Vreemde eend

maandag 31 augustus 2015

Een interessant thema hebben ze weer te pakken, ViP, bij de Nacht van de Journalistiek op 26 september: diversiteit in de media. Want de media zijn veel te homogeen, zo bleek in februari maar weer eens uit een rondgang van NRC langs verschillende redacties. Zo’n 3 procent van de journalisten op redacties is van niet-westerse afkomst, terwijl onze samenleving voor 11,9 procent bestaat uit mensen met een niet-westerse achtergrond.

De magere representatie op redacties zit ‘m trouwens lang niet alleen in etnische afkomst: ook als het gaat om politieke voorkeur, sociale klasse, leeftijd en religie, heerst er op veel redacties een monocultuur. Journalisten lijken nogal op elkaar, zeker op de plekken waar ze in vaste dienst kunnen komen (er zijn geen cijfers van, maar ik vermoed dat de gemiddelde freelancer een stuk afwisselender profiel heeft).

Een van de workshops tijdens de Nacht gaat onder de titel Talent Gezocht over de vraag waar chefs, hoofdredacteuren en adjuncten op selecteren. Hoe belangrijk vinden zij dat er over niet-westerse issues wordt bericht door deskundige journalisten? Vinden zij zelf dat hun redactie een afspiegeling is van de samenleving is, en hoe belangrijk is diversiteit eigenlijk? Ik voorspel vast even dat er twee uitspraken voorbij zullen komen. De eerste: ‘We willen wel meer diversiteit, maar er zijn gewoon heel weinig journalisten van niet-westerse afkomst.’ De tweede: ‘Afkomst doet er niet toe, wij willen gewoon met de beste journalisten werken.’ 

In de eerste uitspraak zit zeker wat: op de journalistiekopleidingen zitten weinig studenten van niet-westerse afkomst, zo gaven opleidingen naar aanleiding van het NRC-stuk aan. Het is een probleem dat al heel lang speelt: journalistiek studeren geeft weinig garantie op een baan, en ook niet veel status – dus is het niet zo gek dat wanneer je van kleins af aan meekrijgt dat je moet vechten voor een solide bestaan, je die kant niet snel opgaat.

Maar uitspraak nummer twee is een dooddoener. Natuurlijk wil je op je redactie met de besten werken, maar uit een hele stapel onderzoeken weten we dat werkgevers bij sollicitatieprocedures geneigd zijn mensen aan te nemen die op henzelf of op de mensen uit hun team lijken. Dus of die ene vreemde eend in de bijt door de selectie komt, is nog maar de vraag. Als hij of zij niet de juiste studie heeft gedaan, er heel andere denkbeelden op nahoudt en duidelijk anders tegen de journalistiek aankijkt, is de kans groot dat hij ‘niet binnen het team past’. Als je een divers team wilt – en dat wil je: hoe gevarieerder de ploeg mensen waar je mee werkt, hoe gevarieerder de berichtgeving en de netwerken waar informatie uit vandaan komt - , moet je daar wel een beetje je best voor doen. Mensen een kans geven en in ze investeren, ook als ze (nog) niet aan het perfecte plaatje voldoen.

Mark Deuze deed in dit artikel naar aanleiding van de affaire met Perdiep Ramesar en het onderzoek naar het brongebruik van Trouw dat daarna volgde, een interessante observatie. De hoogleraar Journalistiek aan de Universiteit van Amsterdam vertelt in Trouw hoe hij merkt dat de vele bezuinigingen in de media, de diversiteit nog verder in de verdrukking hebben gebracht. De toegang tot de journalistiek is daardoor exclusief geworden. ‘Degene die journalistiek gaan studeren, horen vanaf dag één dat er geen banen zijn. Ze doen stages, verlengde stages, krijgen misschien een leerervaringsplek en dan, na een paar jaar freelancen, komt er wellicht een gaatje op de redactie vrij. Wie kunnen zich dat veroorloven? Dat zijn mensen die geld hebben.’

Daar heeft Deuze een groot pijnpunt te pakken. Alleen de meest gemotiveerden (en jonge journalisten met ouders die ze financieel af en toe uit de brand kunnen helpen) redden het nog, met veel extra investeringen van hún kant, en niet van de kant van de redacties. Die exclusieve toegang zorgt er misschien wel voor dat de vreemde eenden in de bijt nog eerder afhaken.