Richtlijnen voor social media zijn voor journalisten niet gewenst

vrijdag 7 december 2012

Wieland van Dijk reageert namens de sectie internet van de NVJ op de officiële social media richtlijnen van de Telegraaf. Accounts op sociale media zijn privé-eigendom van de houder, niet van de werk- of opdrachtgever. Van journalisten te verlangen dat ze aparte accounts gebruiken voor hun professionele en hun private leven, staat haaks op de praktijk en levert ernstige belemmeringen en beperkingen op.

Social media voor journalisten

Journalisten waren sterk vertegenwoordigd onder de eerste gebruikers van Twitter, toen die dienst in 2006 de virtuele deuren opende. Zij hadden al snel in de gaten dat het medium meer mogelijkheden biedt dan babbelen over je ontbijt of avondeten. Ze gebruiken de dienst om informatie te vergaren, bronnen te benaderen, nieuws te volgen én te verspreiden. En ja: ze posten ook soms een foto van hun pizza.

Fast forward naar 2012. Een Twitteraccount is inmiddels bijna net zo gangbaar als een e-mailadres of een telefoonnummer. En ineens staan Twitter, Facebook, LinkedIn en Google+ niet meer alleen volop in de belangstelling van journalisten, maar ook in die van hun werkgevers.

Die lijken in sociale media vooral een bedreiging te zien. Wat journalisten op Twitter en Facebook allemaal uitspoken, onttrekt zich aan hun controle, en dat schreeuwt om regulering. Donderdag openbaarde weblog GeenStijl de ‘piketpalen’ die de hoofdredactie van De Telegraaf rond Twitter en Facebook heeft geslagen.

Het document straalt twee zaken uit: het veronderstelt dat social media een bijzondere positie innemen, waar aparte regels voor nodig zijn, en het kent de werkgever een onredelijke zeggenschap toe over accounts die hun eigendom niet zijn.

Tegenover deze poging tot regulering van De Telegraaf stellen wij deze twee eenvoudige principes:

1. Geen bijzondere positie

Accounts op sociale media worden vaak zowel zakelijk als privé gebruikt. Van journalisten te verlangen dat ze aparte accounts gebruiken voor hun professionele en hun persoonlijke leven, staat haaks op de praktijk, en levert ernstige belemmeringen en beperkingen op. Verstandige journalisten zijn zich er daarom van bewust dat ze 24 uur per dag journalist zijn, en doen ook in de privésfeer geen dingen die hun werk of dat van hun collega’s kan schaden.

Ze nemen bij hun gebruik van sociale media ook beroepsethische beginselen in acht: als ze als journalist opereren, doen ze dat met open vizier, ze beschermen hun bronnen, etcetera. Sociale media nemen in dit opzicht geen bijzondere positie in. Deze principes gelden net zo goed elders in de privésfeer (in de kroeg, bij de sportvereniging…). Ze behoeven dan ook geen nadere regulering: de bestaande bronnen van beroepsethiek voldoen.

Op het moment dat een journalist een privéaccount evident voor professionele doeleinden gebruikt, worden zijn/haar posts beschouwd als journalistiek handelen, en vallen ze onder de hoofdredactionele verantwoordelijkheid, en (indien aanwezig) het redactiestatuut van het medium waar de journalist voor werkt. Te denken valt bijvoorbeeld aan een interview dat via Twitter wordt gehouden, of een liveverslag van een gebeurtenis.

2. Privé-eigendom

Accounts op sociale media zijn privé-eigendom van de houder, niet van de werk- of opdrachtgever. Journalisten hebben dus zelf de zeggenschap over hun gebruik van die accounts: zij kunnen dus niet door hun werk- of opdrachtgever worden verplicht om daar dingen op te posten (of juist niet te posten).

Contacten (vrienden, volgers) die journalisten via hun accounts vergaren, maken deel uit van het eigen netwerk van de accounthouder. Bij beëindiging van een dienstverband of samenwerking zijn journalisten dus niet verplicht om hun account of hun contacten over te dragen aan hun uitgever (zo dat technisch al mogelijk zou zijn), net zo min als een journalist bij uitdiensttreding zijn adresboekje moet inleveren.

Evenmin kan een werk- of opdrachtgever/uitgever/hoofdredacteur eisen te worden geaccepteerd als ‘vriend’ of ‘volger’, of anderszins inzage eisen in de niet publiek toegankelijke onderdelen van sociale media-accounts van journalisten. Ook hier nemen sociale media geen bijzondere positie in: de uitgever heeft ook niet het recht om zichzelf elders in de privésfeer aan zijn werknemers op te dringen.

We zijn benieuwd uw reacties. We gaan de discussie - geheel in stijl - graag aan via onze pagina’s op Facebook en Google+.