Als fotograaf maak ik naast mijn journalistieke werk ook reclamefoto’s van boten. Op een van mijn foto’s staat op de achtergrond een in de jaren dertig gebouwde, vrijstaande villa. De eigenaar van deze woning maakt per mail bezwaar tegen de publicatie van deze foto op Facebook. Volgens hem pleeg ik inbreuk op zijn privacy. Hij is woedend over het feit dat ik zijn huis zonder zijn toestemming ‘commercieel exploiteer’. Kan hij van mij eisen dat ik de foto verwijder?
Nee. Vanaf de openbare weg mag je in principe alles fotograferen wat je wilt. De boze huiseigenaar is zelf niet afgebeeld op de foto. Van schending van zijn privacy is dan ook geen sprake. Een beroep op het portretrecht gaat om dezelfde reden niet op. Portretrecht is een persoonlijk recht dat een geportretteerde soms kan inroepen als hij of zij herkenbaar op de foto staat. Hierbij spelen niet alleen de gelaatstrekken van de geportretteerde een rol maar bijvoorbeeld ook een kenmerkende lichaamshouding. Om zich tegen een publicatie te kunnen verzetten moet de afgebeelde persoon – bij foto’s die niet in zijn opdracht zijn gemaakt – een ‘redelijk belang’ hebben. Dit ‘redelijke belang’ kan dan weer een privacybelang zijn.
De eigenaar in dit voorbeeld heeft geen juridische middelen om zich te verzetten tegen de publicatie. Een foto van de buitenkant van een huis zal – bijzondere omstandigheden daargelaten – niet snel inbreuk maken op iemands privacy. Eén rechter verklaarde het ooit onrechtmatig om foto’s van een huis te maken en te publiceren in een commerciële folder zonder hierbij de eigenaren om toestemming te vragen. Deze beslissing werd in hoger beroep echter ongedaan gemaakt. Conclusies van het Gerechtshof Den Haag waren: van inbreuk op het recht op eerbieding van het privéleven is geen sprake én een huis (of villa) heeft geen portretrecht.
Het openbaar maken van foto’s van de binnenkant van een woning ligt gevoeliger. Toen het tijdschrift Privé in 2003 foto’s van het interieur van de Eikenhorst (de toenmalige woning van Prins Willem-Alexander en prinses Máxima) publiceerde, werd dat door de Rechtbank Amsterdam onrechtmatig geacht. Hierbij keek de Rechtbank echter niet alleen naar de foto’s. Ook de begeleidende teksten speelden een rol bij deze afweging. Deze maakten bekend hoe de woning was ingericht en vestigden de aandacht op de persoonlijke smaak van het prinselijk paar. Juist de combinatie van beeld en tekst leverde in dit geval een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer op.
Maarten van den Berg, NVJ Advocaten en Juristen