Een werknemer die tijdens zijn jaarlijkse vakantie arbeidsongeschikt wordt, heeft het recht om op een later tijdstip vakantie te nemen voor de duur van zijn ziekte. Dit recht wordt toegekend ongeacht het tijdstip waarop de arbeidsongeschiktheid is ingetreden. Artikel 7 lid 1 van de Europese richtlijn betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd schrijft voor dat alle werknemers het recht hebben op tenminste vier weken vakantie met behoud van loon.