Een werknemer was bijna twee maanden werkzaam toen hij de arbeidsovereenkomst met daarin een proeftijd van twee maanden ondertekende. Kort daarna beëindigde de werkgever de arbeidsovereenkomst op grond van de proeftijd. In beginsel behoort een proeftijd voorafgaand aan de arbeidsovereenkomst schriftelijk te worden overeengekomen. De kantonrechter overweegt dat een latere schriftelijke vastlegging van een mondeling afgesproken proeftijd weliswaar is toegestaan, maar dan moet de proeftijd wel vóór of kort na aanvang van de arbeidsovereenkomst worden afgesproken. Daarover was in dit geval discussie en daarom oordeelt de kantonrechter dat geen sprake is van een rechtsgeldig proeftijdontslag.