‘We zouden meer Sheila’s en Frénk’s moeten hebben’

woensdag 29 november 2017

Max van Weezel neemt op 29 november afscheid als vicevoorzitter van de NVJ. Zijn drive om zich in te zetten kwam voort uit de zorg voor de generatie van zijn dochter; jonge journalisten die moeizaam een bestaan als zpp’er proberen op te bouwen. ‘Er zijn gelukkig journalisten opgestaan, die openlijk de misstanden in de journalistiek naar buiten brengen.’ 

Zijn werktas – steevast uitpuilend - heeft hij niet bij zich. En die komt ook niet meer terug. ‘Van mijn dochter kreeg ik een nieuwe, eentje waar een laptop in past’, verklaart Max van Weezel. Het kostbare adressenboekje is er nog wel. Natuurlijk, want met zijn “40 jaar Den Haag” heeft hij een idioot netwerk opgebouwd, zoals hij het zelf noemt. Het moet allemaal ook nog eens digitaal opgeslagen worden. Er zouden meer uren in een dag, in een week moeten zitten. Zijn huisarts wil hem pas terugzien als hij iets heeft gedaan aan zijn 80-urige werkweek. Het is de reden dat hij stopt als vice-voorzitter van de NVJ. ‘In een bestuursfunctie kun je heel moeilijk uren inleveren, daarmee wordt de belasting voor anderen zwaarder. En ik wil niet iets half doen, zo ben ik niet. Ik wil me ergens helemaal op kunnen storten.’

Het is november, een maand waarin zowel overheid als cao-partijen zich het lot van de zzp’er aantrekken. Een motie waardoor het straks mogelijk wordt dat in de creatieve sector collectief kan worden onderhandeld. Een motie voor een speciaal noodfonds voor journalisten. En voor de eerste keer in de geschiedenis worden in de context van de Uitgeverij-cao afspraken gemaakt, waarbij serieus wordt gekeken naar de scheefgroei tussen journalisten met een arbeidsovereenkomst en freelancers. Dat is goed nieuws voor de freelancers. ‘Tot nu toe hielden overheid, werkgevers en opdrachtgevers de fictie op dat zelfstandigen niets met een cao van doen hadden. Terwijl de NVJ altijd heeft gezegd dat we dit aan de cao-tafel moeten regelen, dat is de plek waar het samenkomt. Je ziet nu een eerste begin van bereidwilligheid. Een paar jaar geleden werd dit nog weggelachen.’

Op social media verschenen ook weer honende reacties. De NVJ moet en zal de freelancer redden. Snap je die reacties?

‘Nee. Dit is een handicap voor de NVJ. Zodra je hierover begint word je door sommigen direct als paternalistisch, betuttelend en ouderwets uitgemaakt. Ik snap dat succesvolle zelfstandigen met een uitstekende onderhandelingspositie niet op een cao zitten te wachten, maar ik vind dat er dan te weinig rekening wordt gehouden met de hele grote kwetsbare groep. Uit de ‘Monitor Freelancers en Media 2016’ blijkt dat ruim 40 procent van de freelancers niet of amper rondkomt.’

Wat is jouw drijfveer om je zo in te zetten voor die kwetsbare groep? Je behoort zelf tot die groep die het goed doet.

‘Het was vooral uit zorg voor de generatie van mijn dochter, die een bestaan als zzp’er opbouwt. Ik zag hoe haar vrienden onbetaalde stages of opdrachten kregen aangeboden. “Omdat het zo goed op je CV staat”.

Heb je haar gestimuleerd om de journalistiek in te gaan?

‘Ik heb haar wel gevraagd: weet je ‘t zeker? Natuurlijk ben ik hartstikke trots, maar de verhoudingen zijn wel veranderd. Ik was nog niet eens afgestudeerd als politicoloog en had in 1976 al een vaste baan bij Vrij Nederland. En ik was niet de enige. Als je dan nu het geploeter ziet van jonge journalisten. Je mag al heel erg blij zijn met een jaarcontract. Het wemelt van de talentvolle twintigers en dertigers, die de hoop op een vaste baan, een pensioen en een hypotheek hebben verloren. Dat kan toch niet. Dat was mijn drive om me in te zetten.’

Jonge journalisten kijken hier vaak anders naar dan oudere. Een vaste baan vinden is uitzonderlijk, ze zijn al blij met een vervolgstage. 

‘Dat zijn nepstages zonder educatief doel met vergoedingen ver onder het wettelijk minimumloon. Ik begrijp dat het begin wankel is. Als je niet anders gewend bent, is het hard vechten om een voet tussen de deur te krijgen en een vervolgstage doet dan geen kwaad. Maar het doet uiteindelijk natuurlijk wel kwaad omdat je bevordert dat betaald werk wordt vervangen door stagevergoedingen. Bij musea en popcentra zijn vaste krachten vervangen door freelancers en die werden vervangen door vrijwilligers. Zover is het nog niet in de journalistiek, maar de maatschappelijke tendens is er dus wel. Je krijgt een soort journalistieke mantelzorg als we niet uitkijken. De druppel holt de steen uit. Maar het is kennelijk heel moeilijk over te brengen wat onrechtvaardig is aan de huidige tijd.’

Moet je dan niet iets anders gaan doen, als je ’t als freelancer niet redt?

‘Een zwakke groep kan juist een sterke groep worden. Ik mis de onderlinge solidariteit. Door mijn studie ken ik de geschiedenis van de arbeidsbeweging vrij goed. Vanaf de oprichting van de Diamantbewerkersbond, de eerste goed georganiseerde vakbond, zie je dat de sterken de zwakken altijd op sleeptouw hebben genomen, omdat de zwakkeren dat niet in hun eentje konden.’

Jouw voorganger, oud vicevoorzitter Louis van de Geijn, heeft iets soortgelijks gezegd. Hij sloot niet uit dat er weer een maatschappelijke tegenbeweging komt waarbij solidariteit terugkeert in een vorm waarin mensen begrijpen dat hun eigenbelang ook een gezamenlijk belang is.

‘Louis is een geestverwant en ik ben het zeer met hem eens. We hadden het al over de cao en het regeerakkoord. Het thema leeft. Ik vind het zeer positief dat het nieuwe kabinet verschillende soorten zzp’ers onderscheidt. In het verleden werd aan de gedachte vastgehouden dat alle zzp’ers zich in dezelfde situatie bevinden. Binnen de NVJ is al lang duidelijk dat dat niet zo is. Je moet verschil maken tussen de vrijwillige zelfstandige die bewust heeft gekozen voor het zelfstandig ondernemerschap, de onvrijwillige zelfstandige die het ondernemen moeilijk vindt en liever een vaste baan wil, en de intrinsieke zelfstandige, zoals fotografen, waarbij het beroep niet meer in dienstverband kan worden uitgeoefend. Je hebt eigenlijk een apart beleid nodig voor die drie groepen. En die aanzet is nu eindelijk gegeven. Ik ben blij dat het regeerakkoord geld belooft voor onderzoeksjournalistiek en dat de problemen in de regiojournalistiek serieus worden genomen. Ook ben ik blij dat het idee van minimumtarieven steeds meer gaat leven.’

In het voorjaar startte de campagne Journalistiek heeft een prijs. Er is heel erg gewerkt aan de bewustwording dat er voldoende bestaanszekerheid voor alle journalisten moet zijn als voorwaarde voor onafhankelijke journalistiek. Wat is er tot nu toe bereikt?

‘Dan kom ik weer terug op de tweedeling en de beweging van de diamantbewerkers. Hoe sluit je een bondgenootschap tussen de mensen die zich goed redden en het zich kunnen en willen permitteren om op te komen voor al die andere collega’s. Er zijn gelukkig journalisten opgestaan, zoals Sheila Sitalsing of Frénk van der Linden, die openlijk de misstanden naar buiten brengen. ‘We zouden meer Sheila’s en Frénk’s moeten hebben.’

Als de vrije markt niet in staat is dagbladen overeind te houden, als er in de regio sprake is van marktfalen of als een Algemeen Dagblad in november geen geld meer heeft voor zijn freelancers, dan kun je met recht zeggen: you got a problem. Ik ben blij met minister Slob die niet zo’n marktfundamentalist is als zijn voorganger Sander Dekker. Dekker vond het je eigen probleem als je omviel. Platenmaatschappijen zijn immers ook ten gronde gegaan, omdat ze Spotify niet zagen aankomen, redeneerde hij. Zo zou het de journalistiek ook vergaan als er niet tijdig een verdienmodel kwam. De journalistiek moest zelf maar bedenken hoe ze zich tegen de “Googles” en “Facebooken” moest verdedigen. Maar de persvrijheid en vrijheid van meningsuiting zijn wat anders dan de muziek van Eric Clapton. Er is gelukkig nu een verschuiving gaande, een ander klimaat. De NVJ wordt aan verschillende gesprekstafels uitgenodigd. Ik denk dat al veel langer de wens was van de ambtenaren op het departement van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.’

 

Max van Weezel

Max van Weezel (1951) werkt sinds 1976 voor Vrij Nederland, presenteert de radioprogramma’s Met het oog op morgen (NOS) en Argos (VPRO). In juni 2014 trad Van Weezel toe tot het hoofdbestuur van de NVJ. Twee jaar later volgde hij Louis van de Geijn op als vice-voorzitter van de NVJ.

Gemengd bedrijf

Max van Weezel was een van de bedenkers van het platform Gemengd Bedrijf, een ontmoetingsplek voor communicatie professionals, die journalistiek en communicatie combineren en ook werkzaam kunnen zijn als tekstschrijver of voorlichter.

Hij is blij met de lossere vorm van een platform, waar gediscussieerd wordt over gemeenschappelijke belangen of tegenstellingen. ‘Met een platform kun je meerdere kanten op. Misschien is het ook wel een model voor de toekomst. Jonge journalisten zien zichzelf veel minder als een uitgesproken dagblad- of omroepjournalist. Misschien is het platform Gemengd Bedrijf wel een voorloper van hoe de NVJ over een aantal jaar is georganiseerd.’