'Idealen van Hrant Dink moeilijker bereikbaar dan ooit'

maandag 23 januari 2017

‘Tien jaar na de moord op Hrant Dink is er in Turkije een frontale aanval op het vrije woord gaande, een aanval op onafhankelijke, kritische journalistiek.’ Dit zei Jan Keulen namens de NVJ tijdens een herdenkingsprogramma op 20 januari in Amsterdam naar aanleiding van de dood van de Armeens-Turkse journalist en uitgever, tien jaar geleden. Andere sprekers waren Tweede Kamerlid Sadet Karabulut (SP) en Baran Seyhan, filmproducent en lid van het initiatief “Vrienden van Hrant Dink”.

Het is nu tien jaar geleden dat journalist en uitgever Hrant Dink op straat in Istanbul werd vermoord. Op 19 januari om 15.05 uur werd Hrant Dink neergeschoten vlakbij zijn kantoor in Istanbul. De 17-jarige man die de schoten loste, is opgepakt, veroordeeld en zit gevangen evenals een aantal van zijn medeplichtigen. Maar de partijen die achter de moord zaten, valse berichten over de zaak verspreidden en de Turkse autoriteiten die hem hadden moeten beschermen –waaronder het toenmalige hoofd van de politie in Istanbul en leden van de geheime dienst-  zijn nog niet bestraft. Het proces tegen hen loopt nog en gezien de gepolitiseerde situatie van de rechtspraak in Turkije moet worden afgewacht of daar eerlijke vonnissen uit zullen komen.

De Europese Federatie van Journalisten, de Europese koepel waarbij de NVJ is aangesloten, heeft gisteren in een verklaring aangedrongen op een eerlijk en transparant proces. Tot dusver valt de moord op Dink, net als die van zoveel andere gedode journalisten in de wereld, in de categorie “straffeloos”. Het is niet voor niets dat gisteren in Istanbul, op straat voor het kantoor van Dinks’ tijdschrift Agos, de talrijke mensen die de moord op Dink herdachten leuzen riepen tegen de moorddadige Turkse staat, die zich op een dag zal moeten verantwoorden voor deze misdaad.

Voordat hij werd vermoord werd Dink ernstig bedreigd door Turkse ultranationalisten, vooral om wat hij schreef over de Armeense identiteit, de Armeense genocide, over mensenrechten en over verzoening. Tien jaar na zijn moord lijken de idealen van Dink moeilijker bereikbaar dan ooit. Turkije is een land waar de mensenrechten op grote schaal worden geschonden. In de eerste plaats het recht op leven. Onze collega Hrant Dink was daar uiteraard een slachtoffer van. Sinds 1992 zijn overigens 25 journalisten in Turkije wegens de uitoefening van hun vak gedood. Dit zijn cijfers van het Committee for the Protection of Journalists, het werkelijke cijfer ligt hoger.

Maar ook het belangrijke recht op vrije meningsuiting wordt geschonden. Laten we artikel 19 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens in herinnering brengen: Een ieder heeft recht op vrijheid van mening en meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid om zonder inmenging een mening te koesteren en om door alle middelen en ongeacht grenzen inlichtingen en denkbeelden op te sporen, te ontvangen en door te geven.

In Turkije zitten nu, 20 januari 2017, minsten 120 journalisten in de gevangenis. Dat maakt Turkije tot de grootste gevangenis voor journalisten ter wereld, voor landen als China, Egypte en Eritrea. Ongeveer een derde van alle journalisten die wereldwijd opgesloten werden vanwege de uitoefening van hun vak, zit in een Turkse cel.

In de laatste maanden  van 2016 zijn 178 media - websites, kranten en radio - en televisiestations gesloten. Ook eerder al moesten tientallen media hun activiteit staken. 15.000 twitter-accounts werden gesloten vorig jaar. Honderden persaccreditaties werden ingetrokken. Mediadistributeurs in Turkije worden bedreigd, geïntimideerd en mishandeld. Tien jaar na de moord op Dink is er in Turkije een frontale aanval op het vrije woord gaande, een aanval op onafhankelijke, kritische journalistiek. En de duimschroeven worden met nieuwe breidelwetten telkens meer aangezet.

Wat er over blijft zijn, zoals een Turkse journalist onlangs tegen de New York Times zei, een soort Pravda’s.  Alleen his masters voice mag worden gehoord, gezien en gelezen. Wat dat betreft is het niet verwonderlijk dat president Erdogan enthousiast was over de manier waarop de man die vrijdag werd ingezworen als president van de Verenigde Staten, in zijn laatste persconferentie een journalist van CNN de mond snoerde en niet aan het woord liet komen. Helaas is er van Donald Trump, de nieuwe leider van de zogenaamde vrije wereld, weinig te verwachten als het aankomt op de verdediging van mensenrechten en persvrijheid.

Van wie dan wel? In november 2015 dienden twee leden van de Nederlandse Tweede Kamer een motie in die tot dusver een dode letter is gebleven.  De motie luidt als volgt: “Gehoord de beraadslaging, overwegende dat in Turkije de persvrijheid toenemend onder druk staat; constaterende dat de EU naast een beoordelende ook een intensievere helpende en adviserende rol kan hebben om kandidaat-lidstaten te ondersteunen om aan de toetredingscriteria te voldoen; van mening dat Nederland in de EU een actieve rol moet nemen om de persvrijheid in Turkije te bevorderen; verzoekt de regering, Turkije te helpen met het verbeteren van de persvrijheid en er in de EU op in te zetten om IPA-geld te besteden aan de ondersteuning hiervan en het maatschappelijk middenveld in Turkije, en gaat over tot de orde van de dag.”

Maij en Verhoeven

Een paar maanden geleden heb ik, deeluitmakend van een FNV-delegatie, namens de NVJ een gesprek gehad met onze minister van Buitenlandse Zaken Bert Koenders om hem te vragen waarom deze motie, die unaniem werd aangenomen, een dode letter is gebleven. Koenders beriep zich op gebrek aan steun van andere Europese landen. Maar de “Olifant in de Kamer” was uiteraard het Vluchtelingenverdrag dat de EU met Turkije heeft gesloten. Het is kennelijk, om internationaal strategische redenen, niet opportuun, om duidelijker en effectiever op te komen voor een internationale rechtsorde, waarbij respect voor mensenrechten voorop staan.

We gebruiken wel mooie woorden om op te komen voor mensenrechten en persvrijheid, maar als het op politiek handelen aankomt laat de EU - en ook Nederland - het afweten.

Het beeld van de media nu in Turkije is er niet alleen een van straffeloosheid als het om de moord op een vooraanstaande collega als Hrant Dink gaat. Het gaat niet alleen om het opsluiten van journalisten en het sluiten van media, maar ook om zelfcensuur van de collega’s die nog wel aan het werk zijn; van een gebrek aan pluralisme, gebrek aan diversiteit. Denk aan de stemmen van de Koerden die stelselmatig tot zwijgen worden gebracht, denk aan een overdosis van hate speech in de officiële en gelijkgeschakelde media.

Hrant Dink was een held van het vrije woord, van eerlijkheid over het verleden, eerlijkheid over identiteit en voor verzoening en het helen van wonden. Ik was een aantal jaren geleden in Armenië en zag zijn portret overal. Voor de Armeense jeugd is hij een held, een bron van inspiratie. Zijn pleidooi om in Turkije vrijelijk te kunnen spreken over de genocide van 100 jaar geleden is nog altijd actueel. Zeer onlangs werd het Armeense HDP-parlementslid Garo Paylan gestraft met het niet mogen bijwonen van een aantal parlementssessies, omdat hij de term “Armeense genocide” in de mond had genomen.

Voorwaarde van de dialoog en van democratie is de vrijheid je te kunnen uitspreken. Het is de dood in de pot als dat niet langer mogelijk is.