Twee exploitanten van boten uit de voormalige Utrechtse prostitutiezone spanden een kort geding tegen de burgemeester van Utrecht aan omdat hij hen in een kranteninterview in het AD ten onrechte in verband gebracht zou hebben met mensenhandel.
Twee exploitanten van boten uit de voormalige Utrechtse prostitutiezone spanden een kort geding tegen de burgemeester van Utrecht aan omdat hij hen in een kranteninterview in het AD ten onrechte in verband gebracht zou hebben met mensenhandel.
In dit interview merkte de burgemeester onder meer het volgende op: ‘Laat ik beginnen met dat het volstrekt terecht is dat de vergunningen van de exploitanten zijn ingetrokken. Wat daar gebeurde, tart elke beschrijving’.
De exploitanten vorderden een rectificatie. De rechter overweegt in het kader van art. 10 EVRM dat zij in het interview niet bij naam worden genoemd en dat de beschuldiging van mensenhandel in het interview ook niet valt. Daardoor bestaat er onvoldoende feitelijke grondslag voor toewijzing van de gevorderde rectificatie. Bovendien zijn andere exploitanten van de prostitutieboten strafrechtelijk veroordeeld, waardoor het aannemelijk is dat zich op het Zandpad dusdanig ernstige feiten hebben voorgedaan, dat de uitlating van de burgemeester gerechtvaardigd is. Het belang om zich ter voorlichting van het publiek in het openbaar kritisch, informerend en/of waarschuwend uit te laten omtrent voorvallen die de samenleving raken, dient te prevaleren. De vorderingen van eisers worden afgewezen.
Bron: Uitspraken Rechtspraak