Bijval voorstellen Auteurscontractenrecht

vrijdag 1 oktober 2010

Het voorontwerp Auteurscontractenrecht beoogt een daadwerkelijke versterking van de positie van individuele makers, aldus een reactie van samenwerkingsverband Platform Makers, die mede namens de NVJ reageerde op het voorontwerp Auteurscontractenrecht. Vorige week liep de adviestermijn af. Ook de NVJ stuurde haar advies aan de ministeries van Justitie, OCW en Economische Zaken.

Meer dan eenderde van de leden van de NVJ is freelancer. Dat aantal zal alleen nog maar toenemen, schetst algemeen secretaris Thomas Bruning. ‘Tegelijkertijd wordt de machtspositie van grote mediaondernemingen steeds groter, waardoor de onderhandelingspositie van individuele journalisten over auteursrechten vrijwel onmogelijk is geworden. Gezond ondernemerschap valt of staat met een rechtvaardige wetgeving, een andere weg om de journalistieke en creatieve taak te borgen is er niet.’
De voorstellen, zoals de onoverdraagbaarheid van het auteursrecht bij leven, in combinatie met een exclusieve licentie die iedere vijf jaar opzegbaar, juicht de NVJ toe. ‘Te vaak worden makers geconfronteerd met eenzijdige contracten of inkoopvoorwaarden. Door het auteursrecht bij leven onoverdraagbaar te maken blijft een licentie over die de maker kan opzeggen. Door in de wet op te nemen dat de maker een langdurige exclusieve licentie na telkens vijf jaar kan opzeggen heeft hij een sterk middel in handen om samen met de exploitant na te gaan of zijn werk optimaal wordt geëxploiteerd.’ Wel moet verder worden onderzocht of de termijn van vijf jaar niet te lang is, zeker in het geval van journalisten en fotografen. ‘In de zaak van de freelancers, vertegenwoordigd door NVJ, versus Sanoma bepaalde het Gerechtshof Den Haag immers dat exclusiviteit moest worden teruggebracht naar negen maanden.’
De NVJ onderschrijft ook het uitgangspunt in het voorontwerp dat een billijke vergoeding is verschuldigd die door de beroepsorganisaties kan worden uitonderhandeld. Bruning: ‘We zouden echter het begrip ‘billijk’ anders benoemen omdat in onze ogen billijk als algemeen geldend kan worden uitgelegd en dat kan de ondernemers die uitstekende onderhandelaars zijn, juist duperen. Bovendien zou de mogelijkheid tot collectieve prijsafspraken beter uitgewerkt moeten worden, evenals de mogelijkheid om eenzijdig advies- of minimumtarieven te publiceren.’