Jaarrede 2008, uitgesproken door Bert de Jong, waarnemend voorzitter NVJ, tijdens de jaarvergadering van de NVJ-verenigingsraad op 3 mei 2008 in Maastricht.
Jaarrede 2008, uitgesproken door Bert de Jong, waarnemend voorzitter NVJ, tijdens de jaarvergadering van de NVJ-verenigingsraad op 3 mei 2008 in Maastricht.
Journalisten zijn gouddelvers
Journalistiek werk is van grote waarde. Het is goed om er bij stil te staan. Al te gemakkelijk wordt het tegenwoordig afgedaan als ‘content’. En in dat woord ligt een diskwalificatie besloten.
De inspanningen die journalisten zich dagelijks getroosten voor prachtige onthullingen, spannende reportages en meeslepende interviews zijn meer waard. Dit is niet slechts informatie die voor een uitgever op velerlei manieren is te verhandelen, het is vakwerk en vooral hoog te waarderen. En dat laatste vergeet menigeen, vooral de heren uitgevers.
Mede onder invloed van het medium internet wordt al snel gedacht dat journalistieke informatie vanzelfsprekend voor een ieder beschikbaar is en daarmee minder van waarde. Eigenlijk wel een beetje logisch ook, want een dijk van een primeur heeft een journalist tegenwoordig vaak niet langer dan enkele momenten exclusief. Dat is heel wat anders dan enkele decennia geleden, toen het genoegen uren kon duren. Sneller gingen andere media met de primeur niet aan de haal.
Maar journalistieke informatie is niet slechts ‘content’. Nieuwsartikelen, foto’s het zijn eigenlijk allemaal klompjes goud, met zorg en toewijding vergaard. Het is een misvatting om te denken dat deze schatten uit de lucht komen vallen. Dat zouden uitgevers willen. Het enige wat ze dan nog hoeven doen is de aanstelling van ‘content-verzamelaars’. En die kunnen het nieuws dan in kranten publiceren, op radio uitzenden, op televisie vertonen en op internet plaatsen. Dat is geen kunst, daar zit amper meerwaarde in.
Lezers, kijkers en luisteraars waarderen wel degelijk de meerwaarde van journalistiek werk. Ze zijn, zeker ook in de toekomst, bereid om een prijs te betalen voor journalisten die feiten wegen, zorgvuldig selecteren, ontwikkelingen duiden en misstanden in onze samenleving aan de kaak stellen. Natuurlijk is gratis informatie niet meer weg te denken, maar in die bonte stroom wordt weging en duiding een steeds waardevoller fenomeen.
De daarvoor benodigde kennis en expertise ligt bij de huidige generatie hooggekwalificeerde journalisten. Uitgevers en omroepbazen moeten zich realiseren dat ze een schat in handen hebben. Het is onbegrijpelijk dat deze schat in snel tempo bij het grof vuil wordt gezet. De ene afslanking van redacties volgt immers op de andere, puur uit kostenoverwegingen. Honderden geroutineerde journalisten zijn of worden zo aan kant gezet. Ze hadden graag willen doorgaan of willen doorgaan, uit liefde voor hun vak. Maar daar worden ze niet op beoordeeld. Het is de kostenfactor die telt.
Wie kritisch is, moet nu toch zien dat er bij veel media niet wordt geïnvesteerd in journalistieke kracht. Voor de duidelijkheid, er wordt wel geld geïnvesteerd, maar amper in mensen en dus ook amper in de toekomst van waardevolle journalistiek. Waar het eerder vanzelfsprekend was dat journalisten kritisch en onafhankelijk konden zijn, dat ze in vrijheid konden opereren en daarvoor door de werkgevers ook de faciliteiten aangereikt kregen, moeten ze die positie nu weer bevechten.
De macht van het geld is wurgend voor de journalistiek. Het uitgeven van kranten en tijdschriften is niet hetzelfde als het produceren van spijkers. Er is een maatschappelijke betekenis en die hebben we te respecteren. Als alleen rendementsdenken telt, dan moet het ergste worden gevreesd. Een winstmarge van 10 procent is arbitrair, eentje van 15 procent nog meer. Beide worden gesteld. Niet om de toekomst van kranten en tijdschriften daarmee veilig te stellen, maar om de geldschieters van bijvoorbeeld het Britse Mecom- en het Hollandse Telegraafconcern tevreden te stemmen.
Het is toch onbarmhartig als het weekblad Elsevier, in Nederland nota bene de absolute moneymaker onder de tijdschriften, in de etalage wordt gezet omdat eigenaar Reed Elsevier er op lange termijn geen toekomst in ziet. Het scenario valt nu al te schrijven: de nieuwe eigenaar zal de hoofdprijs moeten betalen en om daarna toch eenzelfde hoog rendement te kunnen maken, zal er bezuinigd worden. De NVJ vreest de gevolgen voor de journalistieke kracht. Als het niet bij Elsevier is, dan zeker bij de andere minder renderende tijdschriften die in dezelfde gang worden verkocht.
Alsjeblieft, mogen we als samenleving liefde krijgen voor de Nederlandse media. Ze zijn zo waardevol dat investeerders bereid zijn om er honderden miljoenen euro’s voor op tafel te leggen. Voor kranten, tijdschriften, radio- en televisiezenders, voor elk ander medium waar ‘content’ een plaatsje kan krijgen. Het gekke is dat na zo’n adoptie van een titel er zo vaak een onaardige moeder opstaat met heel veel lelijke dingen in haar hoofd.
———————-
Moet het nu zo mal? Het antwoord op deze vraag laat zich raden. De journalistieke werkelijkheid anno 2008 is om te lachen, zij is om de wenkbrauwen bij te fronsen, zij is ergerniswekkend en soms zelfs verbijsterend.
Vrijheid om te schrijven wat je weet en om te zeggen wat je denkt, lijkt wel heel vanzelfsprekend, maar zij is het niet. Ook niet in Nederland, stellen we vandaag vast op de Dag van de Persvrijheid. Journalisten worden in hun journalistieke vrijheid ingeperkt. Het gaat bijna ongemerkt. Bijna als een sluipmoord.
Belangrijk is dat er ook in Nederland een zogenaamde realiteit wordt gecreëerd naast een echte werkelijkheid. De grote schare voorlichters, spindoctors en woordvoerders zet de wereld naar zijn hand en beïnvloedt de journalisten. Eerst was het nog subtiel en voorzichtig, maar het spel – voorzover je daar nog van kunt spreken – wordt steeds harder. Er zijn steeds belangen die prevaleren. Zoiets speelt ook bij Google. Dit heeft redenen om vicepresident Peter Fleischer te weerhouden vandaag de grenzen van hun ethisch beleid toe te laten lichten op de Dag van de Persvrijheid.
Dat de in Nederland zo geliefde prinses Maxima een jaartje ouder wordt, het is ons niet ontgaan. Wij beschouwen het dan ook als een normaal gegeven dat je op enig moment brildragend wordt. Niets ergs aan, behalve dan dat de Rijksvoorlichtingsdienst er alles aan doet om die realiteit het volk te onthouden. Persbureaus als ANP en GPD worden gemangeld met de mediacode en met privacy-argumenten. Terwijl Maxima nota bene tijdens een werkbezoek in Argentinië vrolijk wuivend op straat loopt.
Een ander voorbeeld. Premier Jan Peter Balkenende zet zwaar geschut in om het vrije woord aan banden te leggen. Gevoel voor humor is niet zijn sterkste punt. Het opinieblad Opinio wordt nu in een lange gerechtelijke procedure het vuur na aan de schenen gelegd vanwege een satirisch bedoeld artikel op basis van een nep-toespraak. Opvallende actie, omdat eerder Balkenende van de rechter in een kort geding over deze zaak het lid op de neus kreeg.
De oprukkende juridisering is ook bedreigend voor de journalistiek. Inmiddels vraagt dit fenomeen al heel veel geld en aandacht. Dan is het een goede zaak dat met de door de NVJ en het Genootschap voor Hoofdredacteuren opgerichte Stichting Persvrijheidfonds journalistieke vrijheden kunnen worden bevestigd dan wel bevochten. Jammer alleen, dat niet alle uitgevers die waarde van vrije en onafhankelijke journalistiek willen zien en deze ook daadwerkelijke financieel steunen.
Er is veel stof om te somberen. Zolang er dagbladuitgevers zijn die botweg weigeren om een afgesproken loonsystematiek in te voeren, er omroepbedrijven zijn die de doorstroming in de loonsystematiek blauw-blauw laten, freelancers tarieven van €25 voor een rechtbankverslag van driehonderd woorden krijgen voorgesteld, fotojournalisten worden ingeruild voor kiekjesmakers met een mobieltje, journalisten worden overladen met een grote diversiteit aan extra taken, is er reden voor de NVJ om uiterst alert te zijn.
De NVJ blijft bouwen. Voor een nieuw loongebouw voor vaktijdschriften, voor het wakker schudden en begeleiden van omroeppersoneel om te zorgen dat ze de inschaling krijgen die ze verdienen. En ook met de NVJ Academy, voor het helpen van journalisten bij hun loopbaan, hun toekomst. Of door nauw betrokken te zijn bij innovatieve projecten in de dagbladsector.
Er is gelukkig ook veel aanleiding om blij te zijn. Vanwege de waardering die er is voor journalistiek werk. Voor al die tegellichters die op een gezamenlijk feest De Tegel krijgen voor bijzondere producties. Blij ook door bijvoorbeeld een prachtige nieuwe website voor Villamedia, als ook voor De Journalist. Het is het voorportaal voor een toekomstig huis waar een warme plek is voor een ieder die iets heeft met de media.
Lichtpunten zijn ook de brede erkenning van de Raad voor de Journalistiek en de initiatieven voor het Mediadebatbureau. Dit scherpt de geest over journalistiek handelen. Ook de vernieuwde Codes voor de Journalistiek, eentje van de Raad voor de Journalistiek en nu recent van het Genootschap van Hoofdredacteuren, zijn een aanzet voor een permanente inhoudelijke discussie over journalistieke gedragingen. Waarbij een ieder, zelfs premier Balkenende, zaken ter toetsing kan voorleggen aan de Raad voor de Journalistiek, Dan maakt hij gebruik van de zelfregulering die de overheid van ons vraagt, zonder kostbare procedures.
Samenvattend en afrondend. ‘Content’, laten we het vandaag eens niet maken, maar laten we het op een dag zijn: content.
Bert de Jong / 3 mei 2008