Zelfstandige en bevallen tussen 2004-2008? Recht op bevallingsuitkering

donderdag 27 juli 2017

Er lijkt een einde te zijn gekomen aan de jarenlange strijd van zwangere zelfstandigen voor een bevallingsuitkering. De Centrale Raad van Beroep heeft op 27 juli geoordeeld dat vrouwen die zwanger waren en een kind kregen tussen 2004 en 2008 alsnog recht hebben op bevallingsuitkering.

Aan de orde was de claim van een aantal zelfstandig werkende vrouwen die in de periode 2004-2008 zijn bevallen. Vóór 2004 kende Nederland een recht op uitkering in verband met zwangerschap en bevalling voor vrouwelijke zelfstandigen. In de periode 2004-2008 gold een dergelijke aanspraak niet en was de Nederlandse overheid van mening dat vrouwen zich particulier voor een zwangerschaps- en bevallingsuitkering konden verzekeren. Vanaf juni 2008 geldt wel weer een wettelijke aanspraak op een zwangerschaps- en bevallingsuitkering voor de vrouwelijke zelfstandige.

Schending VN-Vrouwenverdrag

De vrouwen hebben in eerste instantie tevergeefs tot aan de Hoge Raad geprocedeerd. Vervolgens dienden de vrouwen in 2011 een klacht in tegen de Nederlandse Staat bij het Comittee on the Elimination of Discrimination Against Women (CEDAW), wegens schending van het VN-Vrouwenverdrag. Het CEDAW stelde  (begin 2014) de vrouwen in het gelijk en deed de aanbeveling aan de Staat om de vrouwen een passende schadevergoeding toe te kennen voor het niet ontvangen van “maternity benefits”. De Staat meende niet gehouden te zijn uitvoering te geven aan de aanbeveling van het CEDAW. Vervolgens hebben de vrouwen begin 2015 een aanvraag voor een uitkering ingediend bij het UWV. Het UWV wees de aanvragen af.

Belangrijke uitspraak

In het door de vrouwen ingestelde beroep (twee keer bij de Rechtbank Amsterdam en één keer bij de Rechtbank Midden Nederland) werden de twee vrouwen die in Amsterdam procedeerden in het ongelijk gesteld en de derde kreeg van de Rechtbank Midden Nederland gelijk. De beide in het ongelijk gestelde vrouwen èn het UWV legden de beslissingen van de Rechtbank voor aan de Centrale Raad. En de Centrale Raad besliste nu in alle gevallen dat het ontbreken van een zwangerschaps- en bevallingsuitkering in strijd is met het Vrouwenverdrag. Aan het UWV wordt door de Centrale Raad een termijn van gegund van 16 weken om te zorgen dat de betrokken vrouwen een vergoeding ontvangen. Nu het Vrouwenverdrag slechts bepaalt dat vrouwen recht hebben op bevallingsverlof met behoud van (een zeker) inkomen, wordt de invulling van de vergoeding vooralsnog aan het UWV overgelaten. Een belangrijke uitspraak omdat deze ook gevolgen zal hebben voor andere vrouwen in dezelfde situatie. Overigens heeft het UWV eerder al toegezegd na een voor de vrouwen positieve uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (die er nu dus is) vrouwen in dezelfde situatie een redelijke termijn te gunnen alsnog een aanvraag in te dienen. Wordt vervolgd.