‘Ik ben een romanticus die in solidariteit blijft geloven’

dinsdag 5 juli 2016

Louis van de Geijn nam op 4 juni afscheid als vicevoorzitter van de NVJ. In de afgelopen jaren schreef hij regelmatig columns over vakmanschap, beloning, de toekomst van het vak en de rol van de NVJ. Met de blik van nu reageert hij op uitspraken van toen. ‘Als je naar de toekomst kijkt, moet je nu niet proberen een auto te repareren, dan moet je aan een nieuw concept van vervoer denken.’

Foto: Jeroen/Studio38C

Elke stem telt, en elk lid telt. Dit is een vereniging waarin de leden het voor het zeggen hebben. (Uit: Druk met onszelf, 21 oktober 2014)

‘In de oude verenigingsstructuur lag het gevaar op de loer dat we achteromkijkend geen achterban meer zouden zien. Ik ben er zeker van dat we twee jaar geleden de juiste route hebben gekozen. De opkomst bij de algemene ledenvergadering mag nog hoger, maar de betrokkenheid is groot. In de huidige vorm mag je verwachten dat we sneller meegaan in veranderingen. Innovatie is een duidelijke beleidslijn. We moeten als NVJ vooraan staan en een gids zijn voor de leden. Een goed voorbeeld vind ik de NVJ Academy, die zich heeft ontwikkeld tot een waardevol instrument dat het lidmaatschap extra de moeite waard maakt.’ 

Ondernemers die staken, daar kan ik me weinig bij voorstellen. De NVJ zet dus ook andere middelen in. Opdrachtgevers die afbraaktarieven hanteren, komen er gekleurd op te staan. (Uit: Werkt staken?, 19 januari 2015)

‘De directe aanleiding was het nieuws dat de voorman van de Unie het stakingswapen had afgezworen. Ik denk dat je het ultieme wapen van staken in je zak moet houden, maar ik zeg er meteen bij dat we geen traditie hebben van sociale actie. In een min of meer vredige toestand kun je je staken, het werk neerleggen, moeilijk voorstellen. Het is een zwaar en riskant middel en als je niet uitkijkt verspeel je de sympathie van je lezers of kijkers. Maar het is niet ondenkbaar. Dan denk ik niet aan een half procent meer salaris, maar aan principiële zaken. Bij het uit handen geven van de redactieformule aan de commercie of het dreigende verlies van je journalistieke onafhankelijkheid, zou ik niet weten waarom je dan niet zou mogen, kunnen en zelfs moéten staken.’

‘De NVJ voert in de komende twee jaar campagne voor gelijk werk, gelijke beloning. Het gat tussen de beloning van journalisten in vast dienstverband en de beloning van zzp’ers wordt steeds groter. We zullen duidelijk moeten maken dat de belangen van freelancers en vaste diensters in elkaars verlengde liggen. Een gemeenschappelijk belang is de journalistiek zelf. Behoorlijke beloning is een voorwaarde voor behoorlijke journalistiek. Voor 50 of 100 euro kun je geen weekendverhaal krijgen dat iets te beduiden heeft. Ik ken chefs en hoofdredacteuren die hier ook veel moeite mee hebben. Het steeds verder afbreken van voorwaarden van zowel vast personeel als freelancers, gaat ten koste van de kwaliteit. En daar zijn hoofdredacteuren wel degelijk verantwoordelijk voor. We moeten hen meekrijgen in dit verhaal. En ze moeten wel, want ook zij maken deel uit van de journalistiek.’
 
De NVJ heeft een en andermaal gewezen op de pogingen van de Deense overheid om zonder bevoordeling van gevestigde partijen tot een substantiële ondersteuning van journalistieke initiatieven te komen. (Uit: Tegels lichten in de regio, 15 april 2015)

‘Als de maatschappij onafhankelijke kwaliteitsjournalistiek noodzakelijk vindt en de markt kan er niet voor zorgen dat die behouden blijft, dan moet die behoefte zich vertalen in politieke actie. Als de journalistieke netwerken verdwijnen of amper bestaan, is herstel bijna niet meer mogelijk. Op het eerste oog lijkt het of er veel meer informatie beschikbaar is gekomen. Maar als je van dichtbij kijkt, zie je dat er heel weinig originele bronnen meer zijn.’ 

‘Professor Henri Beunders doet de suggestie om communicatiebudgetten van overheden om te vormen tot fondsen om daarmee onafhankelijke journalistiek te financieren. Je moet dan wel heel goed kijken naar de vormgeving van die hulp om te voorkomen dat er beïnvloeding ontstaat. Op dit vlak is er nog weinig politieke steun. Er is werk aan de winkel in de nooit aflatende lobby richting portefeuillehouders in de politiek.’

In geen van de scenario’s voor de komende tien jaar hebben mediabedrijven en opleidingen die alleen maar reageren op de ontwikkelingen nog een bestaan in 2025. (Uit: Verdiep je in je vak, denk mee, 7 juli 2015)

‘Het zijn voorspellingen en die komen nooit precies uit, maar ze drukken wel een urgentie uit. Er is al veel veranderd, er gaat veel veranderen en wees je daarvan bewust. Ik kom uit de dagbladwereld en daar ging het tientallen jaren zo goed dat er niks hoefde. Er werden schijnbewegingen gemaakt, maar eigenlijk ging het met de oude activiteiten goed genoeg om te kunnen bestaan. Een van de zegeningen van alle technologische versnellingen en de economische tegenslag van de oude industrie is dat er veel meer oog is gekomen voor vernieuwing. Een van de inspirerende voorbeelden vind ik het Franse Mediapart, een succesvol digitaal medium dat zich bezighoudt met onderzoeksjournalistiek en dat gefinancierd wordt met abonneegelden.’

‘Waar de NVJ in dit verhaal over tien jaar staat? Die vraag hebben wij onszelf ook gesteld. Op het gebied van innovatie: we kunnen bestaan mits we de veranderingen op de voet volgen, voorop lopen en samenwerken. Op het gebied van solidariteit: dan ben ik een romanticus die daarin blijft geloven. In het grotere politiek ideologische verhaal zit geen rechte lijn, het is een conjunctuurbeweging. Het is niet uitgesloten dat de wal het schip gaat keren en dan komt er een maatschappelijke tegenbeweging. Dan keert solidariteit terug in een vorm waarin mensen begrijpen dat hun eigenbelang ook een gezamenlijk belang is. Vanuit het perspectief van de vele eenpitters tegenover enkele grote aanbieders is er de mogelijkheid om krachten te bundelen. Als coöperatie mag je wél onderhandelen. Ik geloof in kleinere coöperaties, met name binnen de regio, maar ook binnen specialisaties. Als NVJ zou je een model kunnen ontwikkelen en dat aanbieden, waarmee de coöperaties zelf aan de slag kunnen. In elk geval zullen we altijd naar het belang van de leden kijken. Dat is waarom we bestaan.’ 

Een vakbond van journalisten is uit de tijd, we doppen onze boontjes zelf wel (Uit: Vijf redenen om geen lid te worden, 2 oktober 2015)

‘Ja, die uitspraak herken ik wel. Er zijn mensen in vaste dienst die zich blijkbaar onaantastbaar wanen en er zijn zelfstandigen die zich als ondernemer goed redden en je kunt ook nog zeggen dat het merkwaardig is dat een vakbond vast personeel en zelfstandigen verenigt. Dan zeg ik op mijn beurt dat de NVJ een veel bredere inzet heeft dan de gemiddelde vakbond, omdat we ook een beroepsvereniging zijn die opkomt voor gemeenschappelijke belangen, ideële waarden en persvrijheid in binnen- en buitenland. Tegenover vijf redenen om niet lid te worden, staan wel tien redenen om wel lid te worden. We verenigen weliswaar meer journalisten niet dan wel, maar tegelijkertijd vind ik de aanwezigheid van de NVJ onevenredig groot. Als je kijkt naar onze stem in de actualiteit, brengen we het er goed van af.’ 

Wat we nu zien gebeuren, is het terugdraaien van de kwaliteitsslag die ons vak vanaf het laatste kwart van de vorige eeuw heeft meegemaakt. Noem het ontluistering. Vakwerk krijg je niet op een koopje. (Uit: Ontluistering voor dertien cent, 15 februari 2016)

‘In de jaren dat ik studeerde, maakte ik verslagjes in mijn regio. In de buurt van Tiel verschenen meerdere kranten; vijf kopieën en ik had vijf keer een laag tarief. Wat ik hiermee wil zeggen is dat er hobbyisten waren die dit werk erbij deden. Die ontwikkeling is ingehaald door professionalisering. Nu keer je terug naar tarieven die het niet mogelijk maken om journalistiek professioneel te kunnen uitoefenen. Vraag het de uitgevers. Ze accepteren dat in de regionale journalistiek de ‘hoofdonderwijzer’ dit uit liefhebberij doet. Noem het deprofessionalisering, onttakeling of ontluistering. Het gaat uiteindelijk ten koste van de kwaliteit. Dat is onvermijdelijk en daar maak ik me zorgen over. Want met het verlies van kwaliteit, ga je uiteindelijk het verlies van bereik versnellen. 

Uiteraard staan uitgevers in een krimpende markt voor een hele moeilijke opgave. Maar dat neemt niet weg dat wij de opdracht hebben om onafhankelijke journalisten te verdedigen en niet het werk voor 13 cent per woord te laten doen, of 45 euro per foto te accepteren. Wat dan wel? Als je naar de toekomst kijkt, moet je niet proberen een auto te repareren, dan moet je aan een nieuw concept van vervoer denken. Een handvol journalisten zal blijven doen wat ze nu doen, maar voor het gros gaat het vak totaal veranderen. En daarmee waarschijnlijk ook de manier waarop je dat te gelde kunt maken.’ 

 

Loopbaan Louis van de Geijn

  • 1969 - De Gelderlander;
  • 1971 - Arnhems Dagblad (later: De Nieuwe Krant);
  • 1977 De Gelderlander;
  • 1980 Economieredacteur Audet Nieuwsdienst;
  • 1991: De Gelderlander (chef economie, adjunct-hoofdredacteur, waarnemend hoofdredacteur);
  • 2006 - hoofdredacteur centrale redactie Wegener dagbladen;
  • 2012 medeoprichter De Persdienst (Wegener);
  • 2013 vut.

NVJ