“Uiteindelijk is het wel de vraag wat de regionale journalistiek ons waard is”

Henk Ruijl, sinds een jaar hoofdredacteur van Omroep West, kwam daar negen jaar geleden binnen om de journalistiek bij West op de kaart te zetten. Dat is gelukt. ‘Nu kan ik je het verhaal vertellen dat de journalistiek beter is geworden en dat we onwijs hard bezig zijn om de processen goed te krijgen. De andere kant van het verhaal is dat ik nu geen programma’s meer kan maken die ik vier jaar geleden nog wel maakte op TV.’ Per saldo is er minder te besteden dan negen jaar geleden. En dat wringt. ‘Uiteindelijk is er echt wel wat aan de hand en is het de vraag wat de regionale journalistiek ons waard is.’

Toen hij begon bij Omroep West was hij nog “de krantenman”, die bij Het Binnenhof, later bij AD Nieuwsmedia en AD/Haagsche Courant had gewerkt. Uiteindelijk in een leidinggevende functie. Als je kunt organiseren ben je voor je het weet leidinggevende, legt Henk Ruijl nuchter voor. Vijftien jaar geleden werd hij gevraagd de organisatie van de redactie van het vernieuwde AD mede vorm te geven. ‘Laat ik zeggen dat het een leerzame tijd was als je mensen weet samen te brengen die liever niet samen willen.’ Uiteindelijk koos Ruijl om bij de regio te blijven. ‘Daar ligt toch echt mijn hart.’

Veel journalisten zien regiojournalistiek als een opstapje naar de landelijke.

‘Die verleiding heb ik nooit gehad. Ik heb jarenlang verhalen gemaakt in de Schilderswijk en vond het altijd fijn om het verschil te maken in de omgeving die je zo goed kent. Bij een regionale omroep is het gebied groter, maar je blijft wel dicht bij de mensen. Ook de manier waarop wij journalistiek bedrijven komt daarin terug. Had ik ooit de ambitie om hoofdredacteur van Omroep West worden? Het was in elk geval niet iets waar ik op school mee bezig was. Maar als dat je overkomt is het heel leuk. Mijn voormalige chef Jan D. Swart zei ooit: "Het lot van de chef is dat als je collega's op pad stuurt en ze komen terug met een geweldig verhaal, dan zou je willen dat je het zelf had gemaakt.

En als je collega's pad stuurt en ze komen terug met een verhaal dat ze om zeep hebben geholpen, dan zou je willen dat je het zelf had gemaakt.” Die spanning blijft altijd. Als ik morgen weer stukjes moet tikken of video's moet maken, ga ik dat met even veel plezier doen. Maar dat plezier heb ik ook om hier in de regio als hoofdredacteur het verschil maken.’

Hoe groot was de overstap naar de omroep?

‘In afstand letterlijk om de hoek; in journalistieke zin geen verschil; maar als het gaat om kanalen een wereld van verschil. Ik begrijp wel dat ze mij in de beginjaren de krantenman noemden.’

Wat is dat verschil dan?

‘Om een verhaal in beeld te vertellen heb je een andere aanvliegroute nodig. Het maken van video en TV is een stuk lastiger van plan tot resultaat, dan dat je je pen en papier pakt en een fotograaf bestelt. Ik heb moeten wennen aan dat proces. Wat ik gaaf vind is dat radio, TV en online veel meer een teamprestatie is.

Ik ben negen jaar geleden gevraagd om de journalistiek bij West op de kaart te zetten. Meer nieuws dus. Maar wat is nu nieuws? Tegenwoordig roep ik dat het om drie dingen gaat: de feiten, de feiten en de feiten. Op aarde om uit te zoeken hoe het zit.’

Benaderen jullie je werk anders dan landelijke verslaggevers?

‘Je krijgt andere verhalen, omdat we het gebied beter kennen en een groot netwerk hebben. We weten mensen sneller te vinden. Maar ja, wij hoeven ook niet het hele land te doen.’

Wat trof je aan toen je binnenkwam bij Omroep West?

‘Het was een hele lieve en fijne club. Maar je mag elkaar ook wel aanspreken op wat we met elkaar doen. In de journalistiek gaat het om uit te zoeken hoe iets zit – feiten – en dat is hartstikke moeilijk. Wat mij betreft is de journalistiek op aarde om tegels te lichten. Dat klinkt meteen heel zwaar, maar uiteindelijk vind ik wel dat je daar het verschil maakt. Ook als je weinig menskracht hebt of je dat niet altijd kunt.’

Als je het hebt over tegels lichten dan heb je daar tijd voor nodig. Is die ruimte er?

‘We hebben zeker tijd om dingen uit te zoeken en feiten boven water te halen. Gisteren sprak ik een collega die anderhalve dag bij de gemeenteraad aanwezig was geweest. Er werden allerlei zaken besproken met Omroep West als journalistieke bron. Ter illustratie: Den Haag zoekt een nieuwe burgemeester. Op een oproep kreeg de gemeente 110 mails van burgers binnen. Dat viel tegen. Ik citeer: “Maar gelukkig was daar Omroep West met een eigen poule met bijna 3.000 reacties". Het is misschien niet meteen tegels lichten, maar het ging daar wel anderhalve dag over verhalen die wíj hadden gemaakt.’

Dat zegt iets over jullie impact.

‘Daar ben ik dan ook trots op. We hebben hier lang gepraat over waartoe wij hier op aarde zijn. Dat heeft ertoe geleid dat we een strategische journalistieke visie hebben opgesteld. We hebben meer ruimte gemaakt voor mensen die zelfstandig en los van de waan van de dag kunnen werken op verschillende dossiers: politiek, politie, zorg, cultuur, vrije tijd en sport en onderzoeksjournalistiek.

Binnen die visie hebben we ook het journalistieke beleid geformuleerd. We zijn constructief. Niet alleen problemen signaleren, maar ook kijken waar de oplossingen liggen en welke partijen bijdragen aan de oplossing. En we willen ook heel graag samenwerken met het publiek. Via een tool – Hearken – worden lezers- en kijkersvragen gesteld. Het fascinerende is dat we dagelijks vragen binnenkrijgen, die hier nog nooit zijn gesteld.

Ook hebben we georganiseerd dat we samenwerken met vijf lokale omroepen, waarbij wij menskracht bij de lokale omroepen neerzetten. Het is een project dat we gestart zijn in samenwerking met het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek. Inmiddels gaan we zelfstandig verder en gelukkig liggen er bij het ministerie van OCW kansen voor lokale en regionale samenwerkingen. Het is steeds de kunst om incidenteel geld om te zetten naar structureel geld.’

Samenwerking tussen lokaal, regionaal en landelijk is vaak het sleutelwoord.

‘Ons beeld was aanvankelijk om met 20 of 30 lokale omroepen samen te werken, maar de ene staat er meer voor open dan de ander. Drie jaar geleden stonden we nog met ruggen tegen elkaar. Nu gebruiken zij ons materiaal en wij gebruiken hun materiaal. We zijn de verbindingsfactor naar enerzijds de lokale omroepen en anderzijds de NOS. Ook daar merk ik de bereidheid om samen met regio's op te trekken. Marcel Gelauff is fan van de regio en ik ben fan van Marcel Gelauff. Op 1 april presenteren we een vergaande samensmelting van de apps van de regio's en de NOS, waarbij je als landelijk bezoeker kunt kiezen voor regionaal nieuws en als regionale bezoeker voor landelijk nieuws.’  

Hoe staat Omroep West er financieel voor?

‘Ik ga er niet moeilijk over doen maar toen ik hier binnenkwam, hadden wij 4,6 miljoen euro meer te besteden dan nu op een begroting van 12 miljoen. Nu kan ik je het verhaal vertellen dat de journalistiek beter wordt en dat we onwijs hard bezig zijn om de processen goed te krijgen, maar de andere kant van het verhaal is dat ik nu geen programma’s meer kan maken die ik vier jaar geleden nog wel maakte op TV. Dan moeten we ook nog de beweging online maken. We worden steeds meer gedwongen om keuzes te maken. Dat vind ik een pijnlijk proces. We zoeken samenwerking met de lokale omroepen, we werken samen met de NOS maar per saldo heeft Omroep West er geen euro bij gekregen.’

Met hoeveel fte doe je dat?

‘In totaal zo'n 80 fte waarvan 50 tot 60 redacteuren en zo’n 50 freelancers. Die laatste groep doet net zo hard mee, hè. Er is wel een verschuiving geweest tussen vast en freelance. Zo’n acht jaar geleden was de verhouding vast/freelance 40/60, nu is dat 70/30. Het bestand vast is dus groter geworden. Een bewuste keuze om zo meer structuur in de organisatie te creëren, niet steeds in overdrachten te belanden en meer continuïteit in menskracht te krijgen.’

Je hebt minder budget maar je wil geen kwaliteit inleveren en ook geen mensen. Waar gaat het ten koste van?  

‘We hebben minder activiteiten dan acht jaar geleden. Dit jaar nemen we afscheid van succesvolle programma’s, zoals Op de Kaart en Talkshow FRITS. Natuurlijk zijn dat keuzes. We willen online beter presteren, we willen meer tijd steken in journalistiek, en meer in de teams werken. Maar ik heb niet meer het geld heb om het allemaal te doen.’

Is er een grens wat jou betreft?

‘Onze directeur Gerard Milo zegt: "Ik vind dat we de mate waarin we effectief kunnen zijn en er nog elke dag staan wel voorbij is". Die mening deel ik met hem. In de regio werken in de media minder mensen dan ooit. Dat is geen signaal dat de journalistiek erop vooruit gaat. We proberen met incidentele subsidies het tij te keren, maar het blijft incidenteel geld. Dus ik heb wel grote zorgen over de regionale journalistiek, absoluut. Met de nieuwsvoorzieningen in de grote steden gaat het nog, maar als je er even buiten komt…’

Hoe kijk je tegen de plannen van minister Slob aan met deze ontwikkelingen op de achtergrond?

‘Het is een illusie om te denken dat de regionale omroepen helemaal zelfstandig NPO3 gaan vullen. Dat willen we helemaal niet. Maar de regionale omroepen hebben wel één zorg: zichtbaarheid. Je zult als consument maar een regionale zender moeten zoeken en die blijkt op kanaal 512 te zitten. Dus een plek op het derde net helpt, ook als dat maar tien minuten per dag is. Prima. Ik vind dat we vooral samen moeten optrekken voor dat derde net en geen ruzie moeten maken met de landelijke omroepen. Maar er is nog wel een technisch ding op te lossen. Om alle kabelaars zo uit te rusten dat wij als regionale omroepen per regio op het derde net kunnen. Maar het gaat bijvoorbeeld wel veel geld kosten. Als minister Slob roept dat hij dit wil maar er geen euro extra in wil steken dan ben ik toch even minder fan van de minister. Ik begrijp zijn dilemma dat hij niet de enige minister is en dat hij zijn geld niet oneindig kan inzetten. Maar ik vind het lastig om het een plekje in mijn hoofd te geven, wetende dat hij hier op bezoek was en zo enthousiast is over de regionale omroepen.’

Trekken alle regionale omroepen gelijk met elkaar op?

‘Ja. Binnenkort zitten we weer met alle hoofdredacteuren bij een tweedaagse inspiratiesessie. Zo’n vijf jaar geleden riep staatssecretaris Dekker dat we allemaal samen moesten. Al dat praten kostte energie en geld en uiteindelijk hebben we nog steeds 13 omroepen, 13 directeuren en 13 hoofdredacteuren. Die weten elkaar nu onderling te vinden. Als er één les is, dan is dat dat je elkaar beter vindt vanuit de inhoud, dan vanuit structuren en besturen. Dat is ook waarom de samenwerking met de lokale omroepen is gelukt. We zeiden: "We gaan het gewoon doen. Of de besturen dat nou willen of niet". En je ziet dat er successen worden geboekt.’

Hoe zie jij de toekomst. Waar staan de regionale omroepen over vijf of tien jaar?

‘Twee jaar vind ik al ver.’

Anders gesteld: welke carrièreperspectieven hebben jonge journalisten bij de regionale omroepen?

‘Fantastisch nog altijd, vind ik. We hebben in de afgelopen zeven maanden twaalf mensen aangenomen. We zoeken vooral journalisten. Toen ik hier binnenkwam werkten hier heel veel programmamakers. Heel verklaarbaar en fantastische programmamakers, maar een programma maken is nog iets anders dan journalist zijn.’

Steeds blijkt uit gesprekken met landelijke en regionale omroepen dat de werkdruk zo hoog ligt. Is Is dit herkenbaar?

‘Werkdruk is een groot ding. We proberen een werkproces te organiseren, waarin we elkaar heel erg helpen. We weten dat we op alle kanalen iets willen hebben en dat we dat snel willen hebben. Het eisenpakket is fors en daarvan weet je dat één redacteur dat niet in acht uur redt. Daarin moeten we elkaar helpen. Ook het tv-nieuws is anders georganiseerd: in de studio geven gasten duiding en verdieping en dat doen we om niet in de waan van de dag telkens een videootje te vragen voor half zes. Over dat werkproces praten we volop. Maar ik maak me wel zorgen over die werkdruk, want het is mijn verantwoordelijkheid.’

Waar zou de NVJ op moeten focussen als het gaat om het kabinetsbeleid, de budgetproblematiek of de hoge werkdruk?

‘Allereerst gaat het om de vraag of we het op termijn gaan redden. Er zijn heel veel incidentele geldstromen ontstaan. Het land is inmiddels volgebouwd met provincies die praten over extra incidenteel geld. Hoe goed bedoeld het ook is en hoe stimulerend ook, maar eigenlijk is er alleen maar behoefte aan structureel geld. Incidenteel geld is ook verantwoording afleggen. Voor je het weet, heb ik hier iemand die fulltime bezig is om subsidieverantwoordingen te schrijven. We zullen incidenteel geld niet laten lopen, maar het lost het uiteindelijk niet op.’

Hoe kan de NVJ hierbij helpen?

‘Misschien vooral de problemen bespreekbaar maken en dan op zo'n manier dat het niet altijd meteen een probleem is, maar ook hoe we dit kunnen oplossen binnen onze ambities. Maar ook de programmamakers zouden in beweging moeten komen, want er is echt wel wat aan de hand. Uiteindelijk is het wel de vraag wat de regionale journalistiek ons waard is. We weten allemaal dat journalistiek de pijler onder de democratie is. Maar dat is wel abstract voor veel mensen en dit uitleggen aan de inwoners van Duindorp of Scheveningen valt niet mee. Totdat het niet meer bestaat. Dan zeggen we allemaal: “Hadden we toen maar actie gevoerd.”’

 

Foto: Truus van Gog

Tekst: Connie Wiering