Vereniging in transitie

zondag 14 juni 2015

De NVJ is een vereniging in transitie, binnen sectoren waarin de ontwikkeling zo snel gaat dat die nauwelijks bij te benen is en met een zo diverse doelgroep dat de belangen daarbinnen soms zelfs tegengesteld zijn aan elkaar. ‘Dat ontslaat ons echter niet van de plicht om naar de veranderende vraag van de leden te luisteren.’ Aldus voorzitter Marjan Enzlin in haar jaarrede tijdens de eerste Algemene Leden Vergadering van de NVJ.

Daar sta ik dan, 364 dagen en een bewogen jaar later. En daar zit dan dat ‘nieuwe’ bestuur. Een erg ambitieus bestuur volgens onze algemeen secretaris, voor wie het ook een jaar vol uitdagingen was. Want we willen het gezamenlijk anders, maar anders betekent  niet altijd  gemakkelijker, praktischer of beter. Anders betekent wel dat er gezocht moet worden naar een nieuw evenwicht. Dat gaat gepaard met stress, ergernis, misverstanden en in ons geval gelukkig ook met veel plezier. De noodzakelijke humor en zelfspot ontbreekt in dit bestuur niet en ook niet bij de algemeen secretaris.

Ik heb in de bestuursvergaderingen geregeld gerefereerd aan het feit dat we een ‘nieuw’ bestuur vormen. En dat grote omslagen, zeker als het cultuuromslagen betreft, nou eenmaal tijd kosten. Maar tijd is een rekbaar begrip. Waar de één na drie maanden al riep: ‘Hoelang mag je jezelf nog een nieuw bestuur noemen?!’, vindt de ander een jaar nog kort. Mijn voorspelling is dat we de hele zittingsperiode nodig hebben om tot echte verandering te komen. Een verandering die naar de mening van dit bestuur door de leden gewenst wordt, een verandering die ook nodig is als we de ontwikkelingen in verenigingen in het algemeen en in onze sectoren in het bijzonder beschouwen. 

Ik vond het een ingewikkeld jaar en vertel het u gewoon zoals het is: dit bestuur wil in een aantal opzichten sneller dan de vereniging kan. En tegelijkertijd is het tegenovergestelde waar; want geregeld gaat de vereniging sneller dan het bestuur wil. Uitdagingen noemen ze zulke momenten in het bedrijfsleven. En zo treden we ze dan ook maar tegemoet. En het goede nieuws is dat we gezamenlijk steeds weer een oplossing vinden.  

Ik noemde de periode tussen juni 2014 en vandaag al bewogen. Het was het jaar waarin we bezig waren met een democratiseringsslag in de vereniging (in Nunspeet voorbereid met de secties en in november zo historisch bekrachtigd door de verenigingsraad).Het was het jaar van de totstandkoming van een journalistieke CAO voor het uitgeverijbedrijf, en wie daarbij betrokken was, weet dat ook dat niet zonder slag of stoot en interne kritiek gebeurde. Het jaar van issues bij grote uitgeverijen, van ontslagdreiging, van wurgcontracten en onbetaalde stages, van bakkeleien of er nou wel of niet sprake moet zijn van een tarievencalculator, van principiële discussies over de rol en de missie van een vakorganisatie, die naast belangenorganisatie ook beroepsvereniging is.

Het jaar van de vraag of initiatieven zoals Blendle een plaag of een zegen zijn, van de verdeeldheid daarover, van voortdurende toestanden rond auteursrecht, van bedreigingen voor de persvrijheid en de onafhankelijkheid van journalisten in eigen land (zie de Telegraaf).

Het jaar van de ledenaantallen die bleven dalen, het jaar van het plannen maken om die terugloop te keren, van een nieuwe zakelijk leider en … ; het jaar van een mogelijke nieuwe reorganisatie binnen het eigen bureau.

En dan heb ik nog niet eens gesproken over het zwarte feit dat beroepsgenoten dit jaar ook op structurele en grote schaal doelwit werden van agressie en terrorisme.

Ik moet u zeggen; tegen het licht van alle verschrikkelijke gebeurtenissen, raakte ik wel eens het pad kwijt als ik op zoek was naar het antwoord op de vraag: wat heeft er nou eigenlijk echt prioriteit voor een vereniging als de NVJ? Want er gebeurt natuurlijk van alles in onze sector dat om onze aandacht vraagt en die zeer terecht ook krijgt. Tegelijkertijd worden we als journalisten ook geconfronteerd met aanvallen op – ik noem het toch maar even zo - ‘onze roeping’.

Ik vraag me dus geregeld af waar bestuurlijke aandacht het meest nodig is. Als navigator in de zoektocht naar het antwoord op die vraag, heb ik niet alleen de mede bestuursleden, Thomas en de secretarissen als spiegel gebruikt, maar ook en vooral de leden. En dan moet u leden heel breed zien, eigenlijk vooral in de context van beroepsgenoten/collega’s: fotografen, journalisten, webredacteuren, cartoonisten. Zij die  lid zijn, maar ook zij die dat nog moeten worden.

Wáár liggen ze wakker van, wélke behoeften hebben ze en wát  verwachten ze van een vereniging als de NVJ?

Dat wij vooral hun persoonlijke belangen behartigen als het gaat om arbeidsvoorwaarden en juridische ellende? Dat wij daarnaast meer in het algemeen de principes van onze beroepsgroepen bewaken, de onafhankelijkheid, de persvrijheid? Wil men vooral een beroepsvereniging of wil men vooral die vakbeweging? Of allebei? Is een vakbond eigenlijk nog wel van deze tijd en zouden wij niet veel beter samen met werkgevers de deels gemeenschappelijke problematiek te lijf moeten gaan? En … ; hadden wij het antwoord op al die vragen niet allang moeten weten? Hebben we niet veel te lang naar binnen gekeken?

Op die laatste vraag is het antwoord van dit bestuur: ‘Ja, de NVJ is lang bezig geweest met de eigen perikelen en is daarbij voor een deel de verbinding met de leden kwijtgeraakt’. Als leden jarenlang roepen dat het lidmaatschap van de NVJ onevenredig duur is, kun je steeds vertellen waarom dat zo is en het daarbij laten. Als de werkgelegenheid en de arbeidsvoorwaarden onder druk staan, kun je roepen dat je dáárom leden verliest, maar dat is misschien wel te makkelijk.

Het is risicovol, dat geef ik toe, maar juist in barre tijden, zou je je moeten afvragen of je dan als vereniging wel altijd de goede dingen doet. En soms is het antwoord op die vraag, ondanks alle inspanningen: niet in alle gevallen. En die conclusie opent perspectieven.

Is er in de NVJ, door medewerkers, besturen, kaderleden en secties dan niet keihard gewerkt? En is er niet ondertussen een heleboel bereikt? Natuurlijk wel. Sinds een jaar ben ik er getuige en onderdeel van en ik zie hoe hard er gewerkt wordt. Laat ik daarom vooral afsluiten met het benoemen van dat wat er in dit bewogen jaar allemaal aan positieve feiten te melden is.  Want we hebben ook onze feestjes kunnen vieren. Zo was er de eerder genoemde brede journalistieke CAO, waarbinnen het onze  onderhandelaars gelukt is, voor grote groepen leden te komen tot de best mogelijke afspraken en waarbinnen ook de online-collega’s nu een positie krijgen. De Academy draaide op volle toeren en mede dankzij  aandringen van de NVJ was daar in september alsnog  die miljoenenimpuls voor de werkgelegenheid in de uitgeefsector. We hadden een mooie Nacht van de Journalistiek, een fantastische Tegeluitreiking en een vol huis in de Balie van Amsterdam aan de vooravond van de dag van de persvrijheid.  Villa Media deed het financieel gezien beter dan verwacht en acties, ondermeer rond de zelfstandigenaftrek, troffen doel. We haalden de media niet alleen reactief, maar ook op eigen kracht en Thomas was niet van de radio te slaan.

Eigenlijk wil ik u zeggen; we zijn een vereniging in transitie, binnen sectoren waarin de ontwikkeling zo snel gaat dat die nauwelijks bij te benen is en met een zo diverse doelgroep dat de belangen daarbinnen soms zelfs tegengesteld zijn aan elkaar. Dat ontslaat ons echter niet van de plicht om naar de veranderende vraag van de leden te luisteren. We weten dat we de verbinding met de leden en potentiële leden meer actief moeten zoeken. Dat we moeten luisteren naar behoeften van onze leden zonder zelf al in te vullen wat die behoeften zouden moeten zijn.

Het zal soms kraken en schuren op de Johannes Vermeer in Amsterdam. Maar waar wrijving is, ontstaat glans en voor die glans voelen wij ons gezamenlijk verantwoordelijk: medewerkers, de algemeen secretaris en het bestuur. Daar mag u op vertrouwen en daar mag u ons op afrekenen.

Marjan Enzlin, voorzitter van de Vereniging van Journalisten