Rabobank als Gutmensch?

woensdag 31 mei 2017

De ‘Gutmensch’ mag dan in kwade reuk staan, maar de ‘goed werkgever’ bestaat. Sterker, de wet legt de werkgever zelfs de plicht op een goed werkgever te zijn. Dat betekent (onder meer) dat een werkgever moet zorgen voor een werkomgeving waarin werknemers ongestoord hun werk kunnen doen. Maar wat nu als een derde partij (buiten de werkorganisatie) de werknemer onheus bejegent?

Bijvoorbeeld door een publicatie waarin niet alleen het bedrijf maar ook een aantal werknemers persoonlijk in diskrediet worden gebracht? Dat overkwam de Rabobank, die tot de Hoge Raad procedeerde ten behoeve van een aantal in de publicatie met naam en toenaam genoemde werknemers. Niet uit eigenbelang, maar ter bescherming van de werknemers.

De publicatie ging over twee ondernemers die ten behoeve van hun artistiek ondernemerschap een lening bij de Rabobank afsloten, met als onderpand hun kunstverzameling. Toen het allemaal misging in de kunst en de leningen niet werden afgelost, ‘aasde’ de bank op de beide kunstverzamelingen. Hoe dat allemaal in zijn werk ging is beschreven in een boek onder de titel ‘Verpanding’, met als ondertitel ‘Kunst verdwijnt, waar Rabo verschijnt’. Op de omslag staan nog teksten als “zij hebben ons geplunderd en bestolen”, en worden termen gebruikt als diefstal, misbruik van pandrecht en onethisch gedrag. De Rabobank vordert een verbod op het drukken, vermenigvuldigen en verspreiden van de inhoud van het boek met daarin de namen van de (oud)medewerkers. En dat laatste is best bijzonder, omdat de Rabobank niet voor zichzelf, uit eigenbelang, maar uitdrukkelijk voor de werknemers optreedt. Het mocht allemaal best gezegd, maar niet met de namen van de betrokken werknemers die daardoor volgens de Rabobank zonder legitieme reden in een kwaad daglicht werden geplaatst. Het boek handelt immers over klanten van de Rabo en hun geschil met de bank en om dat geschil te beschrijven had, zonder afbreuk te doen aan de verhaallijn, kunnen worden volstaan met geanonimiseerde aanduidingen van de werknemers.

Nadat de achtereenvolgende rechtelijke instanties er verschillend over dachten, was de Hoge Raad het met de Rabobank eens. Zonder het verhaal tekort te doen, hadden de personen best kunnen worden geanonimiseerd. De Hoge Raad laat het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer prevaleren boven de vrijheid van meningsuiting en neemt daarbij in de overwegingen mee dat de medewerkers privépersonen zijn, die geen bekendheid genieten en niet de publiciteit hebben gezocht. De bijdrage aan het publieke debat die met de publicatie is beoogd, kon ook wel geleverd worden met gefingeerde namen. De Bank als beschermer van haar werknemers en hoeder van de privacy. Waarom klinkt dat toch een beetje gek?