Werkgeversvoorstel maakt onzekerheid omroepcontract alleen maar groter

donderdag 27 november 2014

De NVJ is het niet eens met het voorstel van de omroepwerkgevers om iedereen gedurende vier jaar tijdelijke contracten te mogen aanbieden. Hiermee zorgen ze voor nog meer onzekerheid voor omroeppersoneel dat van baan wisselt of start bij een omroep. Bovendien wordt de wildgroei aan tijdelijke contracten bij de publieke omroep alleen maar uitgebreid in plaats van ingedamd. Dit bleek uit de tweede onderhandelingsronde over een nieuwe Omroep-cao.

Het voorstel van de werkgevers haakt aan bij de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) die vanaf 1 januari 2015 gefaseerd wordt ingevoerd, maar staat haaks op het doel – het sneller zekerheid bieden voor werknemers in de vorm van een vast contract - van de wetgever. Het voorstel wil immers de uitzondering (pas na 4 jaar in plaats van na 2 jaar een vast contract aanbieden) tot regel te maken en iedereen ‘ongeacht hun functie’  gedurende 4 jaar maximaal 6 contracten kunnen aanbieden.

Doorstroming

Ook wijkt het werkgeversvoorstel af van het door de NVJ ingediende voorstel dat uitgaat van een doorstroming van tijdelijk naar vast en behoud waar mogelijk en van flexibiliteit waar noodzakelijk. De NVJ is bereid – daar waar de wetgever het bedoeld heeft – de periode van tijdelijke contracten uit te breiden naar vier jaar. Maar dan moeten over de functies die hiervoor in aanmerking komen, in elk geval duidelijke afspraken gemaakt worden. Daar waar sprake is van vast werk, dus bij doorlopende programma's, kan echter van dit soort onterechte flexibilisering geen sprake zijn.

De NVJ vindt dat in ieder geval 65 procent van alle contracten vast zou moeten zijn. De overige 35 procent is de flexibele schil, bestaande uit de werknemers met een contract voor bepaalde tijd, zzp-ers en uitzendkrachten. Werkgevers moeten aan de hand van een overzicht elk jaar op een vaste datum aantonen dat zij aan deze afspraak hebben voldaan.

  • De NVJ vraagt omroepmedewerkers mee te doen aan een enquête over contractering binnen de publieke omroep en het soort contract waarmee omroepmedewkers werken.

Sociaal plan

Naast de contractering hebben de werknemers voorgesteld om een ‘sociale regeling’ op te nemen in de cao die van toepassing is op alle werknemers (landelijk en regionaal). Hierin zouden onder meer afspraken gemaakt worden over de transitievergoeding (een term geïntroduceerd in de nieuwe wet Werk en Zekerheid voor een vergoeding die kort gezegd in plaats komt van de kantonrechtersformule en een stuk minder hoog is) bij het einde van het dienstverband. De NVJ is bereid om in hoofdlijnen (scholing, herplaatsing, outplacement enz.) over een sociale regeling te praten, maar wil ruimte houden om maatwerk te leveren indien het daadwerkelijk tot een reorganisatie met een daarbij behorend sociaal plan zou komen.

Voor medewerkers die op of voor 1 juli 2015 worden ontslagen als gevolg van de bezuinigingen van Rutte I willen de werkgevers nog wel praten over een overgangsregeling, die meer in lijn ligt met het per 31 december 2014 opgezegde Sociaal Plan Landelijke Publieke Omroepen. Deze ‘verlenging’ willen de werkgevers echter koppelen aan de afspraken die in de nieuwe cao worden gemaakt in het kader van een sociale regeling. Die koppeling vindt de NVJ onwenselijk. Het kan ertoe leiden dat het verlengen van het sociaal plan ten koste gaat van nieuwe cao-afspraken over de hoogte van de transitievergoeding.

Lonen

In de werkgeversvoorstellen gaven de werkgevers aan dat er geen ruimte is voor een loonsverhoging, stellen zij voor om de NDR-regeling tot zon- en feestdagen te beperken, willen zij de NRD-vergoedingen bevriezen en de periodieke verhogingen opschorten of verlagen. Beide partijen liggen op een aantal punten ver uit elkaar. De NVJ vraagt aan haar leden input te geven over deze voorstellen.