Freelancer uit overtuiging: zegen en zorg

donderdag 28 november 2013

OPINIE – Deze week verschijnt een onderzoek naar de positie en inkomensontwikkeling van freelancers. Ondanks dat de overgrote meerderheid van de freelancers uit overtuiging voor een onafhankelijk bestaan in de journalistiek kiest, staan tarieven onder druk en neemt de concurrentie toe. Internationaal onderzoek laat zien dat freelancejournalistiek de norm wordt, maar juridisch en economisch onbeschermde journalisten zijn kwetsbaar. In zijn recente Kamerbrief over pers en journalistiek zegt staatssecretaris Sander Dekker van alles over hoe essentieel de journalistiek voor onze democratie is, maar heeft nauwelijks woorden over zij, die al dit pluriforme moois mogelijk maken: journalisten.

In september 2013 is een internetsurvey uitgevoerd onder de leden van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), Nederlandse Vereniging van Fotojournalisten (NVF), de Freelancers Associatie (FLA), de Fotografen Federatie (FF) en auteursrechtenorganisatie Lira. Uit de antwoorden van de 847 deelnemende journalisten blijkt dat de gemiddelde freelancer in 1966 geboren is, in 1999 met het freelancerbestaan begon en veelal hoog opgeleid is. Iets minder dan de helft (43%) is vrouw (ten opzichte van 36% van alle journalisten in Nederland).

Wat opvalt is de omvang van de groep die puur uit overtuiging freelancer is: 43%. Slechts 14% is freelancer vanwege gedwongen ontslag. Dit bevestigt het beeld uit (internationaal) onderzoek, dat zij die ooit een vast dienstverband hadden het meestal niet redden als zelfstandige en eerder geneigd zijn een vaste baan elders te zoeken. Van alle freelancers wil 5% toch liefst (weer) een baan in loondienst.
De praktijk van tweederde van alle freelancers bestaat uit puur journalistiek werk. Dit is mooi – maar hier zit juist ook de keerzijde van de medaille. Uit de antwoorden op de vragen van dit onderzoek blijkt dat freelancers gemiddeld ruim 37 uur per week werken, maar er daarvan slechts 22,5 betaald krijgen. Onbetaald werk is een vast onderdeel van de arbeidsomgeving in creatieve beroepen (denk aan het schrijven van filmscripts of het verzorgen van specultief werk in de reclamewereld met het oog op het aantrekken van nieuwe cliënten), maar was tot voor kort nog een uitzondering in de journalistiek.

De onderlinge concurrentie is sterk toegenomen (in vergelijking met het laatste onderzoek onder freelance journalisten uitgevoerd door Teunis IJdens en Harold van der Werff in 2003). De opdrachtgevers worden hierdoor steeds machtiger, zo blijkt ook uit de daling van de tarieven voor journalistiek werk, welke structureel is. Vooral onder fotografen zijn de tarieven bijna met de helft gedaald gedurende de laatste tien jaar. Wat ook tekenend is: ongeveer tweederde van alle freelancers is niet verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid, 88% niet tegen werkloosheid en 35% doet financieel niets voor de oude dag (of heeft daar simpelweg niet de financiële ruimte voor). Deze situatie is maar al te gewoon wat betreft de positie van de zelfstandige in het Nederlands sociaal recht over het algemeen, zoals bijvoorbeeld blijkt uit het proefschrift hierover van Monique Aerts uit 2007. Mensen die in de media werken, zijn de pioniers van de manier waarop de wereldeconomie zich aan het herinrichten is, met een levens- en werkstijl waarbij arbeidszekerheid en een min of meer voorspelbare toekomst slechts een verre droom zijn.

Steeds meer journalisten werken zonder dat een werkgever verantwoordelijk is voor zoiets als pensioenbijdrage, vakantiedagen, doorbetaling bij ziekte, opslagregeling of winstuitkering. Volgens de laatste representatieve telling uit 2010 werkt eenderde van Nederlandse journalisten in alle leeftijdscategorieën als freelancer met verschillende opdrachtgevers; 12 procent heeft een vaste opdrachtgever (bijvoorbeeld één specifiek dagblad, programma of tijdschrift) en één procent combineert een vaste baan met freelancen.

Het lijkt er sterk op dat journalisten tot het freelancen gedwongen worden door aanhoudende ontslagen bij alle nieuwsmedia in Nederland. Zowel bij de landelijke en regionale omroep, de dagbladen als in de tijdschriftsector wordt stelselmatig bezuinigd op redacties. Een subtieler proces dat hieraan parallel loopt is het omzetten van vaste contracten in tijdelijke aanstellingen en het daarna niet meer verlengen van dit soort provisioneel dienstverband. Hoewel dit proces niet nieuw is, neemt het de laatste jaren een vogelvlucht, aangejaagd door het uitblijven van een verdienmodel voor de distributie van nieuws via internet.

De verschuiving vast ‘vast’ naar ‘vrij’ is niet exclusief voor de journalistiek. In feite vindt dit proces plaats in zo goed als alle sectoren van de economie. Volgens de enquête beroepsbevolking (EBB) van het CBS is het aantal zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) tussen 2000 en 2010 verdubbeld. Ongeveer één op de tien mensen van de totale werkzame beroepsbevolking in Nederland is zelfstandige. Volgens het CBS is stijging van het aandeel zzp’ers in de werkzame beroepsbevolking structureel voor alle generaties. In de creatieve sector, waarvan journalistiek deel uitmaakt, is het aantal zelfstandigen (waaronder freelancers) veel groter. Daarom kan gesteld worden dat wat zij meemaken de voorhoede van ervaringen in de rest van de economie vormt.

De onzekere omstandigheden waarbinnen het journalistieke handwerk in Nederland zijn zorgwekkend. Nu we voor ons nieuws in toenemende mate afhankelijk worden van het werk verricht door zowel juridisch als economisch onbeschermde journalisten, is het zaak om de discussie over het noodzakelijke karakter van kwaliteitsjournalistiek in de democratie nieuw leven in te blazen.

In de huidige discussie over de toekomst van de publieke omroep, de teloorgang van lokale media en het uitblijven van een verdienmodel voor gedrukte media op internet vergeten we de cruciale rol van de individuele zelfstandige journalist. Dit blijkt eens te meer uit de kamerbrief over pers en journalistiek van Staatssecretaris Sander Dekker van 19 november 2013, waarin hij opmerkt dat journalisten “vervullen … een belangrijke rol in de relatie tussen overheden, burgers en bedrijven. Vanuit zijn rol agendeert en duidt de journalist wat er in de samenleving leeft en heeft hij een controlerende functie op de macht. Dit alles kan alleen als de pers onafhankelijk is. Het kabinet staat daarom pal voor journalistieke onafhankelijkheid en vrijheid van de pers.” Hiermee verwart Dekker ‘journalistiek’ met de bedrijfstak. Aangezien steeds minder journalisten rechtstreeks onder de beschermde en gesalarieerde mantel van het nieuwsbedrijf vallen, heeft het steeds minder zin het persbeleid uitsluitend op het behoud van bedrijven (de omroep en uitgeverij, specifieke organisaties of titels) te richten. De discussie moet juist nu gaan over de toekomst van de (zelfstandige) journalist.

Hier liggen verantwoordelijkheden bij alle partijen: bij het publiek om actief betrokken te blijven bij het nieuws, bij adverteerders om hun reclames te plaatsen bij media die aanzien en vertrouwen bij de bevolking genieten, bij journalisten om zich niet te laten onderbetalen en wegsaneren, bij het nieuwsbedrijf door te blijven investeren in innovatie en talent, en bij de overheid om de marktwerking ten gunste van zelfstandigen te steunen en stimuleren.

door: Prof.Dr. Mark Deuze, Hoogleraar Mediastudies, in het bijzonder Journalistiek, Universiteit van Amsterdam