270 seconden…
270 seconden…
… kreeg ik van gespreksleider Frenk van der Linden om de drie discussiethema’s op de NVJ-discussiemiddag over Uitverkoop in de Regio in te leiden: Hoe erg is het? Wat gebeurt er digitaal? Zijn er oplossingen? Deze 600 woorden.
Hoe erg is het?
In 1990 waren er 15 regionale uitgevers, nu nog 6; 40 titels 20 jaar geleden, 17 nu. De oplage daalde van 2.7 miljoen naar 1.8 miljoen. Nu woont 90% van de Nederlanders in een monopoliegebied, dat was 60% 20 jaar geleden. Het aantal huis-aan-huisbladen en betaalde nieuwsbladen is afgenomen. Kranten raakten ongeveer de helft van hun journalisten kwijt.
Je kan niet met droge ogen beweren dat dit geen effect heeft. Regionale en lokale omroepen hebben dat gat niet gevuld, evenmin als nieuwe digitale diensten. Veel gemeenten geven aan dat zij niet meer gecovered worden door de media. Als antwoord stellen ze zelf “journalisten” aan die berichtgeving verzorgen. Er zijn wel meer voorlichters. Almere heeft 55 “communicatieprofessionals” in dienst, maar er is geen regionaal dagblad.
Het gaat niet om regionale onderzoeksjournalistiek. Het gaat om doodnormale journalistiek, het verslaan van politiek, onderwijs, cultuur, woningbouw etc. Er vallen gaten in het ‘nieuwsnet’ – vooral in de kleinere gemeenten. De Gelderlander moet 50 gemeenten coveren – plus de bedrijven, verenigingen en instellingen.
Het is ook beleid geweest van uitgevers om zaken te laten lopen – Volkskrantje spelen zonder oog voor het lokale nieuws. Maar het eind van het liedje is dat een groot deel van de bevolking zonder onafhankelijk lokaal relevant nieuws komt te zitten.
Wat gebeurt er digitaal?
Wie digitale initiatieven analyseert, ziet dat er nauwelijks ‘nieuwe’ content wordt gemaakt. Op lokaal gebied zijn de lokale krant, de regionale omroep en sommige huis-aan-huisbladen de voornaamste bronnen voor vrijwel alles wat online verschijnt. Persberichten van de gemeente en 112-nieuws zijn het belangrijkste materiaal. Vanaf websites wordt er doorgeplaatst, geaggregeerd, verwezen en gekopieerd. Dat is logisch. Online is er geen businessmodel. Websites bevatten nieuws dat eerst in de krant stond of via de regionale omroep is verspreid.
We deden onderzoek in diverse gemeenten en bij bijna een dozijn kranten en zien dit patroon overal. Op mobiele apps, op iPads, op websites, via sociale netwerken wordt vooral doorgeplaatst. Het internet is een echoput. Het publiek profiteert wel omdat ze (gratis) toegang krijgt tot die content die elders tegen betaling is geproduceerd.
Wie denkt dat nieuws als water uit de kraan is, dat als het peil op de ene plek daalt, het op de andere plek zal stijgen, heeft het mis. Nieuws bevindt zich niet in communicerende vaten. Het web neemt niet automatisch het werk van de traditionele media over.
Zijn er oplossingen?
Uitgevers lopen niet warm voor overheidssteun, behalve als het om BTW-verlaging gaat. Een beetje minder wetgeving zou overigens wel helpen, meer privaat-publiek samenwerking, meer crossmedia-ownership, minder mededingingsgedoe.
Er is geen garantie dat overheidsgeld niet wordt overgemaakt aan de aandeelhouders in London of niet wordt geïnvesteerd in de aankoop van een online datingsservice. Of ze met geld gaan innoveren is de vraag. Garandeert het kortwieken van de publieke omroep een florerend businessmodel voor online kranten? Natuurlijk niet.
Maar het gaat niet om de belangen van de bedrijven. Het gaat om het maatschappelijk belang van de lokale informatievoorziening. Hoe hou je een infrastructuur van nieuwsvoorziening in stand? Is nieuws een ‘nutsvoorziening’? Als we het daar niet over eens zijn, als we denken dat of de markt, of de publieke omroep of het internet het probleem vanzelf op zal lossen, heeft het geen zin om over oplossingen te praten.
Er is niet één oplossing. Regionale mediacentra? Samenwerking omroep-krant? Lagere BTW-tarieven. Stimuleringsgeld voor journalistieke projecten? Gezamenlijke bezorging? Geld voor innovatie? Mobiele apps en iPad-apps? Meer investeringsaftrek voor nieuwe initiatieven? Allemaal mogelijk, als we maar niet denken dat het vanzelf gaat of dat de oplossing alleen bij anderen ligt.