Een culinair redacteur is sinds 1 januari 1989 werkzaam voor een dagblad. Ze was geen schriftelijke arbeidsovereenkomst aangegaan en kreeg maandelijks voor haar recepten betaald. De rechtbank had eerder geoordeeld dat sprake was van een arbeidsrelatie in de zin van artikel 1b lid 2 BBA. De werkgever verzoekt vervolgens toestemming aan het UWV om de relatie met de werknemer vanwege bezuinigingen te mogen opzeggen. Deze aanvraag wordt echter afgewezen omdat de werkgever de bedrijfseconomische noodzaak van het vervallen van de arbeidsplaats onvoldoende inzichtelijk kon maken.