Beeld over de toekomst

dinsdag 24 januari 2017

Een paar jaar geleden mocht ik meepraten over een heel klein stukje Nederlandse krantengeschiedenis; namelijk een bod óp-, en dus de mogelijke overname ván NRC Handelsblad. Niet dat ik maar enige illusie had dat mijn stem gehoord zou worden. Maar het omgekeerde was wél waar: het meemaken was voor mij van substantiële betekenis. Ik werd namelijk gedwongen na te denken over het toekomstige medialandschap in het algemeen en de mogelijk plaats van NRC (krant en internet) daarin.

In de gesprekken die ik had, greep ik terug op mijn journalistieke kennis over ondernemen. Vanuit mijn financieel-economische interesses, spreek ik af en toe met ondernemers, bedrijfsadviseurs en sectorkenners. Steeds weer valt mij op dat zij voor zichzelf éérst een beeld van de toekomst vormen. Vervolgens stellen zij zichzelf een tweede vraag: Welke plaats heeft mijn product of dienst in die toekomstige wereld ? (En: hoe kan ik daar geld aan verdienen ?) Ik heb die methode altijd onthouden; aan sommige beslissingen moet een generieke visie op de toekomst vooraf gaan.

Zo gold het mijns inziens ook voor de overnemende partij van NRC. De biedende directie moest zich éérst een beeld vormen over de toekomstige krantenwereld. Pas dan kon worden berekend of er geïnvesteerd moest worden. Ik hoef u de uitkomst niet te onthullen (voor diegenen die het niet meer weten: NRC werd niet overgenomen door het moederbedrijf van het Financieele Dagblad en BNR nieuwsradio).

Na die boeiende decemberdagen ben ik (uiteraard) blíjven nadenken over de toekomst van de media en de rol van de journalistiek. Ik vond dat ik als journalist een beeld moest hebben over hoe ons vak er over een paar jaar uit ziet, wat er van ons gevraagd gaat worden, wat we daarvoor kunnen rekenen, welke opleidingen nodig zijn en wat de grootste concurrent van de journalistiek gaat worden.

Bij die zoektocht dienen zich vele vragen aan zoals: hoe kan het dat advertentie-uitgaven stijgen maar dat het steeds moeilijker wordt om kranten, nieuwsbladen, documentaires en journalistieke research rendabel te houden ? En: waarom lijkt de verhouding columnist versus journalist/redacteur steeds meer over te hellen naar de eerste ? Of: welke websites kunnen wel of níet als nieuwsbron bestempeld worden ? Maar ook: waarom staat er bij een nieuwsfoto niet de mate van fotoshopbewerking (zoals financiële producten of ongezond voedsel wél waarschuwingen moeten hebben) ? En waarom is contentmarketing aan het toenemen, terwijl klokkenluiders hebben moeten knokken voor wettelijke bescherming ?

De gevonden antwoorden op deze vragen hebben mij somber gestemd over de plek van de journalistiek in het toekomstige medialandschap. Maar ik zet mij graag in voor een betere toekomst voor ons vak. Overigens zonder mijn bescheiden plek in het Nederlandse medialandschap uit het oog te verliezen.