Openbaarheid overheid laat te wensen over

dinsdag 3 mei 2011

De journalistiek vervult een belangrijke rol voor het publiek om zicht te krijgen op de overheid, en op wat de overheid doet. Door mediapublicaties vormen mensen zich een beeld van de overheid. Ook reageren politici op media publicaties waardoor het politieke debat weer wordt beïnvloed. Hiervoor hebben journalisten informatie nodig van de overheid. Vorige week bleek uit onderzoek van de UvA dat journalisten zich te makkelijk neerleggen bij de invloed van voorlichters en niet assertief genoeg zijn.

Een van de middelen die de journalist heeft om zich assertiever op te stellen is de Wet openbaarheid van bestuur. Deze wet maakt het mogelijk om informatie van de overheid te verkrijgen. Uit een enquête onderzoek, uitgevoerd door de vakgroep Bestuursrecht & Bestuurskunde van de faculteit rechtsgeleerdheid van de Rijksuniversiteit Groningen, in opdracht van de Nederlandse Vereniging van Journalisten, blijkt echter dat journalisten niet veel gebruik maken van deze wet.

Dat is een opmerkelijke conclusie. Hoe kan dat? Wanneer de overheid weigert informatie te verstrekken, maken journalisten weinig gebruik van de juridische middelen die hen ter beschikking staan.
Maar de journalist die wel gebruik maakt van de juridische middelen, en een bezwaarschrift indient bij de overheid, heeft een grote kans van slagen. In bijna de helft van de gevallen krijgt de journalist alsnog de gevraagde informatie. Dit is significant meer dan de slagingspercentages die bleken uit een onderzoeksrapport dat de Universiteit Tilburg dit jaar publiceerde over de kans van slagen van bezwaarschriften bij de overheid in het algemeen. Kennelijk is de kwaliteit van de beslissingen van de overheid over informatieverzoeken onvoldoende. Overigens, in ruim een derde van de gevallen reageert de overheid helemaal niet op een verzoek om informatie van een journalist. Door zo weinig gebruik te maken van de juridische middelen laat de journalist informatie liggen.

Vanuit een oogpunt van controle op de overheid is dit slecht. Het lijkt er dan ook op dat alleen informatie die de overheid beschikbaar wìl stellen, openbaar wordt. Andere informatie wordt niet verstrekt, of er wordt niet gereageerd op het informatieverzoek. En dit past niet in een democratische rechtsstaat. Het publieke debat moet niet door de overheidsvoorlichter geregisseerd worden, maar door het publiek zelf. Maar als de overheid informatie niet verstrekt, dan wordt het publiek de middelen hiervoor uit handen geslagen.
Tegelijkertijd blijkt uit het onderzoek dat het ook niet raar is dat journalisten weinig procederen. Procederen duurt namelijk lang. Vorig jaar bijvoorbeeld duurde het gemiddeld een jaar, voordat een ingediend beroepschrift tegen een informatieweigering op een rechtbankzitting werd behandeld. Voor een journalist, die het moet hebben van de actualiteit, is dit te lang. En met name voor de groep journalisten die als freelancer hun brood moeten verdienen, is het dan lonender om zich op een ander onderwerp te richten.

Uit de wetsgeschiedenis van de Wet openbaarheid van bestuur blijkt overigens dat in 1986 eens overwogen is om in de termijn waarbinnen door de overheid op een verzoek om informatie moet worden beslist, onderscheid te maken: binnen een week als een verzoek om informatie door de media werd gedaan, drie weken als een verzoek om informatie door een ander werd gedaan. Hiervan is afgezien omdat in openbaarheidwetgeving geen onderscheid gemaakt wordt naar de verschillende groepen aanvragers van informatie. Deze overweging van destijds onderstreept echter wel het belang dat journalisten hebben bij een spoedige informatievoorziening.

Openbaarheid is geen gunst door de overheid. Openbaarheid is van essentieel belang voor effectieve controle op het functioneren van de overheid. De rol van de journalist is daarbij onontbeerlijk. Enerzijds krijgt de journalist de horen dat hij zich assertiever moet opstellen. Maar anderzijds blijkt uit onderzoek dat de journalist niet met de geldende openbaarheidswetgeving uit de voeten kan, een belangrijk middel voor een assertievere opstelling.

In het kader van de persvrijheid is het daarom essentieel dat de kennis over de openbaarheidsregelgeving omhoog gaat. Journalisten moeten flink investeren in kennis over de Wet openbaarheid van bestuur. Procederen tegen de overheid loont namelijk. Dit komt de transparantie van en de controle op de overheid ten goede. Hier staat tegenover dat ook de overheid moet investeren in kennis van de wettelijke regels over openbaarheid. De kwaliteit van de besluitvorming hierover blijft achter.
Ook moet worden voorzien in kortere procedures wanneer de overheid weigert informatie te verstrekken. De controle op de weigerachtige overheid schiet te kort door langdurige juridische procedures. Zo blijft veel overheidsinformatie onder de pet, die openbaar had moeten zijn.

Het onderzoek zal als onderdeel van de Persvrijheidsdag op dinsdagmiddag 3 mei worden gepresenteerd in TrouwAmsterdam, Wibautstraat 127. Meer info op www.persvrijheid.nl

Thomas Bruning, algemeen secretaris van de NVJ
Aline Klingenberg, docent bestuursrecht Rijksuniversiteit Groningen