Op de Algemene ledenvergadering (ALV) van de NVJ hebben de leden afgelopen zaterdag twee moties aangenomen over de kwestie “Van Hout en de NVJ”.
Op de Algemene ledenvergadering (ALV) van de NVJ hebben de leden afgelopen zaterdag twee moties aangenomen over de kwestie “Van Hout en de NVJ”.
NVJ voorzitter René de Monchy tijdens de ALV (foto: Paul Teixeira)
Nadat het bestuur haar standpunt had toegelicht ontstond er een bij vlagen verhitte discussie, die uiteindelijk leidde tot het aannemen van twee moties, waarin de onaanvaardbaarheid over het samenwerken tussen journalisten en geheime diensten werd uitgesproken en het bestuur werd verzocht een ambtshalve uitspraak bij de Raad voor de Journalistiek te vragen over deze kwestie.
Ingekomen agendapunt was de kwestie Van Hout waar het bestuur de leden wilde horen hoe de NVJ als beroepsvereniging met dit soort integriteitskwesties van collega’s hoort om te gaan. Al vanaf het begin van de discussie stond voor alle aanwezigen, inclusief het bestuur van de NVJ, buiten kijf dat de samenwerking van een journalist met een inlichtingendienst, zoals in het geval Van Hout aan de orde, schadelijk is voor de beroepsgroep en ten strengste dient te worden afgekeurd.
Tegelijkertijd benadrukte het bestuur dat er bij dit agendapunt niet de vraag voor ligt, of lid van Hout geroyeerd dient te worden. Dit betreft immers een statutaire verantwoordelijkheid van het bestuur en hieraan dient bovendien een zorgvuldig traject van hoor en wederhoor vooraf te gaan. Pas indien en nadat het bestuur tot een royement zou besluiten, kan het betrokken lid in beroep gaan bij de ALV.
Vervolgens kregen de aanwezige leden de ruimte om hun mening te geven over de wijze waarop de NVJ dient om te gaan met een dergelijk ernstige inbreuk op de journalistieke beroepsethiek. Na een soms hoog oplopende, emotionele discussie met de leden, werden uiteindelijk twee moties door de leden aangenomen.
In de eerste motie, die met ruime meerderheid van stemmen wordt aangenomen, wordt het volgende geconcludeerd: "De algemene ledenvergadering, ter vergadering bijeen op 22 juni 2019, stelt vast dat het samenwerken van journalisten met inlichtingendiensten in geen enkel geval aanvaardbaar is."
In een daarop volgende tweede motie, die met algemene stemmen wordt aangenomen, wordt het volgende van het bestuur gevraagd: "De algemene ledenvergadering, ter vergadering bijeen op 22 juni 2019, gehoord de discussie over de onaanvaardbaarheid van samenwerking tussen journalisten en geheime diensten, draagt het bestuur op om een ambtshalve uitspraak te vragen aan de Raad voor de Journalistiek over deze aangelegenheid."
Het bestuur laat in een reactie weten dit ter hand te gaan nemen.