, hoe hoog het ook kan oplopen, toch binnen afgesproken kaders te voeren.’ Tegelijkertijd wijst hij erop dat zoiets ook een kwestie van bestuurlijke cultuur is, waarin macht en (journalistieke) tegenmacht elkaars rol hebben leren respecteren. Jensma: ‘Een statuut op papier is maar een begin. De praktijk moet het daarna bewijzen.’